De buldogmier (Myrmecia) agressief en dodelijk
De buldogmier komt alleen in Australië en op de naburige eilanden voor. Menigeen die elders op de wereld woont, zal blij zijn dat dit 'monstertje' niet op zijn continent voorkomt. Deze uit de kluiten gewassen roofmier behoort tot de giftigste en agressiefste insecten die de aarde rijk is. Buldogmieren houden zich schuil in de dichtbeboste (kust)gebieden van het Australisch continent. Ze zijn bepaald niet afwachtend. Ze vallen alles en iedereen aan die zich binnen zichtafstand bevindt. Ook de mens. De rode en zwarte soort zijn het meest strijdlustig. Buldogmieren worden tot wel vier centimeter lang, afhankelijk van de soort, en hun kaken zijn bezet met messcherpe karteltandjes. Van het geslacht Myrmecia zijn tientallen soorten bekend en uitvoerig beschreven. De steek van een buldogmier voelt als een venijnige wespensteek en kan een levensbedreigende anafylactische shock veroorzaken.
Inhoud
De buldogmier een militante, agressieve roofmier uit Australië
Van alle mieren die wereldwijd rondlopen wordt de forse buldogmier (
Myrmecia) tot het
primitiefste, gevaarlijkste en giftigste geslacht gerekend. De buldogmier heeft gekartelde kaken waarmee hij venijnig hard kan bijten en zijn prooi kan verscheuren. Hij heeft echter ook een angel, zoals
wespen en
bijen. Hiermee spuit hij gif in het slachtoffer. De buldogmier kan dus zowel bijten als steken.
Strijdlust
De naam 'buldog' hebben deze mieren te danken aan de ongebreidelde strijdlust waarmee ze hun nest verdedigen en wild om zich heen bijten en steken. Hun 'opvliegendheid' is in Australië dan ook spreekwoordelijk. De buldogmier leeft in losse
kolonies van ongeveer 500 tot 1000 mieren. Hij is zowel een vleeseter als een zoetekauw, die zich zo nu en dan ook graag laaft aan bloemennectar en het sap van vruchten.
Uiterlijk van de buldogmier
De buldogmier mag met recht een uitzonderlijk
militante mier worden genoemd. En zo ziet hij er ook uit uit met zijn twee imposante kaken, zijn angel net een zwaard en het moreel van een kamikaze. Buldogmieren zijn onbetwist de sterkste, machtigste en primitiefste mieren op aarde. Sommige kenners noemen ze relicten uit duistere, vervlogen tijden. Uit era's dat in de natuur het motto 'eten en gegeten worden' nog meer gold dan tegenwoordig.
Lichaam
Het lijfje van de rode buldogmier (
Myrmecia gulosa) is gesegmenteerd en bestaat uit drie delen. Ze zijn duidelijk te onderscheiden: de relatief kleine kop met stevige kaken, het langgerekte borststuk, en het achterlijf waaraan zich een vervaarlijke angel bevindt. Het lijfje is geel-roodachtig van kleur. De punt van het achterlijf is zwart. Op de onderkant van het lichaam (van de rode buldogmier) groeien tal van gele haartjes. Buldogmieren kunnen twee tot vier centimeter (zonder de poten) lang worden, afhankelijk van de soort.
Poten
Van de zes relatief lange poten zijn de achterste twee geveerd, waardoor sommige soorten
sprongen kunnen maken van wel dertig centimeter, dus tien keer hun lichaamslengte. Wie in korte broek door het Australische of Nieuw-Caledonische oerwoud loopt en slecht gehumeurde buldogmieren en dat zijn ze meestal passeert, kan er dus in een oogwenk enkele op zijn onderbenen hebben. Ze aarzelen overigens niet, ze bijten en steken meteen.
Kop, ogen en kaken
De kop van de buldogmiersoorten is relatief klein vergeleken met de rest van het gesegmenteerde lijf, en bevat twee gelede sprieten of antennes. De buldogmier heeft facetogen, zoals bij
vliegen, waardoor zijn gezichtsvermogen ronduit fenomenaal is en beter dan dat van alle andere mierengeslachten. De monddelen bestaan uit twee scharnierende en stevig gespierde kaken, die elkaar in rust overlappen. Bovendien is de binnenkant van elke kaak voorzien van gekartelde, messcherpe
tandjes. Daarmee kan hij zijn prooi verscheuren.
Angel
De angel van onder andere de rode buldogmier (
Myrmecia gulosa) bevindt zich aan de punt van het achterlijf. Nadat de mier zijn prooi met zijn gespierde kaken heeft vastgegrepen, buigt hij het achterlijf naar beneden en naar voren om de
gifangel zo diep mogelijk in de prooi te kunnen steken. Overigens hebben alleen de werksters een angel.
Leefwijze
Buldogmieren zijn bosbewoners. Ze houden van dichtbegroeide
wouden met een overvloed aan prooi. De nesten zijn te vinden op open plekken in het bos, verwarmd door de zon. Buldogmieren leven in kolonies van 500 tot 1000 exemplaren, hoewel er ook soorten zijn waarvan de krioelende legers uit duizenden mieren bestaan. Net als andere mierengeslachten zorgt de koningin voor nakroost. De werksters omringen en beschermen haar. Ze zorgen voor het voedsel, voornamelijk
insecten en
spinnen, en slepen hun prooi naar het nest.
Indrukwekkend snel
Hun militante aard wordt duidelijk zodra men met een stok hun nest verstoord of simpelweg te dicht bij het nest komt. Massaal en opmerkelijk snel komen de buldogmieren dan tevoorschijn om de koningin en de eieren te verdedigen. Het is in dat geval belangrijk om goed op te letten en weg te lopen, want buldogmieren zijn met hun lange poten razendsnel. Ze zitten in een mum van tijd met tientallen op de benen. Bijtend en stekend
verdedigen ze hun nest over een afstand van 10 tot 20 meter. Ze hebben hun naam te danken aan de verbetenheid waarmee ze de aanval inzetten.
Ondergronds nest van de rode buldogmier (
Myrmecia gulosa) /
Bron: Dcoetzee, Wikimedia Commons (Publiek domein)Het nest van de buldogmier
Het nest van de buldogmier heeft de vorm van een bult, een heuveltje op de bosgrond. De basis of het fundament ervan kan bijvoorbeeld een dode boomstam zijn. Het nest kan zich zowel boven- als ondergronds bevinden. Kenmerkend is uiteraard het
labyrint aan gangen en tunnels, zoals bij alle mieren. Ook zijn er soorten die zich in bomen nestelen, eveneens zoals bij veel andere mierengeslachten het geval is.
Honkvast
Buldogmieren zijn honkvast. Het zijn geen
trekmieren zoals de
Eciton burchelli die zo georganiseerd als een Romeins legioen de helft van de tijd op
strooptocht zijn. Dode mieren (soortgenoten) worden herkend aan hun geur en uit het nest gesleept.
Jacht en voedsel
De buldogmier is een meedogenloze jager die bij het opjagen van de prooi enkele centimeters tot wel dertig centimeter kan springen, afhankelijk van de soort. Weinig kruipende insecten en spinnen kunnen zich meten met deze jaguars onder de mieren. Het zijn vooral de werksters die op solitaire wijze voor het voedsel zorgen en het naar het nest slepen. De prooi kan vele malen groter zijn dan de mier zelf, variërend van
spinnen tot torren, wormen,
kakkerlakken,
sprinkhanen en alle andere insecten die de bosgrond bevolken. Indien de prooi te groot is, haalt de buldogmier echter bakzeil. Hij ziet dan af van de aanval, tenzij hij zich natuurlijk bedreigd voelt. Buldogmieren houden overigens ook van gevallen vruchten (sap) en bloemennectar, maar ook paddenstoelen en zaden zal hij soms niet versmaden.
Verspreiding
Er zijn tientallen soorten buldogmieren, waaronder de rode en zwarte buldogmier (
Myrmecia gulosa en
Myrmecia nigra), die als het meest agressief worden beschouwd. Alle soorten leven in
Australië en op de naburige eilanden, zoals Nieuw-Caledonië. Dat geldt met name voor de dichtbeboste kuststreken rondom het continent. De soorten zijn niet bedreigd, hoewel deze mieren gevoelig zijn voor bijvoorbeeld houtkap en akkerbouw waardoor hun biotoop abrupt verandert.
Voortplanting
Een koningin die klaar is om te paren, vliegt het nest uit. De vele wachtende mannetjes zien hun kans schoon. Nadat een koningin met een van hen gepaard heeft, verliest ze haar vleugels. Het mannetje sterft korte tijd later. De
koningin slaat het sperma op. Het is voldoende om haar hele leven lang duizenden eieren te bevruchten. In de beginfase gaat de koningin zelf op jacht tot er uit de eieren voldoende werksters zijn opgegroeid. Uit de eitjes verschijnen steriele mannetjes en vrouwtjes. Om de een tot twee jaar, afhankelijk van de groei van de kolonie, legt de koningin eitjes met een bepaald aantal vruchtbare, gevleugelde mannetjes en vrouwtjes. Ze verlaten het nest om nieuwe kolonies te stichten.
Belangrijke kenmerken van de buldogmier (Myrmecia)
De buldogmier behoort tot de klasse van de
Insecta (insecten), de orde van de
Hymenoptera (vliesvleugeligen), de familie van de
Formicidae (mieren) en het geslacht
Myrmecia. Er zijn bijna honderd soorten buldogmieren van dit geslacht bekend.
- Lengte: 2 tot bijna 4 cm, afhankelijk van de soort. De koningin is het grootst, gevolgd door de werksters en daarna de mannetjes.
- Kaken: de kaken van de mannetjes zijn iets kleiner dan die van de werksters. Ze bevatten gekartelde tandjes.
- Angel: deze bevindt zich aan de punt van het achterlijf. Alleen de werksters hebben een angel. De steek is zeer pijnlijk, als van een wesp, en het gif kan levensbedreigend zijn (anafylactische shock).
- Vleugels: alleen bij de vruchtbare koninginnen en de mannetjes.
- Voortplanting: de koningin legt de eitjes, de werksters zijn altijd onvruchtbaar. Om de een tot twee jaar komen er een bepaald aantal vruchtbare mannetjes en vrouwtjes (koninginnen) uit de eitjes, afhankelijk van de koloniegroei.
- Voedsel: insecten, waaronder kakkerlakken, torren, rupsen, maar ook spinnen. Buldogmieren eten bovendien vruchten (sap), nectar van bloemen, zaden en paddenstoelen.
- Verspreiding: Australië (en de naburige eilanden) en Nieuw-Caladonië.
- Leefwijze: in kolonies van 500-1000 exemplaren, bij sommige soorten zijn het er enkele duizenden.
De beet en steek van de buldogmier
Zowel de beet als de steek van de rode en zwarte buldogmier (
Myrmecia gulosa en
nigra) is zeer pijnlijk. Het mierengeslacht
Myrmecia vormt in zijn algemeenheid volgens insectenkenners een van de giftigste en dodelijkste insecten. De mieren maken in Australië meer
slachtoffers dan bijvoorbeeld spinnen. De beet (kaken) en steek (angel) doen meer
pijn dan een wespensteek, waarbij de huid opzwelt, gevolgd door mogelijk een ernstige allergische reactie met een anafylactische shock in het kielzog. Mensen die in hun slaap overvallen worden door uitzwermende buldogmieren, en niet snel genoeg medische hulp krijgen, zullen het in veel gevallen niet overleven.
Lees verder