De hoornaar – kenmerken, leefgebied en voortplanting
De hoornaar heeft een slechte reputatie. In het Engels wordt hij ‘killer wasp’ genoemd. Toch is hij minder agressief dan de naam doet vermoeden. En minder hinderlijk dan de gewone wesp die 's zomers en in het najaar de terrassen terroriseert. Met een lengte tot wel 4 centimeter is de hoornaar, een plooiwesp, de grootste wespensoort die staten (nesten) vormt. Hij nestelt zich ook in woningen. Zoals onder zadeldaken van slecht geïsoleerde dakkapellen, onder dakgoten en in schuren. In de natuur is hij vooral op zandgronden en in oude bosbestanden te vinden. Daar bouwen de hoornaars hun nesten in boomholten en rotsspleten. De 'Vespa crabro', ofwel de Europese hoornaar, komt in heel Europa voor, tot diep in Mongolië. De hoornaar is ongeveer anderhalf keer zo groot als de gewone wesp. Ook de kleurtekening en het gedrag zijn anders.
Inhoud
Drie soorten hoornaars
Op het Euraziatische continent leven drie soorten hoornaars: de Europese hoornaar (
Vespa crabro) de Duitse hoornaar (
Vespa germanium Fabricius) en de Middelste hoornaar (
Vespa media Degenhardt). Van deze drie is de
Europese hoornaar het grootst en kan 3 tot 4 centimeter lang worden. In alle andere opzichten lijken de genoemde hoornaars veel op elkaar. De Europese hoornaar wordt kortweg hoornaar of
Vespa crabro genoemd.
De hoornaar lijkt op de gewone wesp
De hoornaar lijkt op de gewone
wesp en kent in de volksmond enkele synoniemen, waaronder 'paardenwesp' en 'reuzenwesp'. In het Engels noemt men hem ‘
killer wasp’. Dat klinkt angstaanjagend, maar het komt niet overeen met de werkelijkheid. De
hoornaar is ongeveer anderhalf keer groter dan de gewone wesp. Verder zijn de kop en het borststuk donkerbruin of roodbruin met geel, wat ook geldt voor de pootjes. De gewone wesp heeft daarentegen een geel-zwarte kleurtekening. De afmetingen vallen bij de eerste aanblik echter meteen in het oog.
Uiterlijk van de hoornaar (Vespa crabro)
Naast de bovengenoemde verschillen is een typisch kenmerk van de hoornaar dat de
clypeus veel groter is dan bij de wesp. De clypeus is het verharde plaatvormige deel tussen de mandibels (kaken) en antennes. Wie de hoornaar nog wat gedetailleerder bekijkt, komt erachter dat tal van karakteristieken anders zijn dan bij de gewone wesp. Beide insecten behoren echter tot de familie van de
Vespidae (plooivleugelwespen).
Kop en borststuk
Het lijfje van de hoornaar is gesegmenteerd in drie delen: de kop, het borststuk (
thorax) en het achterlijf. De kop heeft een oranjeachtige kleur. Dit in tegenstelling tot de gewone wesp, waarvan de kop zwart met geel is. Daarnaast is de clypeus veel groter. Het borststuk zelf telt eveneens drie segmenten. Aan deze
segmenten scharnieren de vleugels en de zes poten. De kleur van het borststuk is donker- tot roodbruin.
Kaken (mandibels)
De mandibels, ofwel kaken, zijn bij de hoornaar geelachtig van kleur, met zwarte binnenzijden. Hij kauwt er de
insecten (prooi) mee tot een brij, wat onder andere als voedsel dient voor de larven. Daarnaast kauwt hij er houtvezels mee. Met de ontstane papierbrij bouwen de hoornaars hun nesten.
Achterlijf
Ook het achterlijf bestaat uit segmenten. Bij
wespen is de kleurtekening heel
karakteristiek zwart met geel, bij de hoornaar daarentegen roodbruin tot oranje. In het achterlijf bevinden zich het spijsverteringskanaal, de geslachtsorganen en de ‘longen’ met de ademhalingsopeningen en de angel.
Vleugels
In rust zijn de vleugels van de hoornaar in de lengterichting gevouwen. De voorvleugels bedekken dan de achtervleugels. Kenmerkend is ook dat het vrouwtje de vliegspieren kan bewegen zonder dat ze met de vleugels slaat. De ontstane
warmte wordt gebruikt om het nest mee op te warmen als het buiten koud is.
Ogen
Hoornaars hebben niervormige facetogen, ze lijken op komma’s. Dit in tegenstelling tot de ogen van de gewone wesp. De drie zeer kleine, donkere
oogjes op de kop zijn alleen geschikt voor het waarnemen van lichtverschuivingen.
Angel
De angel, zonder weerhaakjes, bevindt zich aan het achterlijf, kan steeds opnieuw gebruikt worden en is hol. Aan de basis ervan bevindt zich de gifklier. Bij elke steek wordt er een beetje
gif in de prooi gespoten.
Leefwijze
Hoewel de nesten van hoornaars ook sporadisch in
woningen te vinden zijn, voelt deze uit de kluiten gewassen wesp zich het meest thuis in oude bosbestanden en op zandgronden. Daar bouwt hij nesten in boomholten en rotsspleten. Zelfs verlaten muizennesten kunnen soms zijn goedkeuring wegdragen. Hoornaars leven slechts één
seizoen, zoals het geval is bij de andere wespensoorten. Voor het observeren van hoornaars zijn de zomer en het vroege najaar de beste perioden. Het nest wordt dan voortdurend uitgebouwd met honderden tot meer dan duizend cellen waarin zich de eieren en larven bevinden.
Het nest van de hoornaar
De hoornaar weet zijn nest altijd te bouwen op soms zeer moeilijk bereikbare, donkere plaatsen. Veelal in gemengde bossen en eikenbestanden. Soms nemen hoornaarkoninginnen hun toevlucht tot woningen, zoals onder dakgoten, onder de dakspanten van slecht geïsoleerde dakkapellen, in schuren en nestkastjes. Doorgaans doen ze dat alleen als ze geen geschikte natuurlijke nestplaats kunnen vinden. Het nest wordt gemaakt van met name dode bomen waarvan de
houtvezels tot een brij worden gekauwd. Dit dient als bouwmateriaal. Het knagen aan bomen is overigens duidelijk hoorbaar.
Koeling en verwarming van het nest
Zodra de koningin een nestplaats heeft uitgekozen, brengt ze een laag bouwbrij van houtcellulose en speeksel aan. Hieraan komt het nest te hangen. Aan elke cel wordt op dezelfde wijze een andere cel vastgekleefd. Het koelen en verwarmen van het nest is opmerkelijk te noemen. Bij
koud weer laten de hoornaars de vleugelspieren vibreren, dus zonder met de vleugels te slaan, waarbij ze hun kop in een cel steken. Uiteindelijk, met vereende krachten, kan dat wel 15 graden schelen met de buitentemperatuur. Bij erg warm weer vliegen de hoornaars vlak bij de ingang van het nest. Dit zorgt voor een relatief koele luchtstroom die het nest op effectieve wijze afkoelt. Tegen het einde van de zomer worden grotere cellen gebouwd voor het herbergen van de jonge koninginnen en mannetjes. De opening van het nest bevindt zich aan de onderzijde. Het is zowel de
ingang als uitgang, waardoorheen overigens ook het afval wordt geloosd.
Jacht en voedsel
De hoornaar wordt in het Engels ‘killer wasp’ genoemd. Dit heeft betrekking op het feit dat de
hoornaar jacht maakt op insecten, overigens ook ’s nacht op onder andere nachtvlinders. Verder komen ze op kunstlicht af. Dat is de reden waarom men ’s avonds laat bij de terraslamp wel eens een grote hoornaar tegen de muur kan zien zitten. Daarnaast eet de volwassen werkster ook nectar en boomsappen. Vooral essen en lindebomen genieten haar voorkeur. Ook de sering en esdoorn zijn geliefd.
Insecten
De hoornaar jaagt vooral op insecten, waarmee de larven worden gevoed. De reukzin is uitstekend. Heen en weer vliegend over het territorium zoekt de hoornaar een geschikt insect uit, zoals
vliegen, maar ook prooien die vele malen groter zijn, waaronder libellen. Bij de gevangen
prooi worden de vleugels met behulp van de mandibels afgeknipt. Daarna kauwt de hoornaar het achterlijf en borststuk van de prooi tot een brij, die aan ze aan de
larven voert. De hoornaar kan zowel de snel vliegende insecten overdag als de langzaam vliegende insecten ‘s nachts aan.
Hongerige larve
In de cel van het nest maakt de hongerige larve lopende geluiden om duidelijk te maken dat ze moet eten. Wanneer ze gegeten heeft blijft het stil, voor zolang als het duurt, en gaat de werkster naar andere cellen met larven die nog niet verzadigd zijn. De larven scheiden druppeltjes zoete vloeistof af, die zeer koolhydraatrijk is. Dit sap wordt door de
werksters opgezogen. Hoornaars houden niet van kou en slecht
weer. Bij regen blijven ze in het nest.
Hoornaar (
Vespa crabro) /
Bron: Minuspunkt, Wikimedia Commons (GPL)Natuurlijke vijanden
De wespendief (
Pernis apivorus), een roofvogel, is een natuurlijke vijand van de hoornaar en spreekt het meest tot de verbeelding. Er zijn voorbeelden bekend dat deze vogel zo veel hoornaars uit een nest eet dat de betreffende
kolonie halverwege het seizoen uitsterft. Verder komen de zwarte kortschildkever (
Velleius dilatatus) en andere kevers op de eieren en larven af. Ook de sluipwesp is een geduchte vijand die haar eitjes in de verpopte larven legt, waardoor een hoornaarsnest ook veel sluipwespen kan voortbrengen.
Verspreiding
De hoornaar (
Vespa crabro) komt in vrijwel heel
Europa voor, van het zuiden van Spanje tot Finland, Noorwegen en Siberië (gematigde gebieden), tot in Mongolië. Ook in China en Japan is hij gespot. In de 19de eeuw is hij 'meegereisd' van Europa naar Noord-Amerika en heeft hij zich verspreid over het continent.
Voortplanting
Kolonies of staten van de hoornaar worden doorgaans niet groter dan enkele honderden exemplaren, met een maximum van ongeveer duizend. Dit in tegenstelling tot de gewone
wesp die staten vormt van duizenden soortgenoten. Zoals alle andere wespengeslachten en -soorten leven
hoornaars maar één seizoen. Wel kan het zijn dat een oud nest bij hoge uitzondering nog een keer gebruikt wordt, maar dat is geen gewoonte van de hoornaar. De koningin die in het vorige jaar bevrucht is, overwintert en zoekt in het voorjaar een nestplaats, waarna ze eieren gaat leggen. Uit elk ei verschijnt na enkele dagen een larve die met slijmdraden aan de cel is bevestigd.
Larven
De larven verpoppen drie keer. Na vier weken (hele cyclus) komen de volwassen werksters tevoorschijn. De eerste generatie werksters is kleiner dan de volgende generatie, aangezien ze alleen door de
koningin worden gevoed. Vanaf het moment dat de werksters zich aandienen, blijft de koningin in het nest en zet eieren af terwijl de werksters het voeden van haar overnemen. In de nazomer maken de werksters grotere cellen waarin de eitjes van de koninginnen en mannetjes worden afgezet. Zodra de koninginnen het nest verlaten, worden ze bevrucht door mannetjes. In de late herfst, oktober-november, zullen de hoornaars sterven. Alleen de koninginnen overleven de winter en zoeken een beschut plekje om in het vroege
voorjaar weer ijverig aan het werk te gaan.
Belangrijke kenmerken van de hoornaar (Vespa crabro)
De Europese hoornaar (
Vespa crabro) behoort tot de orde van de
Hymenoptera (vliesvleugeligen), de familie van de
Vespidae (plooivleugelwespen), de onderfamilie van de
Vespinae (papierwespen), het geslacht
Vespa (hoornaars) en de soort
Vespa crabro.
- Lengte: 3-4 centimeter. De koningin is het grootst, de werksters en de mannetjes zijn iets kleiner.
- Kleurpatroon: het borststuk is bruinachtig, het gezicht geel en het achterlijf geel met bruin.
- Voortplanting: april-oktober.
- Eieren: 500 tot maximaal ca. 1000. Na minder dan een week komen de larven uit. De cyclus van ei tot volwassen insect is ca. 4 weken.
- Voedsel: boomsappen (o.a. esdoorn, sering), vruchten, maar vooral insecten, zoals muggen en vliegen. De hoornaar kan ook de grotere insecten aan, waaronder libellen en grote nachtvlinders.
- Gedrag: in principe niet agressief.
- Levensverwachting: een seizoen, van mei tot november. De bevruchte koninginnen overwinteren.
Is de hoornaar agressief?
Er doen veel bakerpraatjes de ronde over de agressiviteit van de hoornaar en de mate van giftigheid. Hoornaars kunnen wel eens een slecht humeur krijgen als men zich in hun vluchtroute bevindt of het nest verstoort. Ze hebben het dan niet alleen gemunt op de mens, maar bijvoorbeeld ook op
paarden en andere dieren die hun 'route' kruisen. De hoornaar wordt ook wel
paardenwesp genoemd. Het gerucht doet namelijk de ronde dat een paard kan doodgaan door enkele hoornaarsteken. Zelden vallen ze mensen aan, hoewel hun omvang in vergelijking met de gewone wesp vaak zeer indrukwekkend is.
Verdediging
Niettemin staat de hoornaar erom bekend dat hij op
agressieve wijze zijn nest verdedigt. De steek is pijnlijker dan die van de gewone wesp of
bij, maar alleen gevaarlijk als men allergisch is voor het gif (anafylactische
shock). Het gif van de hoornaar verlaagt de
bloeddruk drastisch en remt de
bloedstolling.
Lees verder