Hoe de huismus de wereld veroverde
De huismus is een kleine zangvogel, een brutale rakker die zich in Nederland praktisch overal laat zien, zelfs tussen de stoelen en tafels op de drukbezochte horecaterrassen in de stad. Mede dankzij de mens heeft hij als cultuurvolger pur sang de wereld veroverd. Het Amazonebekken, de poolstreken en de centrale gebieden in Afrika zijn enkele van de weinige oorden waar hij verstek laat gaan. Zelfs in de Sahara is de huismus gespot, tussen de bedrijvigheid van de Toearegs. Dat de huismus een groot verspreidingsgebied kent, heeft voor een deel te maken met zijn fenomenale aanpassingsvermogen. Waar de mens zich heeft gesetteld, is doorgaans ook de huismus present. Om die reden is de huismus een van de meest bekende en tevens succesvolste vogels die op aarde rondvliegen.
Inhoud
De huismus is graag onder de mensen
Van alle vogels die zich dicht bij de mens ophouden, spant de huismus (
Passer domesticus) de kroon. Hij is de deugniet onder de
vogels, een kwajongen die zich zelfs niet door strenge winters laat verjagen. Daar staat tegenover dat de huismus vooral in die perioden sterk afhankelijk is van de mens wat betreft zijn voedsel. Vaak maakt dit zangvogeltje zich onmogelijk, omdat hij bijvoorbeeld het isolatiemateriaal onder de dakpannen en in spouwen wegtrekt om er
nestmateriaal van te maken.
Huismus (
Passer domesticus) /
Bron: Oldiefan, Pixabay Cultuurvolger
De hierboven genoemde korte impressie betreft een vogeltje dat niet meer weg te denken is in praktisch alle contreien waar de
mens zich heeft gevestigd. De huismus vertoeft dan ook graag onder de mensen. Nergens wordt dat duidelijker dan op de horecaterrassen in drukke winkelstraten. De
huismus pikt er alle kruimels onder de tafeltjes en stoelen weg, en hij zit vaak zelfs op een stoelleuning geduldig te wachten op meer. De
Passer domesticus is een cultuurvolger pur sang met een enorm aanpassingsvermogen.
Het uiterlijk van de huismus
De stevig gebouwde huismus heeft een relatief grote
snavel. Zijn lijfje is ongeveer 15 centimeter lang en hij heeft een vleugelspanwijdte van ca. 25 cm. De mannetjes hebben een grijze vlek op de kop en wangen. Het onderlijf is eveneens grijs. Karakteristiek zijn ook de witte strepen op de vleugels. Naarmate de mannetjes dominanter zijn in de rangorde krijgt de borst een meer donkere tot zwarte tint. De vrouwtjes zijn lichtbruin. Hun
verenkleed is vrij uniform. Wel is de wenkbrauwstreep zeer opvallend. De snavel van het vrouwtje is lichter dan van het mannetje, op het gelige af.
Ringmus of huismus?
De huismus wordt wat betreft het uiterlijk dikwijls verward met onder andere de ringmus (
Passer montanus) en de vink. De kop en nek van de ringmus zijn echter bijna chocoladebruin. Bovendien heeft hij een zwarte oorvlek en twee licht getinte, dwarse strepen op de vleugels. Daarnaast is de ringmus niet zo
ondernemend als de huismus. Hij vertoeft niet zo graag onder de mensen en blijft liever aan de rand van steden en dorpen, in een boomrijk cultuurlandschap. Wie een vijver in de tuin heeft, zal ongetwijfeld wel eens zien dat de huismus een waterbad neemt. Of een stofbad in het rulle zand. In dat geval betreft het vrijwel zeker een huismus. Overigens is een
ringmus wat kleiner dan de huismus.
Huismus (
Passer domesticus) /
Bron: Lapping, PixabayEen bedreigde en kwetsbare vogelsoort
De huismus is met tijden wat zeldzamer, bijvoorbeeld als er een
ziekte onder deze zangvogeltjes heerst, wat nogal eens voorkomt. Internationaal is de huismus echter beslist geen
bedreigde vogelsoort. Niettemin staat hij in Nederland sinds 2004 op de rode lijst van bedreigde (of kwetsbare) broedvogels.
Beschermde vogelsoort
De mussenpopulatie is sinds de jaren negentig van de vorige eeuw almaar achteruitgegaan, hoewel niet onrustbarend. In Nederland betreft het een beschermde, inheemse koloniebroedvogel. De teruggang tot wel 50 procent (in sommige gebieden) heeft allerlei redenen, zoals de verbeterde woningisolatie waardoor er minder
broedplaatsen zijn onder de dakpannen. Andere oorzaken zijn de voor huismussen niet bepaald positieve veranderingen in de landbouw en veeteelt, en de groei van steden. Huismussen zijn verzot op tuinen met heggen, klimop en andere dichte en liefst een zo weelderig mogelijke plantengroei. In hun broedgebied hebben ze aan
stenen tuinen dus absoluut geen boodschap.
Wanneer de huismus in Nederland kwam…
Aan het einde van de laatste
ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden, verspreidde de van oorsprong Aziatische huismus zich langzaam door heel Europa. Ver voor de jaartelling was de huismus al een cultuurvolger. Hij leefde en broedde toen in rotsspleten, bossages en wisselde dat milieu af met de daken van huizen. Ook pikte hij het graan weg dat de boeren lieten vallen bij het zaaien. Typisch is dat toen de bevolking groeide, ook het aantal mussen steeg. In de 17de eeuw was de
mus in heel Europa te vinden.
… en de wereld veroverde
De wereldverovering door de huismus begon sinds het midden van de 19de eeuw. Migranten namen de mus mee naar de Nieuwe Wereld. Dat is mede de reden waarom de huismus nu in heel
Noord-Amerika voorkomt, tot hoog in Canada en diep in Mexico. Vandaar ook dat de huismus in Amerika nog steeds ‘English sparrow’ wordt genoemd. Geïmporteerde huismussen hebben ervoor gezorgd dat de huismus ook in Zuid-Amerika (behalve het Amazone-bekken) en in Australië zijn stek heeft gevonden, behalve dan in West-Australië. Zelfs in de
Sahara is de huismus gespot, en in zuidelijk Afrika. In de centrale delen van Afrika laat hij echter verstek gaan. Volgens ruwe schattingen waren er in het begin van het nieuwe millennium wereldwijd ongeveer 500 miljoen huismussen.
Huismussen die zich wasen /
Bron: Kim, Wikimedia Commons (CC BY-2.0)Voeding
In vroeger tijden bestond het oorspronkelijke voedsel van de huismus uit granen en zaden, al dan niet afkomstig van de cultuurbouw. Mettertijd heeft de huismus zich ook in dat opzicht aangepast door bijvoorbeeld
voedselresten van de mens bij zijn menu te rekenen, zoals tegenwoordig elke terrasbezoeker weet. Net als degene die thuis wel eens broodkruimels op het terras gooit ‘voor de vogels’.
Aanpassingsvermogen
De mechanisatie van de
landbouw is er onder andere de oorzaak van dat de huismus minder voedsel kon vinden, waardoor de populatie daalde. De tractor deed zijn intrede, het
werkpaard verdween uit het straatbeeld. De mogelijkheden voor de mus om onverteerde granen uit de mest te pikken werden steeds geringer. Dankzij zijn grote aanpassingsvermogen werd de huismus echter almaar brutaler en
vindingrijker in zijn zoektocht naar voedsel. In de herfst eet de huismus graag rijpe vlierbessen, maar ook de voor de mens giftige taxusbessen in de stads- en dorpstuinen zijn niet te versmaden. Verder vindt hij op het platteland, in schuren en oude loodsen, veel van zijn gading.
Kolonievogel
De huismus is een kolonievogel, een uitgesproken groepsvogel met een strakke rangorde. Dat is zelfs aan hun verenkleed merkbaar, zoals bij het mannetje dat donkere borstveren krijgt naarmate hij stijgt in de hiërarchie van de groepsstructuur. Leven in een groep met een strakke hiërarchie vergroot de overlevingskansen. Huismussen houden bovendien van gezelligheid. Hun inschattingsvermogen omtrent gevaarlijke situaties is eveneens groot. Ze durven bijvoorbeeld dichter bij oude mensen te komen, aangezien ze weten dat die langzamer zijn en dus minder gevaarlijk.
Intelligent
Hun intelligentie is groot. Onderzoek heeft uitgewezen dat losgelaten huismussen na hun gevangenschap zelden op dezelfde wijze gevangen kunnen worden. Hun geheugen blijkt beter dan menigeen zou verwachten. Huismussen nemen vaak groepsgewijs een zandbad als er geen vijver voorhanden is. Het nemen van zandbaden is overigens een teken dat de huismus gezond is.
Het nest van de huismus
Oneerbiedig gezegd zijn huismussen in zeker opzicht te vergelijken met ratten en
muizen, eveneens
cultuurvolgers die zo dicht mogelijk bij de mens willen leven. De huismus nestelt overal en is beslist niet kieskeurig, hoewel hij zeker zijn voorkeuren heeft. Hij zit graag in heggen en dicht struikgewas, zoals in weelderig begroeide achtertuinen. Maar het liefst nestelt hij onder dakpannen en dakranden, in muurspleten van oude huizen, onder stationsdaken en in fabriekshallen en schuren. Zelfs in (oude) kerken is de huismus te vinden. Als er geen echt geschikte
nestplaats voorhanden is, neemt de huismus ook zijn toevlucht tot klimop die tegen een muur groeit.
Slordige nestbouwer
Hoe minder geschikt de nestplaats, hoe slordiger de nesten over het algemeen zijn gemaakt. In het verlengde daarvan doen drukte en kabaal de huismus weinig, mits die bedrijvigheid maar een regelmatig en continu karakter heeft, zoals stadslawaai. Hij heeft echter een broertje dood aan plotselinge
herrie die buiten het gewone kabaal valt, zoals een abrupte klap. Dat kan er zelfs toe leiden dat de huismus zodanig in verwarring raakt dat hij zijn nest in de steek laat. Het nest bestaat uit allerlei materiaal, van haren en veren tot takjes, twijgjes, hooi,
stro en zelfs plastic, papier en isolatiemateriaal, alles wat hij maar kan vinden. Hij voelt zich zeer op zijn gemak – ook wat betreft het broedgedrag – in rommelige, verwilderde tuinen. Bij het vinden van een geschikte nestplaats kan de huismus zo brutaal zijn dat hij wel eens een huiszwaluw uit zijn lemen
nest verjaagt en zich dat toe-eigent. Ook de merel moet wat dat betreft op zijn tellen passen.
Voortplanting
Huismussen zijn de hele
zomer in een vrolijke,
tsjilpende broedstemming, van begin maart tot eind augustus. Ze leggen wel drie keer eieren (legsels), met 4 tot 6 eieren per legsel. Mussen staan erom bekend dat ze zeer sociaal zijn. Maar als ze een nest hebben, verdedigen ze het ongekend fel, zoals tegen gierzwaluwen. Het mannetje en het vrouwtje
broeden samen, hoewel de laatstgenoemde zich daar intensiever mee bemoeit. Daarentegen voert het mannetje de nestverlaters ijveriger.
Broedtijd
De broedtijd duurt ongeveer 12 dagen. Na 1 tot 2 weken vliegen de jongen uit. De
nestverlaters worden gevoerd door de ouders, zoals met
insecten,
spinnen, bladluizen, voedselresten van de mens, enzovoorts. Een paartje blijft hun hele leven bij elkaar. Als de een sterft, wordt de plaats ingenomen door een andere mus uit de groep. Niettemin bevat een
mussenkolonie doorgaans nogal wat ‘ongetrouwde’ mannetjes of vrouwtjes.
Belangrijke kenmerken van de huismus (Passer domesticus)
De huismus behoort tot de klasse van de vogels (
Aves), de orde van de zangvogels (
Passeriforrmes), de familie van de wevervogels of mussen (
Passeridae), het geslacht (
Passer) en de soort huismus (
Passer domesticus).
- Lengte: tot 15 cm.
- Spanwijdte: ca. 25 cm.
- Gewicht: tot 40 gram.
- Broedperiode: maart tot augustus.
- Aantal legsels: ca. 3 legsels per broedseizoen met elk 4-6 grijze, gespikkelde eieren.
- Broedduur: ca. 2 weken.
- Nesttijd: 1 tot 2 weken.
- Levensverwachting: ca. 8 jaar.
- Gedrag: standvogel, sociaal.
- Voedsel: Insecten en spinnen, bloemknoppen, bessen, bloesem en zaden. Maar ook voedselresten van de mens, zoals brood en groenten.
Inheemse soorten
In Nederland komt vooral de huismus (
Passer domesticus) voor, niet te verwarren met de heggenmus die tot een andere familie behoort. En natuurlijk de ringmus (
Passer montanus). De huismus is in Nederland
talrijker dan de ringmus, die op zijn beurt weer meer voorkomt in Azië, waaronder China en Japan. Er zijn veel soorten. In Europa leeft bijvoorbeeld ook de Spaanse mus (
Passer hispaniolensis) en in Azië komt de
Passer domesticus indicus het meest voor. Er zijn ook huismussen die elders
overwinteren. Zoals de
Passer domesticus parkini, die onder andere in Nepal broedt en in India overwintert.
Lees verder