Huismussen, de straatjongens onder de vogels
De huismus (Passer domesticus) is sterk geboden aan de mens. Hij komt redelijk talrijk voor, maar toch heeft de huismus de laatste 20 jaar een sterke achteruitgang laten zien. Reden voor Vogelbescherming deze soort op de ‘Rode Lijst’ te plaatsen. Jan P. Strijbos omschreef deze vogel als de ‘onafscheidelijke metgezel van de mens’ en dat is een rake typering. Deze vogel is sterk gebonden aan de mens. Als er ergens woningen verschijnen in een onbebouwde omgeving verschijnen daar in korte tijd ook de huismussen.
Bron: Ton Ebben Kenmerken
Iedereen kent de huismus wel. De geslachten hebben een verschillende tekening. De lengte bedraagt ongeveer 15 cm. Het mannetje heeft een grijze kruin met een zwarte bef. De wangen en het onderlichaam zijn grijs. Het vleugeldek bestaat uit warmbruine met zwart gestreepte veren, op de vleugel zit een witte vleugelstreep. Het vrouwtjes heeft doffere kleuren en een zwarte bef ontbreekt evenals een grijze pet. Ze bezit een izabelkleurige wenkbrauwstreep. De zwarte bef van de man is niet altijd even groot en duidelijk. Na de rui krijgen vogels nieuwe veren. De zwarte bef is na de rui veel bescheidener aanwezig. Eerst diep in de winter komt de zwarte keelvlek van de mannetjes huismus weer terug. Dit komt door het afslijten van de donzige toppen die de zwarte veren na de rui nog hebben.
Verspreiding
De huismus treffen we in vrijwel alle gematigde en subtropische gebieden over de gehele wereld aan. Hij is overigens niet overal op eigen kracht gekomen. Zo werden in 1850 in Amerika huismussen ingevoerd en losgelaten. Na ongeveer 50 jaar presteerden deze vogeltjes het alle staten te bereiken en kon je ze aantreffen in Mexico tot in Canada! Er waren toen miljoenen afstammelingen van het oorspronkelijk kleine aantal dat werd ingevoerd en losgelaten. We zien overigens soms ook dat vogels op eigen kracht nieuwe gebieden bereiken waarna zich snel weten uit te breiden en nieuwe gebieden weten te bezetten.
Biotoop
Waar mensen wonen, wonen ook huismussen. Daarbij hebben ze echter wel voorkeuren. Al te netjes heeft geen voorkeur. Het best gedijd de huismus in een omgeving waar hij voeding en nestgelegenheid kan vinden. Struiken waarin hij zich kan verschuilen, weilanden met vee waar op de uitwerpselen insecten verblijven, gemorst voer en ander voedsel aanbod. Enkele decennia geleden was er nog geen sprake van een plastic tafelkleed. Na het eten werd het tafelkleed met resten buiten uitgeklopt, oud brood werd buiten verkruimeld voor de vogels. Veelal verdwijnt dat nu in de groene kliko. Ook waren er nog geen geïsoleerde huizen en konden de huismussen gewoon nestelen onder de pannen. Met de huidige platte pannen en isolatiemaatregelen bieden woningen geen nestgelegenheid meer. Toch probeert de huismus bij de mens te overleven.
Bron: Ton Ebben Broedgedrag
Huismussen trekken altijd in groepen op en ook tijdens de broedperiode blijven de groepen bij elkaar. Ze broeden in los kolonieverband. Eind maart vangt het broedseizoen aan en dat loopt door tot in augustus. In de broedperiode hebben snavel van de mannetjes een donkere tot zwarte kleur. Het territorium is niet veel meer dan enkele vierkante meters groot en die paar meter worden fel verdedigd, niet alleen tegen soortgenoten maar ook tegen andere vogels. Ook grotere vogels zoals spreeuwen en Turkse tortels worden fanatiek verjaagd. De nesten kunnen zeer dicht bij elkaar liggen zoals bijvoorbeeld in een mussenstraat, een nestkast waar meerdere huismussen in kunnen broeden. Nesten worden gebouwd onder dakpannen, in boomholten en gaten of grote kieren in gebouwen. Tot drie legsels kunnen er worden grootgebracht en onder ideale omstandigheden kunnen dat er zelfs vier tot vijf zijn. Er worden vier tot zes eieren gelegd. De sterfte onder de jonge huismussen is groot. In de eerste maand sterven er al 35% van de jonge vogels. Na twaalf maanden leeft er van de jonge huismussen nog maar 19%.
Achteruitgang
In de afgelopen decennia is de huismus sterk in aantal afgenomen. De populatie is vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw met ongeveer 50% afgenomen. Door deze verontrustende ontwikkeling is de huismus op de Rode Lijst geplaatst. Over de oorzaken van de achteruitgang is geen volstrekte duidelijkheid. De 'vernetting' van het landschap zou hierbij een rol spelen en ook het verdwijnen van paardenvijgen en dierlijke mest van rundvee zou zorgen voor minder insecten waarmee huismussen hun jongen voeden. Vee staat tegenwoordig hoofdzakelijk op stallen waar de mest wordt afgevangen. Ook door isolatie van woningen zijn veel broedplaatsen verdwenen en ook maken platte pannen het nestelen onder pannen niet meer mogelijk.
Perspectief (2013)
De laatste jaren ziet het er naar uit dat de huismus zich weer voorzichtig begint te herstellen. Het Meetnet Urbane Soorten (MUS) constateert bij hun tellingen dat de huismus zich de laatste jaren aan het herstellen is en er is zelfs een groei van ongeveer 5% per jaar. Dat is goed nieuws. Natuurlijk is het nog wel wat te vroeg om daar nu al conclusies aan te verbinden, maar aan de afname van de populatie lijkt een einde te zijn gekomen en dat biedt perspectief voor de toekomst!