Het torenvalkmannetje en -vrouwtje bidden voor het eten
De torenvalk is een roofvogel die in heel Nederland te zien is. Vaak zien we de torenvalk stil in de lucht ‘hangen’ op dezelfde plek, met het maken van een snelle vleugelslag en de staart die naar beneden wijst. Op die manier is de torenvalk aan het jagen en dit noemen we bidden. Hij of zij speurt de grond af in de hoop op een prooi. Ziet de torenvalk een prooi, dan komt er een stootduik en niet vaak vliegt de vogel dan met de prooi weg. Op een stil plekje wordt de prooi verorberd of deze wordt naar het nest gebracht, wanneer er jonge torenvalkjes zijn. Het bidden wordt gebruikt als een soort uitkijkpost, bij gebrek aan een stevige en hoge uitkijkpost.
De torenvalk herkennen
De torenvalk is vooral bekend door het bidden in de lucht. Torenvalken kunnen stil in de lucht hangen met snel bewegende vleugels, gespreide staartveren en een onbeweeglijke kop, ondertussen speurend naar een prooi op de grond.
Het verschil tussen man en vrouw torenvalk
Tussen man en vrouw zit verschil door goed te kijken. Namelijk:
Kenmerk | Torenvalk volwassen man | Torenvalk volwassen vrouw |
Kop | Grijsblauwe kop en nek. | Roodbruine kop en nek. |
Vleugels gesloten op de rug | Roodbruine rugvleugels met zwarte stippen uitlopend naar zwart. | Roodbruine rugvleugels met lichtere horizontale strepen (gebandeerd). |
Staart | Grijsblauwige staart met zwarte band aan het eind van de staartvleugels. | Roodbruin en sterk gebandeerde staart. |
Grootte | Tussen de 36 en 38 centimeter. | Tussen de 34 en 36 centimeter. |
Gezamenlijke kenmerken
Wat voor zowel het mannetje torenvalk als het vrouwtje torenvalk betreft als kenmerk is dat:
- Het geluid is vrij hoog, scherp en fel is;
- De leeftijd van de torenvalk in het wild wel zestien jaar kan worden;
- De vleugels een spanwijdte hebben van goed 75 cm;
- De lengte van de staart ongeveer veertien centimeter is en dat veel van de lengte van de torenvalk voor rekening komt van de staartlengte;
- De torenvalk korte, gele en vlijmscherpe klauwen heeft waar drie tenen naar voren staan en één teen naar achteren; een klauw waar een prooi klemvast in gevangen zit;
- De torenvalk hoofdzakelijk jaagt op muizen, maar ook jonge ratten, kikkers en regenwormen en vogeltjes eet;
- De snavel in een scherpe haak eindigt, de valkentand genoemd.
Klauw
Valkentand
Met prooi.
Spanwijdte vleugels bij mannetjes juveniel.
Geslachtsbepaling op basis van het verenkleed
De mannetjestorenvalken hebben een kenmerkend verschil ten opzichte van de vrouwtjestorenvalken. Een mannetje heeft aan het eind van zijn grijsblauwe staart een zwarte band op de staartdekveren en het vrouwtje niet.
Wat ziet de torenvalk bij het bidden?
Een torenvalk biddend in de lucht, kan heel scherp zien door de telescopische en microscopische ogen. In de lucht wordt een muis op 100 meter afstand haarscherp waargenomen. Veel roofvogels, waaronder de torenvalk, hebben het vermogen om ultraviolette straling (uv-straling) te kunnen waarnemen. De urine van muizen weerkaatst uv-straling en de torenvalk 'ziet' dus ook de urinesporen van de muis. Ze bidden boven een urinespoor tot ze de muis zien en storten dan omlaag. Als het een jaar is met weinig muizen dan zullen kikkers, insecten, jonge vogeltjes en kevers ook op het menu staan. De torenvalk eet buiten de broedtijd ongeveer vier tot acht muizen per dag. Ook bergt de torenvalk prooien weleens op voor moeilijke tijden.
Torenvalkkast.
Nestbouw en broedtijd
De torenvalk stelt niet veel eisen aan de omgeving, als er maar genoeg voedsel is. De torenvalk voelt zich dan ook thuis in de stad, op het platteland, in duinen, bos en hei. De torenvalk bouwt zelf geen nest. Het vrouwtje maakt gebruik van oude kraaiennesten, holtes in gebouwen, holtes in bomen of een verlaten eksternest. Ook wordt er veel gebroed in de torenvalkkasten: een kast speciaal gebouwd voor de torenvalk.
De balts is eind maart, begin april en erg imponerend en luidruchtig. Het vrouwtje legt drie tot zes eieren en broedt hoofdzakelijk alleen (het mannetje zorgt voor voedsel) en binnen 27 tot 31 dagen komen de kleine torenvalkjes uit de eieren als donzige witte pluizenbolletjes. De pluizenbolletjes groeien hard en verlaten na vier tot vijf weken het nest met al duidelijk de kenmerken van de torenvalk. De jonkies worden vaak nog wekenlang gevoerd door de ouders, maar kunnen zelf al wel voedsel zoeken.
Zelf een torenvalkkast maken
Een torenvalkkast kan zelf gemaakt worden. Geef het voor de winter een plek zodat de kans dat het gebruikt gaat worden groter is. Denk bij het maken aan de volgende dingen:
- Een torenvalkkast is vrij open aan de voorkant en dicht aan de achterkant;
- Het hout moet minstens anderhalve centimeter dik zijn, zodat het geheel een stevige kast is;
- Het dak moet waterdicht zijn;
- Plaats de nestkast het liefst richting het oosten op ongeveer zes meter van de grond;
- Het uitzicht van de nestkast moet vrij zijn en de nestkast moet zicht hebben over een weiland, akkerland of braakliggende grond;
- De kast moet open kunnen en met water schoongeschrobd worden.
Braakballen
De torenvalk verwerkt de onverteerde resten van een prooi zoals de haren, botjes en nagels tot een braakbal. Net als meerdere roofdieren, o.a. de uil, heeft de torenvalk twee magen. Een maag die het voedsel verteert en een maag die de onverteerbare resten tot een bal kneedt.
Eerste kalenderjaar juvenielen.
De jonkies
Het eerste kalenderjaar voor de jonge torenvalken (de juveniel) is de periode vanaf de geboorte t/m 31 december. Het tweede kalenderjaar is de periode erop volgend. Vanaf 1 januari tot en met 31 december en het derde kalenderjaar is de verdere levensperiode van de torenvalk. De torenvalk kan 16 jaar worden in de vrije natuur en 18 jaar in gevangenschap. Torenvalken zijn in het tweede kalenderjaar al geslachtsrijp en vestigen zich vaak binnen een straal van vijftig kilometer van de geboorteplek. De torenvalk is een roofvogel die vrij monogaam is. Polygamie komt zelden voor.
Standvogel
In Nederland is de torenvalk een standvogel. Dit houdt in dat ze in Nederland broeden én overwinteren. In Noord-Europa (o.a. in Zweden, Denemarken en Finland) zijn de torenvalken trekvogels; ze overwinteren in de warmere streken van Zuid-Europa en Noord- en West Afrika. Ze vertrekken in de herfst en komen terug in het voorjaar. De overwinterende torenvalken maken bij het vinden van de juiste weg gebruik van het vermogen om ultraviolette straling (uv-straling) te kunnen waarnemen.