De koolmees, Parus major, een veel voorkomend vogeltje
De mees, zowel de koolmees als de pimpelmees, komt veel voor in onze tuinen en parken. In de zomer broedt hij graag in nestkastjes en in de winter zie je hem vaak op de voedertafel en hangend aan vetbollen en pindasnoeren. Hij eet vooral insecten, zaden en vruchten. De mees is een standvogel, men ziet hem zowel in de zomer als in de winter. Een nestkastje ophangen in je tuin is een goede manier om het leven van een meesje van dichtbij te bekijken. 's Winters voer je natuurlijk bij. Dan komt hij ook dagelijks.
Verspreidingsgebied
Europa en Azië
De koolmees is wijd verspreid over Europa en Azië. In de noordelijkste gebieden verblijven ze niet, daar is het te koud.
Van oorsprong leefde de mees in bossen en struiken. Hij nestelde daar in holle bomen en at insecten. Hij heeft zich goed aangepast aan het ontbossen en het verdwijnen van hakhout. Ze zijn nu al tevreden met wat loofbomen en wat struiken. Men vindt ze steeds meer in dorpen en steden. Het zijn vogeltjes die zich gemakkelijk aanpassen aan de omstandigheden die de mensen voor hen scheppen. Steeds meer zie je ze in je eigen tuin. Vooral als daar een nestkastje hangt, of in de winter vetbollen en pindanetjes.
Standvogels
Koolmezen in ons land zijn standvogels. Zij blijven zomer en winter. In de winter wordt hun populatie groter, omdat soorten die in koudere streken wonen en nestelen, dan onze breedtegraad opzoeken. Onze winters zijn veel zachter en voor de mezen is het leven dan niet zo moeilijk.
In onze tuin
Samen met roodborst, pimpelmees en merel vormt hij de bevolking van onze tuinen en parken. Weinig schuw bezoekt hij in de winter graag onze voedertafels.Hang een vetbol en/of een pindanetje of pindasnoer op en je ziet ze dagelijks bij je op bezoek komen.
Algemene gegevens
Parus major
De koolmees behoort tot de orde der Passeriformes (zangvogels) en de familie van de Paridae. Zijn lengte is ongeveer 14 cm en zijn gewicht 15 tot 20 gram. Zijn spanwijdte is zo'n 25 cm. Hij woont in bossen, parken, tuinen en in de stad. Zijn voedsel bestaat in de lente en de zomer uit zaden, vruchten en ongewervelde dieren.
Broeden
De koolmees legt twee maal per jaar een legsel van zo'n 6 tot 12 eieren. De broedtijd is maar twee weken. Na ongeveer drie weken kunnen de jongen al vliegen.Als moeder op de eieren broedt, zorgt vader mees ervoor dat zij tijdens die twee weken te eten krijgt. Zowel vader als moeder voeren de jongen als ze uit de eieren zijn gekomen. Ook leren ze samen de jongen het vliegen aan.
Verenpak en nest
Uiterlijk van de koolmees
De altijd bezige koolmees heeft een gele borst met een zwarte band als een stropdas eroverheen, die bij de mannetjes breder is dan bij de vrouwtjes. Zijn kop is zwart en hij heeft witte wangen. Op zijn rug is hij olijfkleurig, naar grijs toe. Er zit een witte streep op zijn blauwgrijskleurige vleugels. Veel veren hebben blauwe randjes. De staart is blauwgrijs met een witte zijrand.
Nest en nestelen
In de broedtijd zoekt een koolmees een bestaande holte in een boom, een muur of een nestkastje. Beide ouders richten het nest in. Zij zoeken dunne takjes, hooi en mos. Op de bodem van het nest leggen ze textiel, haren en veertjes, die ze in de tuinen vinden.
Broeden
Zo rond begin mei legt het vrouwtje ongeveer 10 eieren. Die broedt ze in twee weken uit.
Beide ouders voeden de jongen met insecten en na ongeveer drie weken vliegen ze zelfstandig. Ze zijn dan nog wel enkele dagen afhankelijk van hun ouders. Die voeren hen nog tot ze zelfstandig voor hun eigen eten kunnen zorgen.
Voedsel, roep en zang
Voedsel
De koolmees eet voornamelijk insecten, vooral rupsen, slakken en vliegende insecten. Hij houdt ook van zaden, pitten, bessen en nootjes. Met zijn sterke snavel krijgt hij de nootjes gemakkelijk open. Jonge koolmezen worden gevoed met insecten en spinnetjes. In de winter eten ze voornamelijk pinda's en pikken graag in vetbollen. Het is dan ook heel leuk als je die in de tuin ophangt. Je krijgt dan dagelijks bezoek.
Roepen
Koolmezen hoort men heel duidelijk: hun roep is krachtig. Met hun roep weren ze indringers uit hun territorium. Ze kunnen daarbij ook agressief worden en zelfs grotere vogels afweren. Mannetjes zetten daarbij hun veren ook nog uit. Dat doen ze ook om vrouwtjes te verleiden.
Hun zang is een hoog, ijl geluidje dat heel lief klinkt en echt karakteristiek is voor de mees.
Groep
Als de jongen zijn uitgevlogen, sluiten koolmezen zich meestal aan bij een groep. Vooral in de winter zie je dat duidelijk, omdat ze dan met de groep komen eten. Ze wachten netjes op hun beurt bij de netjes met pinda's en de vetbollen.
Lees verder