Koolmezen in iedere tuin
De koolmees (Parus major) is de meest talrijke en bovendien ook de grootste mees die hier voorkomt, zijn lengte bedraagt ongeveer 14 cm. De Nederlandse naam dankt hij aan zijn ‘steenkoolzwarte pet’. Zijn kruin is diepblauwzwart en hij heeft twee zwart omringde witte wangvlekken. Hij heeft een gele onderzijde waar een zwarte middenstreep op is afgetekend. Deze middenstreep, ook wel ‘stropdas’ genoemd, is bij de mannetjes breder dan bij de vrouwtjes en bij de mannetjes loopt deze ook verder door. De bovenzijde is grijsgroen. De mannetjes zijn wat intensiever van kleur dan de vrouwtjes. Het gaat goed met het koolmezenbestand in Nederland. Er zijn ongeveer 500.000 tot 600.000 broedparen aanwezig en dat is beduidend meer dan enkele decennia geleden. Dat steeds meer mensen een nestkast ophangen en de vogels bijvoederen in de winter zal daar zeker ook aan hebben bijgedragen. De koolmees komt voor in vrijwel geheel Europa en Azië.
Biotoop
Daar waar bomen zijn kunnen we de koolmees waarnemen. Zijn biotoop zijn bosrijke gebieden, boomgaarden en struikgewas en dus ook tuinen met struiken en bomen behoren tot het leefgebied van de koolmees. In Nederland ontbreekt de koolmees slechts op die plaatsen waar boomloze gebieden zijn. De grootste dichtheden voor het broeden worden bereikt daar voldoende nestgelegenheid en voedsel aanwezig is. Oudere bossen hebben meer boomholten en daar is de koolmees dus succesvoller. Bij loofbossen en vergelijkbare biotopen zoals oudere tuinen met bomen is de dichtheid het hoogst. Naaldbossen vormen voor de koolmees slechts een marginaal biotoop. Strenge winters hebben invloed op de afname van de populatie. Wintervoedering door de mens kan in deze winters een belangrijke hulp zijn om te overleven. De koolmees leeft van insecten en zaden. De jongen worden met insecten en hun larven, spinnen, rupsen en poppen grootgebracht.
Bron: Ton Ebben Broeden
Het aantal eieren per legsel kan sterk variëren en wel van 7 tot soms wel 15 eieren. Er worden jaarlijks tot twee legsels grootgebracht. De zang van de koolmees is zeer gevarieerd. De varianten die de koolmees gebruik zijn waarschijnlijk bedoeld om andere koolmezen de indruk te geven dat het gebied al bezet is met koolmezen. In gebieden met veel achtergrond lawaai zijn er vogels die harder gaan zingen om potentiële indringers te laten horen dat er een bezet territorium is. Uit onderzoek bij nachtegalen in Berlijn bleek dat de stedelijke vogels maar liefst 14 decibel meer geluid produceerden dan de soortgenoten op het platteland. Koolmezen hebben een andere strategie bij veel achtergrond lawaai, ze zingen niet harder maar ze veranderen van frequentie, dus van toonhoogte om tegen stedelijk achtergrondlawaai op te kunnen boksen. De koolmees broedt oorspronkelijk in holten, hij neemt dan ook graag genoegen met een nestkast, maar in de menselijke omgeving maakt hij soms ook gebruik van bloempotten, gieters en zelfs brievenbussen.
Bron: Ton Ebben Door de opwarming van de klimaatverandering zien we dat bomen vroeger uitlopen en de rupsen ook wat eerder uit hun ei zijn om de jonge bladeren te eten. De koolmees reageert echter niet zozeer op temperatuur als prikkel voor de voortplanting, maar de daglengte geeft hier de prikkel. De jongen van de koolmees zijn afhankelijk van insecten en wil de koolmees succesvol jongen blijven krijgen dan is het zaak dat ook de koolmees vroeger gaat broeden. Er is binnen de mezenpopulatie al een deel vroegbroedende koolmezen en deze blijken succesvoller te zijn omdat het nageslacht van deze vroegbroeders meer kans maakt het volgende seizoen ook weer een nest te maken. Door het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO) wordt onderzocht of de koolmees het systeem van boom/rups/koolmees kan bijhouden nu de klimaatveranderingen doorzetten. Binnen de koolmezenpopulatie is nu al een variabele aanwezig van vroeg- en wat laterbroeders. De aanpassing kan de koolmees nu nog wel bijbenen, maar de vraag is of hij dat ook nog kan als de ontwikkeling zich doorzet.
De tijd zal het leren, maar na het onderzoek van het NIOO weten we waarschijnlijk meer over het aanpassingsvermogen van de koolmees en of hij de daglengte als signaal voor de voortplanting weet te combineren met de temperatuur. Omdat er nu al sprake is van vroegbroeders zou dat best wel eens goed kunnen uitpakken.