De Ardenner – oorlogspaard van Napoleon
Deze koudbloed uit de hoge Ardennen is een werkpaard pur sang. Een vriendelijke, gehoorzame en onvermoeibare reus die vroeger in de wouden urenlang en gedienstig bomen versleepte. Dit paard heeft echter ook een ‘oorlogsverleden’. In de napoleontische veldslagen werden Ardenners – het kleinere type – voor de artilleriewagens gespannen. Ze overleefden zelfs de barre veldtochten van Napoleon tegen Rusland. Ook de Romeinse keizer Julius Caesar had een zwak voor dit paard. Na een terugval in populariteit doet de Ardenner op kleine schaal weer dienst in de bosbouw.
Inhoud
De Ardenner – een zeer oud paardenras
De Ardenner komt van oorsprong uit de Hoge Ardennen, het grensgebied tussen België en Frankrijk. De ontwikkeling van deze zware
koudbloed heeft door de eeuwen heen veel invloed gehad op de middeleeuwse rossen in het westelijk deel van Europa. Dit paard heeft zich uitstekend aangepast aan het noordelijk klimaat. Soortgelijke typen bestonden al in de tijd van de Romeinen.
Julius Caesar
Veldheer Julius Caesar (100 v.C. - 44 v.C.), de latere Romeinse keizer, rukte met zijn legioenen op naar Gallia en Germania, westelijk van de Rijn, en deed in zijn
Commentarii de Bello Gallico verslag over de ‘noordelijke Gallische rossen’, die kennelijk grote indruk op hem hadden gemaakt. Voorgangers van de huidige Ardenner werden tweeduizend jaar geleden al gefokt door de Galliërs.
Kenmerken van de Ardenner
Dit trekpaard kan wel 1000 kilo wegen en is zeer robuust en compact gebouwd. De Ardenner heeft een kort hoofd met een ramsneus, korte benen, een massieve borstkas en de kootbeharing ziet er bijzonder fraai uit. De dikke, gebogen hals vormt een harmonieus geheel met de stevige schouders. De achterhand is enorm.
Kleuren
De Ardenner is voornamelijk te bewonderen in de kleuren roodschimmel, vos, bruin en grijs. Het blokstaarten van de Ardenner is sinds 2001 verboden. De gemiddelde
stokmaat is 1,60 meter.
Gedrag van de Ardenner
In de wereld van de paardenfokkers wordt de Ardenner wel eens gekscherend ‘tractor’ genoemd, al richt dit paard natuurlijk minder schade aan de grond aan dan de genoemde landbouwmachine. Dit vitale, werklustige paard heeft de karakteristieke zachtaardigheid en rust van een koudbloed en is makkelijk in de omgang en in de verzorging.
Koetspaard
Vroeger beschouwde men de Ardenner als een aangenaam
koetspaard dat urenlang in draf kon gaan en in de bosbouw als onvermoeibaar gold. In de 19de eeuw werd dit werkpaard – vergelijkbaar met de
Clydesdale – gekruist met de Brabander. In die periode was de vraag naar trekpaarden zeer groot.
Bijna uitgestorven
In de Napoleontische oorlogen, van 1792-1815, werden deze paarden bereden maar ook voor artilleriewagens gespannen. De Ardenner is een zeer gehard paard. Hitte noch kou kan hem deren. Hij is kortom geschikt voor alle
weersomstandigheden. In de oorlogen van weleer werd hij dan ook graag ingezet. Het is bekend dat
Napoleon voor de Ardenner koos toen hij oprukte naar Rusland. Alleen dit paard zou de barre weersomstandigheden in verre oorden aankunnen, en daar had hij nog gelijk in ook. Hoewel de Ardenner een van de oudste paardenrassen is, was dit trekpaard pur sang na de Tweede Wereldoorlog bijna uitgestorven. De Franse bloedlijn werd toen met koudbloeden uit Nederland en België ‘veredeld’. Het zijn de huidige zware werkpaarden.
Kinderboerderij
Het bestand loopt echter terug, hoewel er nog steeds wordt gefokt voor de slacht. In kleine aantallen doet de Ardenner ook weer dienst in de bosbouw, vooral in zeer dichtbegroeide bosgebieden. Tegenwoordig is deze goeierik ook op de kinderboerderij een graag geziene bewoner.
De Ardenner en de Brabander
In de 19de eeuw werd de Ardenner gekruist met de Brabander, een Belgische koudbloed. Zoals aangeduid waren de paarden uit deze contreien al bekend bij de
Romeinen en in de middeleeuwen ingezet in de oorlogvoering. Eeuwen daarvoor werd de Brabander ook gebruikt bij de fok van onder andere de
Clydesdale en de Suffolk Punch.
Lees verder