Het veenlandschap, hoogveen en laagveen
Het veenlandschap beslaat tegenwoordig maar enkele gebieden in Nederland. Vroeger bestond Nederland voor een veel groter gedeelte uit Veen. Pas toen men het landschap ging ontginnen, vond er bewoning plaats. Daarvoor waren het uitgestrekte moerassen, die nauwelijks begaanbaar waren.
Laagveen
Laagveen is te vinden in bijvoorbeeld: Utrecht, Friesland en Zeeland. Tegenwoordig is laagveen bedekt onder een laag klei en zand. Ook is veel laagveen verdwenen door het uitbaggeren. Als het veen dan droog was kon dit worden verbrand. Ook handelde Nederland veel in Turf. Als het veen werd uitgebaggerd ontstonden er grote open meren. Een voorbeeld hiervan zijn de Vinkeveense plassen.
Laagveen wordt gevormd onder water, dus is gebonden aan de grondwaterstand. Het bestaat uit plantenresten. Als je het van dichtbij zou bekijken, zie je dat het een pakket op elkaar gestapelde plantenresten zijn, waar je stukken schors, stengels en insecten in kan vinden.
Het laagveen is ontstaan omdat er lagunes en meren ontstonden in Nederland. Dit kwam door de stijgende zeepspiegel.
In dit water begonnen moerasplanten te groeien, dit was mogelijk omdat de wateren steeds zoeter werden. Dode plantenresten bleven in dit water achter en verteerde niet. Hierdoor ontstonden meters dikke pakketten van laagveen. Zodra het laagveen boven de waterspiegel uitkwam, ontstond er geen laagveen meer. Wel groeide bovenop dit pakket dan Spaghnum. Dit is een soort mos plantje. Dit plantje kan erg veel water vasthouden en trok op deze manier het grondwater omhoog. Op deze manier ontstond er nog steeds veen boven op het laagveen, maar dit noemden wij dan hoogveen. Het laagveen zorgt voor mooie natuurgebieden in ons land. Veel bijzondere dieren en vegetaties komen hier voor.
Hoogveen
Hoogveen vonden wij onder andere in Drenthe en Groningen. Tegenwoordig is het bijna overal verdwenen, door het afgraven. Ook werd dit veen verhandeld als turf.
Het hoogveen is een pakket op elkaar gestapelde plantenresten. Voornamelijk bestaande uit Veenmos. Het heeft een bruine kleur. Omdat veenmos zich volzuigt met water, blijft dit groeien. De onderkant van het veenmos sterft af, dit zorgt voor de hoogveen vorming. Zoals al eerder beschreven kan dit gebeuren door boven op een pakket laagveen te groeien. Er is echter ook een andere manier mogelijk: Toen de smeltwaterafzettingen bleven liggen in Nederland, ontstond er een kleilaag die slecht doorlatend was voor water. Op die kleilaag vond een dekzand afzetting plaats. Het regenwater kon wel door de zandlaag heen, maar bleef liggen op de kleilaag. Veenmos is een plantje dat erg goed kan groeien in gebieden, die voedselarm zijn en veel water bevatten. Ook hier blijft het veenmos groeien aan de bovenkant en de onderkant sterft af.
Oost-Nederland
In Oost-Nederland ontstonden veengebieden niet door de zeespiegelstijging, maar op plaatsen waar de waterafvoer beperkt was. Een voorbeeld hiervan zijn Pingo-ruïnes. Een Pingo ontstond in de ijstijd. De bodem was tot wel enkele meters diep bevroren. Onder deze bodem bevond zich grondwater, dat omhoog wilde. Als er scheuren ontstonden in het ijs, kwam het grondwater via deze scheuren omhoog. Zodra het in de permafrost zone kwam bevroor het. Door de constante aanvoer van grondwater, bleef de ijs vorming doorzetten. Zo ontstond een ijslens. Deze ijslens zorgde ervoor dat de grond omhoog werd geduwd en zo ontstond een Pingo.
Als er scheuren ontstonden in de Pingo, kon het zonlicht op het ijs schijnen. Hierdoor kon het ijs smelten en ook de grond zelf ontdooide. De grond gleed dan naar beneden tot aan de voet van de Pingo. Zo ontstond een randwal. Toen alles was gesmolten bleef er binnen die randwal smeltwater achter. Dit noemen we een Pingo-ruïne. Ook in dit water begonnen planten te groeien. De dode plantenresten verzamelde zich in deze kraters. Op deze manier kon er ook een pakket veen ontstaan.
Lees verder