Turf, turfwinning, veengronden en vervening
Turf werd in het jaar 23 na Christus al gestoken door Romeinen en tot 1950 nog steeds actief gestoken als brandstof voor thuis en op het werk. Hele industriën werkten op turf gewonnen uit verschillende veengronden, voornamelijk in Nederland, later ook in België, Duitsland, Polen en Frankrijk. In de Gouden Eeuw was turf de ruggengraat van de voortgang en wordt vandaag de dag nog steeds gebruikt ter verrijking van potgrond en het maken van actief kool.
Het ontstaan van turf
Turf ontstaat in natuurgebieden waar veel water aanwezig is wat erg zuurstofarm is. Planten die dood gaan kunnen hierdoor, onder water, nauwelijks verteren waardoor er turf ontstaat wat in feite niets anders is als een dikke laag dode planten (en soms ook dierlijke) resten. Door het gebrek aan zuurstof kunnen bepaalde bacteriën (aerobe bacteriën) die een normale afbraak zouden veroorzaken hun werk niet doen, daarentegen kunnen andere bacteriën, (anaerobe bacteriën) wel hun werk doen, wat essentieel is in het vormen van veengronden. Anaerobe bacteriën zijn bacteriën die ofwel kunnen leven in aanwezigheid van lucht maar het in feite slechts tolereren, ze kunnen er geen gebruik van maken, maar er zijn ook anaerobe bacteriën waarvoor lucht simpelweg giftig is. Deze anaerobe bacteriën maken Methaan aan, een stof die je ook ziet (ruikt) in ontlasting en brandbaar is. In natte en vochtige omstandigheden bouwt de methaanvorming sneller op als dat het afbreekt, waardoor veen ontstaat. Deze veengebieden die voornamelijk in gematigde en vochtige gebieden zoals Nederland en België ontstaan, zijn waarschijnlijk ontstaan in een tijd genaamd 'Atlanticum' het Atlanticum is een tijdperk ongeveer 9220 tot 5660 voor Christus, rond deze tijd ontstond er veel ophoping van water in de tijd dat naaldbossen langzaam omvormden tot loofbossen, mede dankzij de stijgende zeewaterspiegel werd grondwater omhoog gestuwd. Stilstaand water is nagenoeg altijd zuurstofarm en logischerwijs, water dat lange tijd onder de grond opgeslagen is geweest en zijn weg naar het oppervlakte moet banen is ook erg zuurstofarm. Het ontstaan van veen is een proces van honderden jaren.
Het gebruik van turf
Het voornaamste doel van turf is altijd al brandstof geweest, er werd al aan turfwinning gedaan in het jaar 23 na Christus. Turf is methaanrijk en vol van plantaardige en dierlijke gedeeltelijk verteerde delen. In droge staat is turf erg brandbaar maar gaat ook relatief lang mee. Vanaf het jaar 1950 was turfwinning niet langer interessant meer als brandstof daar olie en gas het overgenomen hadden. Echter wordt turf vandaag de dag nog steeds gebruikt voor het voedzamer maken van potgrond en het maken van actief kool. In het Gooi werd veen veel afgegraven bij de
Ankeveense Plassen maar de Vinkeveense Plassen en elders in Nederland, maar ook Europa werd veel turf afgegraven, vandaag de dag echter een stuk minder.
Laagveen
De bron van vocht voor laagveen is grondwater. Veengrond is nagenoeg altijd zeer voedselrijk waardoor planten makkelijk kunnen groeien en dit ook blijven doen. Er zijn drie soorten laagveen, het Limnisch veen dat onder de waterspiegel wordt gevormd, het Telmatisch veen dat bij het wateroppervlak wordt gevormd en de laatste soort is terrestrisch veen dat direct boven het Telmatische veen wordt gevormd. Dit veen oxideert en droogt snel uit, tenzij er hoogveenvorming ontstaat.
Na verloop van tijd kan de dode plantenlaag ervoor zorgen dat nieuwe planten afgesloten worden van het grondwater, hierdoor ontstaat een erg zure grondlaag wat ook nog ondersteund wordt door de altijd wel iets zure regen. Planten die het goed doen op zure grond doen dan hun intrede. Voorbeelden van deze planten zijn: Veenmos, Zonnedauw, Heidekartelblad en Veenpluis.
Hoogveen
Hoogveen ontstaat op een soortgelijke wijze als laagveen, planten sterven en vormen een laag organisch materiaal op de bodem, echter hier is er geen sprake van grondwater. Hoogveengebieden ontstaan met dank aan Spaghnum, een mossoort die ontzettend veel vocht (lees regenwater) kan opnemen en tot wel 90% uit water kan bestaan. De Spaghnum vormt op deze manier een dichte waterrijke deklaag die hoogveen kan laten ontstaan.
Hoogveen is vrij zeldzaam, je kan dit alleen nog maar vinden op Bargerveen bij Schoonebeek in Drenthe, het Aamsveen bij Enschede, en in de Groote Peel in Noord-Brabant. In België is er wel veel hoogveen te vinden in het natuurgebied met de toepasselijke naam 'Hoge Venen'. De meeste hoge venen zijn in de 19e eeuw al afgegraven, vandaar dat ze nog zo sporadisch voorkomen.
Verdronken Hoogveen
Tot 1930 ontstonden er misverstanden over of bepaalde veengronden nou hoog- of laagveen waren. Per definitie werd aangenomen dat venen die onder water stonden laagveen waren. Echter zijn er gevallen bekend die ooit hoogvenen waren maar door een diversiteit van redenen onder water zijn komen staan. Dit worden verdronken hoogvenen genoemd.
Het oogsten van turf
In de gouden eeuw, toen turf nog de belangrijkste vorm van brandstofvoorziening was, werkten veel mensen op turfrijk gebied. Sommige op drooggelegde turfakkers, andere op gebieden waar de turf nog onder water lag. In beide gevallen was het het meest efficiënt om met vier mensen tegelijk te werken, hierdoor kon er een mooie roulatie gevormd worden. Twee personen die de turf uitstaken, één persoon die de turf op maat sneed en één persoon die de turf met een kruiwagen naar de legakkers reed waar de turf kon drogen indien deze nat was. Legakkers waren lange stroken met land, vandaag de dag nog zichtbaar in bijvoorbeeld de Nieuwkoopse Plassen, deze stroken land waren omgeven met water en hadden geen andere functie als het laten drogen van de uitgestoken turf. Petgaten gaan de gaten die ontstaan zijn door het uitsteken van de turf.