Het zeekleilandschap met terpen en kwelders
Het zeekleilandschap beslaat de kustlijn van Noord-Nederland en Zuidwest-Nederland. Zeeklei is een afzetting van zee in de vorm van slib. Vandaar dat het in de kuststreken voorkomt. Zeeklei is erg vruchtbaar, dus geschikt voor akkerbouw.
Oudland en nieuwland
Als we het landschap in Zuidwest-Nederland willen indelen ontstaat er een scheiding in oudland en nieuwland. Tegenwoordig noemen we dit oude en recente zeekleipolders. Door bodemonderzoek rond de Tweede Wereldoorlog kon deze tweedeling plaatsvinden. Het gebied beslaat ongeveer heel Zeeland, tot het Westland en de Biesbos. Oudland polders liggen lager dan nieuwland polders. Dit komt omdat de zee geen invloed meer uitoefent op de oudland polders, maar wel op de nieuwland polders. De afzetting van zee zorgt ervoor dat de polders nog steeds verhogen. Oudland polders werden al vroeg voorzien van bescherming tegen de zee, zoals dammen en dijken. Zodoende is de invloed van de zee al lang gestopt.
Terpen
Terpen, in Groningen noemen ze het een wierde. Terpen ontstonden omdat men zichzelf wilden beschermen tegen overstromingen. Eerst dienden ze als vluchtheuvel, maar veranderde vaak in woonheuvels. Er werden huizen opgebouwd en de bebouwing werd soms uitgebreid tot hele dorpen. Terpen ontstonden door het opslaan van mest en/of afval, dat zorgde voor een ophoging in het land. Op het moment dat het water te hoog kwam, zaten de mensen veilig. In Hogebeintum ligt de hoogste terp van Nederland. Deze terp is 8,80 m boven het NAP. We onderscheiden terpen in: handselterp, radialeterp en rechthoekige terp. Veel terpen gingen verloren in de 19e eeuw. Men ontdekte namelijk dat de grond van de terpen goed te gebruiken was voor voedselarme bodems. Door de grond uit te strooien over voedselarme bodems, bevorderde dat de opbrengst van het land.
Kwelders en kreekruggen
We vinden kwelders aan de kust bij Groningen en Friesland. Ook in Zeeland vinden we ze nog, alleen noemen we het daar schorren. Een kwelder is begroeid met zoutminnende planten, denk hierbij aan zeekraal. In een kwelder bevinden zich een aantal geulen waar het water in blijft staan. Dit noemen we kreken. Als het vloed is staat een kwelder helemaal onder water. Op het moment dat de kwelder overstroomt laat de zee sediment achter (klei). Als de zee zich weer terugtrekt, blijft dit sediment achter. Het sediment wordt namelijk vastgehouden door de plantjes op de kwelder. De kwelder wordt steeds breder, omdat de afzetting op de kwelder bij normaalwaterpeil niet meer plaats kan vinden. Als de kwelder niet meer overstroomt blijft het zand achter in de kreken en hoopt zich op. Het veen wat onder de zeeklei ligt klinkt in en zo komt het zand hoger te liggen. We noemen dit kreekruggen.
Twintigste eeuw
Het zeekleilandschap, zoals het er oorspronkelijk uit zag, met Terpen, kronkelige wegen etc. Is er voor een groot gedeelte niet meer. De uitbreiding van de landbouw, denk aan ruilverkaveling en nieuwe landinrichting, hebben ervoor gezorgd dat het oude cultuurlandschap voor een groot gedeelte is verdwenen. Nieuwe landbouw producten, zoals mais, zorgen ervoor dat het zicht op het landschap wordt belemmerd. Daarnaast breidden dorpen zich steeds uit, waardoor er nieuwe wegen ontstonden en het landschap vlakker werd.
Lees verder