Het krijt-/lösslandschap
Zuid-Limburg is een uniek gebied. Het vormt een eenheid met het aangrenzende België en Duitsland. De flessenhals, zoals wij het gebied ook wel noemen, is toeristisch gezien erg aantrekkelijk. Mede door het heuvelachtige landschap. Het hoogste punt van Nederland is dan ook te vinden in Limburg op ongeveer 322 meter hoogte. In dit artikel wordt vooral ingegaan op het landschapstype in Limburg: het krijt-/lösslandschap.
Fysische geografie lösslandschap
In de laatste ijstijden zorgden eolische afzettingen ervoor dat er een kleine laag löss over het landschap werd afgezet. Alleen bij de hoogste gebieden in Limburg ontbreekt löss. Bij de hoge gebieden kan men onder andere vuursteen vinden. Löss is erg geschikt voor akkerbouw. De grond is erg vruchtbaar en is goed ontwaterend. Echter houdt het ook voldoende vocht vast om in de zomer te kunnen voorzien in de waterbehoefte voor gewassen. Ongeveer 7000 jaar geleden woonden de eerste boeren al in Limburg. Tegenwoordig is het landschap sterk veranderd. De opkomst van mijnbouw en ontwikkelingen in de landbouw zorgden hier voornamelijk voor. Het winnen van kalksteen en grind werd grootschaliger. Ook steenkoolwinning groeide sterk. Dit zorgde voor een snelle verstedelijking rondom deze Mijnstreek. De landbouw groeide door rondom de boerderijen steeds meer fruitbomen aan te planten. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de landbouw pas echt in een stroomversnelling, vooral in het noordelijke deel van het lösslandschap veranderde het snel, dit kwam door de ruilverkaveling die ontstond.
Nederzettingsvormen
Er zijn twee nederzettingen te benoemen in dit landschapstype, bijvoorbeeld de 'hoven’. Dit waren grote vrijstaande boerderijen. Deze lagen op de gunstigste plekken en groeiden soms uit tot kastelen en landhuizen. Een ander type is een boerderij met daaromheen kleine boerderijen. De grote boerderij heeft dan meestal dezelfde naam als de woonplaats. De woonplaatsen hadden meestal dezelfde vorm als die van het dal, of beek. Een dries (brink) is een open ruimte die ligt in de kom van een dorp. Ze zijn meestal driehoekig van vorm. Ze werden gebruikt om vee te verzamelen. Ook is hier vaak een poel aanwezig, die bijvoorbeeld kan dienen als drenkplaats.
Holle wegen, graften, grubben
Holle wegen, graften en grubben, zijn onderdelen van het landschap. Het komt vooral voor in een heuvelachtig landschap. We noemen het ook wel een bocagelandschap
Graften ontstonden door boeren, die lieten stroken bos of heggen staan, dwars op de helling waar ontginning plaats vond. Aan de onderkant van de graft werd grond weg geërodeerd door uitholling. Aan de bovenkant spoelde grond aan. De wortels van vegetatie zorgden ervoor dat ze de grond konden vasthouden. Op den duur ontstond zo een terras met onder de heg of bos strook een steile rand en aan de andere kant ontstond colluvium. Dat is bodemerosie dat van een helling is geërodeerd. Lokale bewoners noemen een graft ook wel 'graaf'.
Holle wegen kwamen op bijna dezelfde manier tot stand. Geulen die water naar beneden afvoerden, werden gebruikt als snelle verbindingswegen. Door paard en wagen werd de grond beschadigd en op deze manier had de natuur de mogelijkheid om de weg uit te hollen. Sommige holle wegen werden meters diep. Een holleweg of grub is ongeveer hetzelfde alleen het ontstaan is anders. Een grub ontstond door het verdwijnen van landijs. De laatste jaren is de erosie weer toegenomen. Dit komt door schadelijke teelten, zwaardere machines en schaalvergroting in de landbouw.
Lees verder