Het leven in rivieren, meren en wetlands
Een groot deel van het water op de aarde is zout. Toch is er ook genoeg zoet water te vinden, in rivieren, meren en wetlands die op allerlei delen van de aarde voorkomen. In dit zoete water leven allerlei planten en dieren. Sommige dieren komen nooit uit het water, andere verdelen hun tijd tussen het water en het land.
Zoet water
Rivieren, meren en wetlands zijn de plaatsen op aarde waar het water zoet is, in tegenstelling tot het zoute water in de zeeën en oceanen. Op vele plekken op aarde is dit zoete water te vinden, hoewel het bijna niets is in vergelijking met de hoeveelheid zout water op de wereld. Bekende wetlands zijn de Everglades in Florida in de Verenigde Staten, en de Okavangodelta in Botswana. Al deze zoetwatergebieden verschaffen een leefomgeving voor vele verschillende soorten planten en dieren.
Planten
In zoet water komen veel algen voor. Eigenlijk zijn dit geen echte planten, maar een soort eenvoudige ‘planten’, die zeer klein zijn en met velen bij elkaar voor groen uitziend water kunnen zorgen. Deze algen zijn een belangrijke voedselbron voor zeer kleine dieren. Er zijn ook veel ‘echte’ en grotere planten in deze wateren te vinden, waarvan riet een zeer bekende en algemeen voorkomende is. Riet is een lang soort gras dat een heel eind boven het water uitsteekt. Het biedt allerlei vogels als waterhoentjes, spreeuwen en reigers een plek om zich te verschuilen of een nest te bouwen. Ook waterlelies zijn in veel zoete wateren te vinden. In de lente groeien de stengels van deze plant vanaf de bodem van het water omhoog. Boven gekomen gaan de bladeren op het wateroppervlak liggen. Er zijn zeer kleine waterlelies, maar ook zeer grote, zoals de Zuid-Amerikaanse waterlelie. Deze heeft bladeren die een doorsnede van twee meter kunnen hebben. Op waterlelies zijn vaak dieren als vogels en insecten zoals libelles te vinden, die vanaf daar een goed uitzicht hebben. Libelles leven, wanneer ze nog larven zijn, onder water. Daar brengen ze de eerste twee tot vijf jaar van hun leven door. Daarna klimmen ze naar boven en worden volwassen libelles. Vanaf de bladeren van waterlelies gaan ze op jacht naar kikkervisjes en kleine vissen.
Dieren
Vissen
Zalmen worden geboren in het zoete water van rivieren. Na een paar jaar trekken ze naar de zoute zeeën waar meer voedsel te vinden is. Na nog een paar jaar zwemmen ze weer terug naar de rivieren waar ze geboren zijn. Dit doen zalmen door gebruik te maken van geur. Wanneer ze in ‘hun’ rivier terug zijn, worden er eitjes gelegd en bevrucht. De stroomopwaartse tocht van de zee naar zoet water is echter zwaar geweest. Voor veel Pacifische zalmen zelfs zo zwaar dat ze doodgaan na de voortplanting. De Atlantische of Europese zalm lukt het meestal wel om de terugtocht naar zee te maken. Ook steuren komen uit hun eitjes in zoet water, om daarna naar zee te trekken maar zich weer voort te planten in rivieren. Sommige palingen doen het juist andersom: zij komen ter wereld in de zee, zwemmen naar rivieren of wetlands om daar jaren te blijven, waarna ze naar de zee terugkeren om zich voort te planten. Andere vissen die in de zoete wateren van rivieren, meren of wetlands leven zijn onder meer snoeken, tandkarpers, karperzalmen, echte baarzen en bonte baarzen.
Amfibieën
Voor verschillende soorten kikkers en padden is zoet water erg belangrijk. Dit is namelijk de plek waar zij uit hun eitjes komen en hun leven als kikkervisje beginnen. Ze hebben dan kieuwen en zijn dus gebonden aan hun natte omgeving. Wanneer ze opgroeien krijgen ze longen en verliezen ze hun kieuwen, waarna ze in staat zijn ook op land te leven. Als een volwassen kikker of pad klaar is om zich voort te planten, keert hij terug naar het meer of water waar hij ter wereld is gekomen. Hiervoor maken ze gebruik van hun reukvermogen. Daar aangekomen produceren de mannetjes een paringsroep om vrouwtjes aan te trekken. Na de paring blijven de eitjes achter in het water en gaan de ouders weer aan land.
Reptielen
Reptielen die in zoet water leven zijn meerdere soorten slangen, krokodillen, schildpadden, alligators, kaaimannen en gavialen. Krokodillen komen voor in Afrika, Azië, Australië, Noord-Amerika en Zuid-Amerika. Ze zijn overdag vaak niet erg actief, en liggen vaak op zandbanken te rusten in de zon. ’s Nachts gaan krokodillen op zoek naar voedsel. Ze wachten grotendeels onder water tot een prooi in de buurt komt, om die vervolgens razendsnel te grijpen. Jonge krokodillen eten vooral kleine dieren als insecten en spinnen, terwijl de volwassenen ook veel grotere dieren als zebra’s en antilopen eten. Gavialen lijken op krokodillen, maar hebben een zeer lange snuit die smaller is dan die van de krokodil. De gaviaal komt voor in Aziatische landen waaronder India. Hij beweegt met zijn bek door het water om zijn maaltijd te vangen. Eén van de slangensoorten die te vinden is in rivieren en moerassen is de anaconda. Dit is een zeer lange slang die in het water ligt te wachten op dorstige dieren zoals vogels. Wanneer een dier dichtbij komt, doodt de anaconda het dier door het te wurgen.
Vogels
Vogels die vaak te vinden zijn in of bij meren, rivieren of wetlands zijn onder andere pelikanen, futen, slangenhalsvogels, reigers en flamingo’s. Flamingo’s zijn vaak in grote groepen in wetlands te vinden. Ze eten kleine waterplanten en –dieren zoals garnalen. Dit doen ze door hun snavel in het water te hangen en als een soort zeef te gebruiken. Pelikanen zijn grote vogels met lange snavels en een keelzak die ze uit kunnen rekken. Deze gebruiken ze bij hun jacht op vis. Ze scheppen een grote hap water met vis naar binnen, waarna de pelikaan de vis opeet en het water weer uit zijn snavel laat lopen. Slangenhalsvogels zijn vogels met een lange, kromme hals die vooral in meren in de tropen te vinden zijn. Het zijn geen snelle zwemmers, dus besluipen ze hun prooi voorzichtig. Met hun smalle snavel steken ze het slachtoffer, vaak vis, dood.
Zoogdieren
Nijlpaarden leven in en bij de zoete wateren van rivieren en meren in Afrika. Het zijn grote en gevaarlijke dieren met enorme hoektanden die regelmatig voor menselijke slachtoffers zorgen. Overdag zijn ze niet erg actief, dan zijn ze vaak in het water te vinden. ’s Nachts verlaten ze het water om voornamelijk gras te eten. Vogelbekdieren komen voor in rivieren en meren in oostelijk Australië en op Tasmanië. Ze brengen veel tijd in het water door om naar eten te zoeken. Het vogelbekdier jaagt vooral ’s nachts op dieren als vissen, garnalen, larven van insecten en kikkers. Zijn prooien stopt hij in zijn wangzakken om ze mee te nemen naar zijn hol. Daar aangekomen eet hij zijn maaltijd op. Otters zijn goede zwemmers die dit zowel boven als onder water doen. De ondervacht van otters blijft altijd droog door een dikke laag olie die de huid aanmaakt. In het water gaan ze op zoek naar hun maaltijd, die voor een belangrijk deel uit vis bestaat.