De voorouders van het paard: Hyracotherium of Eohippus
Hyracotherium oftewel Eohippus oftewel "dageraadspaard" is de oudst bekende uitgestorven voorouder van het paard. Het diertje leefde zo'n 55 miljoen jaar geleden
Taxonomische indeling
Rijk | Animalia | Dieren |
Stam | Chordata | Gewervelden |
Klasse | Mammalia | Zoogdieren |
Orde | Perissodactyla | Onevenhoevigen |
Familie | Palaeotheriidae | |
Geslacht | Hyracotherium | Owen 1841 |
Tweedelige naamgeving | Hyracotherium leporinum | Owen 1841 |
Synoniem | Eohippus | Marsh 1876 |
Ontdekking
De directe voorouder van de Hyracotherium leefde ongeveer 75 miljoen jaar geleden op aarde. Dit dier behoorde tot een tak van de uitgestorven Condylartha groep en het was tevens de voorouder van alle hoefdieren. De eerste fossiele overblijfselen van de Hyracotherium werden in 1841 gevonden in Engeland door de paleontologist Richard Owen. Hij had geen volledig skelet ontdekt en veronderstelde op basis van de gevonden tanden dat het om een soort Hyrax (konijnachtig zoogdier) ging. Vandaar de naam Hyracotherium, wat zoveel wil zeggen als "op een hyrax lijkend dier".
In 1876 werd het eerste vrijwel volledige skelet opgegraven door Othniel C. Marsh in Eocene rotsformaties in Wyoming, Verenigde Staten van Amerika. Hij gaf het de naam Eohippus.Het is aan de hand van dit skelet tesamen met ander bewijsmateriaal - veelal uit andere Amerikaanse staten - dat men de evolutie van het paard kon vastleggen. Toen duidelijk werd dat Owen en Marsh een fossiel skelet van dezelfde diersoort hadden opgegraven, bleef de eerst gegeven naam de officiële naam en werd Eohippus erkend als synoniem.
Het meest volledige skelet werd in 1931 in het Big Horn Basin in Wyoming, USA ontdekt. Paleontologen van het California Institute of Technology hebben het skelet kunnen reconstrueren en samen met gegevens uit andere vondsten konden zij tot een precieze opbouw van het skelet van de Hyracotherium komen.
Beschrijving
Hyracotherium leefde in het Ypresisch tijdperk (vroeg Eoceen) ongeveer 52 miljoen jaar geleden. Het dier was ongeveer zo groot als een vos (20 - 40 cm hoog) met een relatief klein hoofd met een korte nek. Het dier had 44 tanden met een typische samenstelling voor omnivore zoogdieren, nl.: 3 snijtanden, 1 hoektand, 4 premolaren en 3 molaren aan iedere kant van de kaak. De tanden hadden een kleine kroon, wat erop duidt dat het voornamelijk een bladeter/grazer was. Hyracotherium had een kleine hersenomvang, vooral de frontale lobben waren erg klein.
De achterhand was langer dan de voorhand (zoals bij hazen), wat al wijst op aanpassingen aan het wegvluchten bij gevaar. Alle grote beenderen van de ledematen waren nog onversmolten, waardoor de benen flexibel en makkelijk te draaien waren (een paard kan nu in tegenstelling tot bvb een kat geen bal met zijn benen vasthouden). Pols en spronggewricht lagen laag tegen de grond. De voorste ledematen hadden 5 tenen, waarvan er maar 4 een hoefbeginsel hadden; de grote vijfde "teenduim" raakte de grond niet. Bij de achterste ledematen waren slechts 3 van de 5 tenen voorzien van kleine hoeven en raakten de rudimentaire eerste en vijfde teen de grond niet. De voetzolen hadden kussentjes (zoals bij een hond, maar dan met hoeven in plaats van klauwen).
Evolutie
Over een periode van ongeveer 20 miljoen jaar overleefde de Hyracotherium zonder dat ze grote evolutionaire veranderingen ondergingen. De belangrijkste verandering is de aanpassing van de tanden: van een gevarieerd dieet met fruit, noten, grassen en loof naar voornamelijk grassen en loof. Tijdens het Eoceen zijn uit een Hyracotherium soort (waarschijnlijk Hyracotherium vassacciense) verschillende nieuwe takken Equidae ontstaan.
Lees verder