De solitaire luipaard (Panthera pardus)

Inhoud
- Uiterlijk van de luipaard (Panthera pardus)
- Ogen en oren
- Vacht
- Leefwijze van de luipaard
- Jacht
- Sluipvermogen
- Uiterste concentratie
- Prooi
- Voortplanting
- Verspreiding
- Belangrijke kenmerken van de luipaard (Panthera pardus)
- De luipaard is een bedreigde soort
Uiterlijk van de luipaard (Panthera pardus)
De luipaard is een katachtige en kenmerkt zich onder andere door het scherpe, maar toch zeer camouflerende contrast in de tekening van zijn vacht. Hij heeft een brede kop, kleine oren, lange snorharen en zeer sterke kaken, zoals verwacht mag worden van een jachtdier. Zijn voorkomen heeft alles van een uit de kluiten gewassen huiskat. De lengte varieert van anderhalve tot bijna twee meter (kop-romplengte), waarbij de staart ook nog eens een meter lang kan worden. Gemiddeld weegt een volwassen luipaard ongeveer 60 tot 80 kilo met een schouderhoogte van hoogstens 60 cm, waarbij de vrouwtjes wat kleiner zijn.
Ogen en oren
De zintuigen van de luipaard zijn perfect op elkaar afgestemd. Zijn oriëntatievermogen is uitmuntend. Een panter die uit zijn biotoop wordt gehaald en honderden kilometers verder gedropt, zal verbluffend snel – vaak binnen enkele weken – terug zijn in zijn eigen habitat, als hij daar voor kiest. Hij hoort bijna twee keer zo scherp als de mens en neemt frequenties hoger dan 100 kHz waar. Zijn ellipsvormige ogen zien zes keer scherper in de schemering, waardoor hij tevens een fenomenale nachtjager is. Geen prooidier kan zich in de duisternis veilig wanen met een panter in de buurt. Zijn reukvermogen is eveneens uitmuntend: menige katachtige, waaronder de tijger en de lynx, kan daar niet aan tippen.Vacht
De prachtige vacht van de luipaard heeft altijd tot de verbeelding gesproken. Er is door de eeuwen heen, met name midden vorige eeuw, intensief op dit dier gejaagd. In tal van gebieden waar hij voorheen veel voorkwam is hij sindsdien praktisch verdwenen. De vacht staat garant voor een uitstekende camouflage en kenmerkt zich door een mengelmoes van zwarte en bruinachtige vlekken op een grondkleur die wit-gelig tot lichtbruin is. De geïntegreerde bruine vlekjes waarborgen een fraai rozetpatroon. De grondkleur kan overigens helemaal wit zijn, of helemaal zwart zoals bij de zwarte panter die onder andere voorkomt in Indonesië. Lange tijd dacht men dat de zwarte panter een aparte soort was en geen ondersoort. Soms komen zwarte en gevlekte jongen zelfs in dezelfde worp voor. De buik, kin en keel zijn witachtig. Kenmerkend is bovendien dat de oren aan de achterzijde zwart zijn.Leefwijze van de luipaard
De luipaard is een solitaire jager met een territorium dat tamelijk vastomlijnd is. Hij jaagt kortom niet in groepen, zoals bijvoorbeeld wolven dat doen. Alleen in de paartijd is hij bij het vrouwtje. Wanneer de jongen geboren worden, is hij allang weer verdwenen. Zoals alle katachtigen markeert ook de luipaard zijn jachtgebied met urine en uitwerpselen. En niet te vergeten met krabsporen in boomstammen.
Vaak overlappen de territoria van de verschillende luipaarden elkaar. Het betreft dan gebieden van mannetjes en vrouwtjes, geen luipaarden van hetzelfde geslacht. In het algemeen geldt: hoe minder prooi, hoe groter het territorium. Bij een te klein jachtgebied ontstaat al snel een voedseltekort door toenemende druk op de prooibestanden en verdrijving van de verschillende prooidieren.
Jacht
Weinig ontgaat deze jager pur sang, mede dankzij zijn fantastische schutkleuren, waardoor de prooi hem vaak pas op het laatste moment ontwaart, als het te laat is. Hij blijft ‘onzichtbaar’ tot het prooidier vlak bij hem staat, zit of ligt. Het verrassingseffect is dan ook in de meeste gevallen dramatisch. Luipaarden zijn dankzij hun schutkleuren nog moeilijker te spotten dan bijvoorbeeld de leeuw. In rotsachtige gebieden, of op een grote boomtak, zit hij vaak volkomen onopgemerkt en doodstil zijn omgeving nauwgezet in de gaten te houden. Sluipend over de grasvlakte nadert hij geluidloos zijn nietsvermoedende prooi tot hij praktisch op springafstand is en vervolgens genadeloos toeslaat.Sluipvermogen
Voor de meeste prooi is er dan geen ontkomen meer aan. Vaak neemt de luipaard het gedode dier mee een boom in. Prooi die soms net zo zwaar is als de luipaard zelf. Hij is vooral een ochtend- en avondjager, zoals in de schemering maar ook ’s nachts. Zijn sluipvermogen en aanvalstechnieken zijn onovertroffen. De sublieme souplesse is fascinerend om waar te nemen, zoals bij de meeste katachtigen. Ook bij de gewone huiskat. Wie wel eens een gedomesticeerde poes in de tuin observeert, terwijl ze speels haar jachtinstinct uitleeft, kan zich daar gemakkelijk een voorstelling van maken.Uiterste concentratie
Soms kiest de luipaard voor een hinderlaag, dan weer benadert hij de prooi sluipend, uiterst geconcentreerd en toch bewonderenswaardig kalm. Na de nekbeet, of een mep van de geklauwde voorpoot, is het gedaan met het prooidier. Blijft over het veilig stellen ervan, ergens op een plekje waar hij rustig kan eten zonder gestoord te worden door bijvoorbeeld hongerige jakhalzen, hyena’s of leeuwen.
Prooi
Veel dieren staan op zijn menu, van zwijnen tot antilopen, struisvogels, apen, hazen, maar ook slangen en vogels zijn niet veilig voor hem. Na de schranspartij verkast de luipaard vrijwel altijd naar een nabijgelegen poel om te drinken. Vrijwel dagelijks is hij daar te vinden. Tijdens observaties in het wild is echter ook vast komen te staan dat hij wekenlang zonder drinken kan.Voortplanting
De mannetjesluipaard wordt in de paartijd aangetrokken tot het vrouwtje dankzij een geurstof in haar urine. In de paringstijd zijn ze ongeveer een week samen. Daarna keert het mannetje terug naar zijn eigen territorium. Het vrouwtje is ongeveer 100 dagen drachtig, waarna ze ervoor zorgt dat de jongen worden geboren op een beschutte en goed gecamoufleerde plaats.Worp
De worp bestaat uit gemiddeld drie tot vier jongen die bij de geboorte ongeveer 500 gram wegen. Soms ziet men een zwart jong in dezelfde worp. Een vrouwtje verkast vaak met haar kroost om te voorkomen dat de kleintjes prooi worden van bijvoorbeeld hyena’s en leeuwen. De jongen blijven ongeveer twee jaar bij hun moeder. In die periode hebben ze alle mogelijke jachttechnieken geleerd. Daarna gaan ze alleen op pad en verwerven ze hun eigen jachtgebied.

Verspreiding
Dankzij het fantastische aanpassingsvermogen is de luipaard in vrijwel alle biotopen te vinden, van de dichte oerwouden tot de droge savannen. In bergachtige streken is hij zelfs tot vlak onder de sneeuwgrens gespot, tot op wel 5000 meter hoogte. De luipaard en de ondersoorten komen in vrijwel heel Afrika voor – met uitzondering van de westelijke delen van de Sahara – tot diep in zuidelijk Azië. Ook in het droge Midden-Oosten is hij te vinden. Tot in Egypte, Turkije, Iran en de meest oostelijke streken van Rusland, China, de Korea’s en Maleisië.Belangrijke kenmerken van de luipaard (Panthera pardus)
De luipaard wordt ook panter genoemd, maar dan vooral als het Aziatische ondersoorten betreft. De luipaard behoort tot de orde van de Carnivora (roofdieren), de familie van de Felidae (katchtigen), het geslacht Panthera en de soort Panthera pardus, met tal van ondersoorten.- Lengte: 100-200 cm (kop-romplengte), staart 60-110 cm.
- Gewicht: 40-90 kilo.
- Schouderhoogte: 50-60 cm.
- Paartijd: voorjaar, behalve in tropische gebieden (elk jaargetijde).
- Geslachtsrijpheid: ca, 2,5 jaar.
- Draagtijd: ca. 100 dagen.
- Worp: gemiddeld 3-4 jongen.
- Voedsel: Grote en kleine zoogdieren, variërend van antilopen tot everzwijnen. Ook hazen, vogels en zelfs insecten staan op zijn menu.
- Levensverwachting: 10-20 jaar.
- Gedrag: solitair.

Er zijn acht ondersoorten bekend, waaronder de Javaanse panter (Panthera pardus melas), de Afrikaanse luipaard (Panthera pardus pardus), de Arabische luipaard (Panthera pardus nimr), de Indische panter (Panthera pardus fusca) en de Amoerpanter (Panthera partus oriëntalis), waarbij aangetekend dat de zwarte panter geen ondersoort is, maar alleen voorzien van een andere grondkleur (zwart) die bij tal van ondersoorten voorkomt.