Wezel: een roofdier dat behoort tot de marterachtigen
Dit kleine roofdier met een lang en dun lichaam met korte poten, behoort tot de marterachtigen. Hij komt bijna overal voor in Europa, ook in Nederland en België en ze leven voornamelijk in bossen. Ze leven zowel in stedelijke gebieden als op het platteland. Ze kunnen overal voorkomen, zolang er maar genoeg beschutting en voedsel is. De wezel is een vleeseter en hij eet voornamelijk muizen en kan ze tot in het gangenstelsel van de muis volgen vanwege de slanke bouw. Hij leeft solitair, behalve in de paringstijd.
Algemeen
De wezel
(Mustela nivalis) is het kleinste roofdier van Europa en hij behoort in het dierenrijk tot de familie van de marterachtigen. Onder de marterachtigen vallen ook: de das, otter, hermelijn, bunzing, nerts en de steenmarter. Dit roofdier komt overal in Europa voor, behalve in Ierland. In Nederland en België komt hij veel voor, maar in de loop van de jaren zijn ze in hoeveelheid afgenomen. Op de Waddeneilanden komt de wezel niet voor. In België wordt de wezel ook wel muishond genoemd. Meestal wordt de wezel niet ouder dan een paar jaar, maar er zijn uitzonderingen die wel tot zes jaar worden. In gevangenschap kunnen ze ouder worden. Het dier maakt knorrende geluiden als hij tevreden is, een hoge piep bij angst en een hoog sissend geluid bij gevaar en tikkende geluiden tijdens de jacht.
Uiterlijk
De wezel is lang, slank, met een klein lichaam, korte pootjes en kan zich snel voortbewegen. Zijn lengte is gemiddeld tussen de 12 en 23 centimeter met een staart van 3 tot 6 centimeter. Hij weegt maar tussen de 35 en 150 gram. Het vrouwtje is een stuk kleiner dan het mannetje. Sommige wezels zijn zo smal dat ze een muis tot in hun gangenstelsel kunnen volgen. Over het algemeen zijn wezels in het zuiden van Europa iets groter dan in het noorden. Zijn vacht is kastanjebruin, waarbij de buik zonder een duidelijke afscheidingslijn wit is. Op zijn keel heeft hij een witte vlek. Bij sommige wezels zijn de voetjes wit. De wezel wordt bij ons in de winter niet wit, zoals de hermelijn dat kan worden. In Zweden en Rusland zijn soorten die wel wit kunnen worden in het winterseizoen.
Leefgebied
Een wezel leeft het liefst in een open en droog natuurlandschap. Hij kan leven in zowel bosgebieden, duinen, weilanden en akkerlanden. Bij voorkeur leeft hij in een gebied waar woelmuizen voorkomen. De wezel heeft graag een plek waar hij zich kan verschuilen, zoals oude muizenholen of konijnenholen. Het territorium van een mannetje varieert tussen 1 tot 25 hectare en van een vrouwtje is dit tussen de 1 en 7 hectare. Het territorium van een mannetje kan die van meerder vrouwtjes overlappen. Ze verblijven in hun hele leefgebied en slapen op verschillende plekken. De enige eisen die een wezel stelt aan zijn leefgebied is dat hij voldoende schuilmogelijkheden heeft en genoeg voedsel.
Voedsel
Zijn dieet bestaat voornamelijk uit woelmuizen. Daarnaast eten ze ook wel
bosmuizen, ratten, mollen, vogels, konijnen en hazen, kikkers, insecten en slakken. Ook eten ze eieren, maar ze kunnen een ei alleen maar open krijgen als er en deuk of barst in de schaal zit. Hij heeft ongeveer twee muizen per dag nodig, dit betekent dat hij ruim een kwart van zijn lichaamsgewicht aan voedsel nodig heeft. Soms bewaart hij een dode muis of ander dood dier in een holletje als voedselvoorraad. Als hij zijn omgeving onderzoekt of er voedsel is, gaan hij op de uitkijk staan. Dit doen ze door op de achterpoten staan en rechtop te staan. Hij jaagt op zijn reuk en doorzoekt holletjes. Als hij zijn prooi te pakken heeft, bijt hij in de nek en bijt hij de halsslagader door. Veel prooien zijn groter dan zijzelf zijn.
Voortplanting
Wezels kunnen het hele jaar door paren, maar meestal gebeurt dit in de periode van februari tot april. Een vrouwtje draagt haar jongen tussen de 35 en 40 dagen. Meestal worden ze begin mei geboren en heeft de moeder vier tot zeven jongen per worp. Na drie weken gaan de oogjes van de jongen open en na twee maanden zijn de jongen zelfstandig genoeg om te kunnen jagen. Na 40 tot 45 weken verlaten de jongen de moeder. Op de leeftijd van een jaar is een wezel geslachtsrijp. Als er veel voedsel is volgt er vaak nog een tweede worp. De moeder maakt een nest van bladeren of gras op een beschutte plek.
Waarnemen
De wezel rust enkele uren en dan is hij weer enkele uren actief. Dit kan zowel overdag als ’s nachts. Zijn opsporen zijn duidelijk te herkennen. Bij een afdruk kun je vijf tenen met nagels zien. De prent heeft een ovale vorm met een breedte van 7 tot 13 millimeter. Hij beweegt zich voort met golvende sprongen, wat ook wel de martersprong wordt genoemd. Zijn sporen zijn gemakkelijk te verwarren met die van de hermelijn. De aanwezigheid van wezels kun je afleiden aan de uitwerpselen. Deze zijn 3 tot 5 centimeter lang, langgerekt en gedraaid met een puntje aan het uiteinde. De kleur varieert van grijs tot zwart. In de buurt van schuilplaatsen zijn deze vaak te vinden.
Bedreiging
Wezels hebben steeds meer bedreigingen vanwege het toenemende verkeer, meer landbouw en steeds minder mogelijkheden om zich te verschuilen. Door het laten liggen van takkenbossen, steenhopen en dichte struikbegroeiing laten voor wat het is, heeft de wezel meer plekjes om zich te verschuilen. Daarnaast kunnen wezels vergiftigd worden door het gebruik van ratten- en muizengif. Wezels vallen nog wel eens ten prooi aan vossen en katten.
Lees verder