Stormmeeuw, Larus canus
De stormmeeuw, Larus canus, is een middelgrote meeuw, die tot 50 centimeter land wordt. Hij heeft veel uiterlijke kenmerken gemeen met zilvermeeuwen en kokmeeuwen. Stormmeeuwen broeden in koloniën van variërende groten. Ze eten voornamelijk vis en schelpdieren. Er zijn vier ondersoorten te onderscheiden, Larus canus canus, Larus canus heinei, Larus canus kamtschatschenis en Larus canus brachyhynchus.
Taxonomische indeling
Rijk:
Animalia (Dieren)
Stam:
Chordata (Chordadieren)
Klasse:
Aves (Vogels)
Orde:
Charadriiformes (steltloperachtigen)
Familie:
Laridae (meeuwen)
Geslacht:
Larus
Soort:
Larus canus
Kenmerken
Een volwassen stormmeeuw /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)
De stormmeeuw lijkt sterk op de zilvermeeuw. Hij blijft echter een stuk kleiner, hij wordt niet groter dan 50 centimeter van kop tot staart. Zijn snavel is kleiner en dunner dan de zilvermeeuw, en mist de rode vlek. Zijn kop is relatief rond, en hij heeft donkere ogen. Hij is van de kokmeeuw te onderscheiden door een grijsbruine band in zijn nek. Hij heeft een grijze mantel in zijn rug en op de bovenkant van zijn vleugels. De vleugelpunten zijn zwart, met witte vlekken. De poten en snavel zijn groengeel.
Jonge stormmeeuwen zijn grijzer dan jonge zilvermeeuwen en de jongen van kleine mantelmeeuwen. Van boven zijn ze grijsbruin, en ze hebben witte strepen op het gezicht en de kruin. De rug is grijs gevlekt
Voortplanting
De stormmeeuw maakt een nest van gras of zeewier. Dit is vaak niet meer dan een hoopje op de grond. Stormmeeuwen broeden in koloniën. Deze variëren van twee tot meer dan driehonderd paartjes en kunnen gemengd met andere meeuwen zijn. Tussen mei en juni leggen ze meestal drie eieren. Dit kunnen er ook één, twee of vier zijn. Na 24 tot 26 dagen komen de eieren uit, de jongen vliegen na 30 tot 35 dagen uit.
Voedsel
Stormmeeuwen eten voornamelijk voedsel uit de zee. Dit kunnen schepdieren, zeepieren of vissen zijn. Ze eten ook ongewervelde landdieren, zoals mieren, regenwormen en insecten. Dit vullen ze aan met zaden, en kleine zoogdieren en vogels. Soms eten ze ook vogeleieren.
Ondersoorten en Verspreiding
Deze meeuwensoort komt voornamelijk in Europa voor. Hier bevindt zich vermoedelijk 80 tot 90 procent van de populatie. Er zijn vier ondersoorten, waarvan ieder in een andere regio voorkomt.
Larus canus canus komt voor in Europa en West Azië. Deze ondersoort is klein, met een donkere iris. Hij heeft een spanwijdte van 110 tot 125 centimeter lang, met een gewicht tussen de 290 en 480 gram.
Larus canus heinei komt voor in Centraal en Noord Azië. Hij is middelgroot, ook met een donkere iris. Hij weegt tussen de 315 en 550 gram.
Larus canus kamtschatschenis komt voor in Noordoost Azië. Hij is groot, met een bleke iris. Hij weegt 390 tot 590 gram.
Larus canus brachyhynchus is te vinden in Alaska en West Canada. Deze ondersoort is klein, met een bleke iris. Hij weegt 320 tot 550 gram, met een spanwijdte tussen de 96 en 102 centimeter.
Habitat
De stormmeeuw is aan en in de zee te vinden. Vaak tussen kolonies van andere meeuwensoorten. Ze broeden meestal aan de rand van deze kolonies. Ze zijn ook in stedelijk en agrarisch gebied te vinden.
Bedreigd?
De stormmeeuw is geen bedreigde vogel. Hoewel hij het moeilijk heeft gehad met de opkomst van de vos, heeft hij zich weten aan te passen door naar de Waddeneilanden de trekken. Dergelijke processen spelen zich zowel in Nederland als in het buitenland af.