Mag een jonge postduif nog gewoon een jonge duif zijn?
Tijdens de Nationale Dagen van de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie in 2016 werd in een forum, georganiseerd door de Werkgroep Wetenschappelijk Onderzoek Welzijn Duiven (WOWD), een stelling dan wel vraag geponeerd of jonge postduiven nog wel gewoon jonge duiven mogen zijn. Het eerste levensjaar van de jonge duif zou volgens de WOWD, meer stelling dan vraag, volledig gericht moeten zijn op de groei en ontwikkeling, een natuurlijke rui van het nestverenpak, het opbouwen van weerstand en het ontwikkelen van het navigatievermogen. Pas als jaarling zouden er dan competitievluchten gehouden moeten worden. Wegens tijdsgebrek is deze ‘stelling’ niet echt bediscussieerd. De WOWD heeft ook geen echte argumenten gegeven om de stelling te onderbouwen, maar het heeft er op zijn minst toch wel alle schijn van dat de WOWD zoekt naar een weg om de verliezen met jonge duiven terug te dringen en nu voor de voorzichtige weg kiest.
Een stelling die meer verdiend dan onbesproken te blijven
De visies op jonge postduiven verschilt binnen de duivenhouders nogal sterk. Voor een groep van liefhebbers is het eerste levensjaar een heel ontspannen jaar. Pas later in het seizoen enkele zogenaamde natourvluchten laten meevliegen en dan het volgende jaar maar zien wat de jonge duiven doen. Dat lijkt wel een beetje op wat de WOWD bedoelt met het gewoon een jonge duif mogen zijn. Daarnaast zijn er ook veel duivenhouders die met te veel passie de competitie met jonge duiven spelen. De stelling neigt sterk naar de opvatting dat het rustig aan doen met jonge postduiven verre de voorkeur verdient. Daar zijn echter de nodige kanttekeningen bij te plaatsen.
Verliezen jonge duiven
Een in 1999 door de WOWD gehouden enquête wees uit dat 41% van de jonge duiven door allerlei omstandigheden in het eerste levensjaar verloren gingen. Het verlies van duiven voor- en na het spenen gecombineerd met het verlies aan huis bedraagt 16,4%.
Overzicht van de verliezen van alle afdelingen tezamen
| Aantal verliezen | Percentage |
Selectie voor spenen | 414 | 2,1% |
selectie na spenen | 716 | 3,7% |
verlies aan huis | 2.064 | 10,6% |
verlies africhting | 1.712 | 8,8% |
verlies wedvluchten | 3.072 | 15,8% |
Totaal verlies | 7.978 | 41,0% |
Aantal geboren duiven: 19.450
Het totaal verlies van 41% is beslist niet onrustbarend hoog, zouden houtduiven en turkse tortels dergelijke sterftecijfers vertonen dan zouden deze populaties onrustbarend snel groeien. Het verlies op de africhtingsvluchten en wedstrijdvluchten is zeker niet alleen toe te schrijven aan het verdwalen van jonge duiven, maar dan moet toch vooral gedacht worden aan het verongelukken van de duiven tegen hoogspanningsleidingen en andere bedradingen, vooral als de duiven de wind tegen hebben en ze laag vliegen waarbij ze op weilanden en andere afzettingen veel draden tegenkomen. En natuurlijk zijn daar onderweg naar huis de havik, slechtvalk en de sperwer als natuurlijke predatoren. In Frankrijk zijn daar bovendien nog de jagers. Kortom, de cijfers zijn veel minder dramatisch dat ze misschien op het eerste gezicht mogen lijken. Natuurlijke duivenpopulaties hebben een veel hoger sterftecijfer. Om de verliespercentages terug te dringen lijkt de WOWD voor een te voorzichtige weg te kiezen. Een goede voorbereiding van de jonge duiven door veel ervaring op te doen lijkt een betere weg.
Het ontwikkelen van het navigatievermogen
Wenst men het navigatievermogen van jonge duiven te ontwikkelen dan moet men voor ogen houden dat dit vermogen bij jonge duiven al aanwezig is. Navigeren leren is er dus niet bij, wel het aanwezige vermogen tot navigeren verder ontwikkelen. Daar is maar één methode voor en dat is trainen en wel zoveel als mogelijk.
Opleren
Dat begint al ver voor de eerste wedstrijdvluchten met het opleren. Dat begint natuurlijk met korte vluchtjes en deze worden langzaam opgebouwd tot een afstand van rond de 100 kilometer. De eerste wedstrijdvluchten liggen ook zo rond deze afstand. Vanaf een afstand van 50 kilometer is het ideaal dat er ook duiven meevliegen van een ander hok dat minimaal op enkele kilometers afstand is gelegen zodat de duiven ook leren dat ze zich uit een groep moeten losmaken om het thuishok te kunnen bereiken.
Weer en wind
Tijdens de wedvluchten kunnen postduiven en dus ook jonge duiven geconfronteerd worden met allerlei weersomstandigheden. Ook daarmee moeten jonge postduiven ervaring opdoen. Het is daarom goed die ervaring ook mee te geven. Dat wil dus zeggen dat het prima is om bij de dagelijkse trainingsvluchtjes om het hok de al enigszins opgeleerde duiven ook te laten vliegen in de regen en ook bij stevige wind. En is er een onweersbui overgetrokken en rommelt het nog wat hoorbaar na, ook dan kunnen de duiven rustig naar buiten. Men moet bedenken dat ook bij opleervluchten en wedstrijdvluchten de duiven met deze omstandigheden te maken kunnen krijgen. De voorzichtigheid die spreekt uit de stelling van de WOWD is funest voor de ontwikkeling van het navigatievermogen van jonge duiven.
Geen wedstrijdvluchten voor jonge duiven
Het is wel heel merkwaardig om een verschil te maken tussen opleervluchten en wedstrijdvluchten. Dat verschil is er alleen voor de duivenhouder. Jonge duiven en ook oude duiven maken zelf helemaal geen verschil tussen deze vluchten. Voor de duiven bestaat enkel dat ze ergens gelost worden en vanaf die plek weer naar hun hok willen ongeacht of het een wedstrijdvlucht is of niet. En als dat verschil al zou zijn ingegeven dat de WOWD angst heeft dat de duivenhouder vanwege het competitie-element misschien ook duiven mee zou geven die niet 100% in orde zijn is meer een ‘motie van wantrouwen’ richting de jonge duivenspelers. Voor de duiven is er geen verschil tussen de soorten vluchten, en duiven die niet 100% in orde zijn mogen nooit worden meegegeven, ook niet als oude duif.
Opbouwen van weerstand
Bij het opbouwen van weerstand is er helemaal geen verschil of jonge duiven nu wel of niet aan wedstrijdvluchten deelnemen. Iedere jonge duif komt ter wereld waarbij in de eerste weken tot maanden de jonge duif beschermd is tegen veel ziekten en wel door de maternale immuniteit verkregen via de eidooier. We zien vaak dat jonge duiven enkele weken na het spenen er niet altijd even florissant bijzitten. Dit is geen kwestie van opleervluchten of wedstrijdvluchten want op die leeftijd zijn de duiven daar nog niet aan toe. Nee, dit is een kwestie van besmettingen die de duiven oplopen en die men zelf door het aanmaken van antistoffen moet overwinnen. Zolang als dit niet zeer ernstig is moet men daar ook helemaal niets aan doen en vooral de duiven de gelegenheid geven zelf die antistoffen aan te maken. Grijpen naar medicijnen heeft een averechtse werking. De duif moet zelf de gelegenheid krijgen om deze antistoffen op te bouwen. Conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat ook hier het verschil tussen opleervluchten en wedstrijdvluchten geen enkele rol speelt.
Natuurlijke rui
Bij het vliegen van duiven is de vleugel natuurlijk een belangrijk instrument. Zodra de duiven hun vliegpennen (tien stuks, soms elf) gaan stoten en dat doen ze een voor een, worden de prestaties naarmate er meer vliegpennen gestoten zijn steeds minder. Een volle vleugel heeft dus voordelen zowel voor de duif als duivenhouder. De duif kan gemakkelijker thuiskomen en de duivenhouder kan beter presteren met zijn duiven. Door helemaal niets te doen aan de duiven zal een duif sneller zijn vliegpennen gaan verliezen (stoten) en lopen de prestaties terug.
Ruiremmers
Volgens de stelling van de WOWD zou het eerste levensjaar vooral gericht moeten zijn op een natuurlijke rui van het nestverenpak. Hier wordt bedoeld dat veel spelers van jonge duiven hun duiven een tijd lang verduisteren om de rui later te laten invallen. Vroeger, in de tachtiger jaren van de vorige eeuw, werd dit effect bereikt door de jonge duiven met cortisonhoudende oogdruppels te behandelen, zowel met natuurlijk cortisonen als met synthetische cortisonen. Naast een geweldig ruiremmend effect was er ook sprake van vitale duiven door een gunstige werking op de bovenste luchtwegen en bovendien worden de vetten snel omgezet in suikers die als brandstof dienen bij de wedstrijdvluchten. Bij het remmen van de rui hadden de jonge duiven zelfs in oktober nog een volle vleugel.
Doping
Inmiddels kent de Nederlandse Postduivenhouders Organisatie een dopingreglement waarbij tal van stoffen verboden zijn, ook cortisonen. Niet omdat ze de rui remmen, maar omdat ze bij gebruik ook schadelijk zijn voor de gezondheid. Criterium voor verboden stoffen (doping) is of ze de nadelige gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid en bij het gebruik van cortisone is dat geval. Cortisonegebruik kan zelfs leiden tot onvruchtbaarheid bij duiven.
Verduisteren
Als men tot aanvang van de duivenvluchten de jonge duiven verduistert door het duivenhok donker te houden, dat wil zeggen minimaal 12 uur verduisteren, dan vallen de duiven veel later in de rui. Zo kunnen zij de vluchten met jonge duiven met een volle vleugel of bijna volle vleugel vliegen. Dit is alleen maar gunstig op de vluchten, ongeacht of dat nu opleervluchten of wedstrijdvluchten zijn. De rui is een kwestie van het aantal uren daglicht. Verduisteren is daarmee een instrument om de rui te beïnvloeden. Deze methode is in de pluimvee-industrie al sedert geruime tijd heel gangbaar. Ook de amateurvogelkwekers passen deze methode al vele decennia toe. Nooit is gebleken dat dit enige negatieve gevolgen heeft gehad voor welke vogel dan ook.
Bijlichten jonge duiven
Ook het bijlichten van duiven is als tegenhanger van het verduisteren een bekend fenomeen bij duivenhouders. Bij wedstrijdduiven wordt dit toegepast om het najaar van de duiven, de periode waarin de duiven gaan ruien, uit te stellen. Als de dagen gaan korten worden de dagen verlengd en daarom houden de duiven de veren en dus ook de belangrijke vliegpennen langer vast. Enig nadelig effect is nooit vastgesteld.
Bijlichten kweekduiven
Ook wordt het bijlichten aangewend om de duiven in paarstemming te brengen. Langer licht heeft invloed op de hormonen en maakt de duiven paarlustig. Geruide duiven kunnen daarom in december gewoon weer beginnen aan een nieuw nest en het grootbrengen van jongen. In de pluimvee-industrie maar ook bij vogelkwekers is dit een gebruikelijke methode waar geen enkel gezondheidsrisico’s aan kleeft.
Groei en ontwikkeling
Op de groei en ontwikkeling van jonge duiven lijkt het al dan niet deelnemen aan wedstrijdvluchten of opleervluchten geen enkele invloed te hebben. Er is zelfs veel voor te zeggen dat juist de duiven die deelnemen aan wedstrijdvluchten een veel serieuzere voorbereiding krijgen omdat de duivenhouders die wel deelnemen aan wedstrijdvluchten er alles aan zullen doen de duiven goed voor te bereiden op de wedstrijdvluchten.
Mag een jonge duif nog wel een jonge duif zijn?
Een jonge duif moet ervaringen opdoen om als oude duif te leren overleven. Veel vogelsoorten verjagen hun jongen uit hun territorium als ze aan een volgend nest beginnen, zoals onder meer de Turkse tortel en ijsvogel en vele andere vogelsoorten. Daarom is het zo snel mogelijk op eigen benen leren staan van jonge duiven een proces dat heel natuurlijk is. ‘Jong geleerd, oud gedaan’, is zeker van toepassing op onze duiven. Niemand zal twijfelen aan het feit dat we onze duiven veel kunnen leren en dat gaat het beste als jonge duif.
Vermogen van de jonge duiven niet onderschatten
Prestatief mogen we onze jonge duiven niet onderschatten. Günter Prange, een van de meest bekende duivenhouders in Duitsland, is van overtuigd dat ook de jonge duiven bij een goede voorbereiding even gemakkelijk van Barcelona kunnen vliegen als oude duiven. Ook zien we dat overnachtvliegers die hun jonge duiven goed opleren en de gehele jonge duivenvlucht programma meegeven, het jaar daarop met jaarlingen meer dan uitstekende prestaties leveren op de overnachtvluchten en vele ervaren oudere duiven ruimschoots voorblijven. Ervaring laten opdoen en wel zoveel mogelijk in het eerste levensjaar loont.
In de watten leggen?
Jonge duiven in de watten leggen? Een beetje laten lummelen en wat kleinere vluchtjes heeft alleen maar tot gevolg dat wanneer zij als jaarling moeten gaan presteren er velen verloren zullen gaan vanwege gebrek aan ervaring in hun eerste levensjaar. Juist als jonge duif moeten we de duiven verantwoorde ervaringen laten opdoen. Daar profiteren ze hun hele leven van. Steeds wel verantwoord, gezond houden en alleen gezonde duiven in goede conditie laten vliegen. Niet helemaal gezond, sla dan een week over. Dat ze een week later 30 of 40 km. verder moeten vliegen maakt helemaal niets uit. Voor de duiven is dat gemiddeld 20 minuten meer. Het is bijna een ‘plicht’ jonge duiven zoveel als mogelijk allerlei ervaringen te laten opdoen.
Roofvogels
Laat de jonge duiven los als de buizerd aan het rondzweven is om te leren dat ze er boven gaan vliegen zodat ze dat ook doen en wel zo snel mogelijk als ze de havik of de slechtvalk zien.
Veel vliegen
Veel vluchten zowel opleervluchten als wedstrijdvluchten, ook van langere afstanden, zijn voor de duiven geen probleem, maar dat vraagt wel een goede voorbereiding vooral door te zorgen dat de duiven gezond zijn en voldoende vetten bij zich hebben om onderweg over voldoende brandstof te beschikken. Ook tijdens het vliegseizoen moet men niet volstaan met alleen de wedstrijdvluchten maar breng ze tijdens de week ook nog minimaal eenmaal zelf weg.
Leren drinken in de mand
En natuurlijk leren drinken in de mand niet alleen thuis in de mand, maar ook in de reismand waarin ze vervoerd gaan worden. Ideaal is dan ook wanneer een vereniging een eigen wagen met verlichting en watervoorziening heeft. Men kan dan in de vereniging zaterdags bij het afslaan van de klokken de jonge duiven meenemen om ze daar in de manden te zetten met wat voer in de mand de drinkgoten aan de mand en ze de volgende dag om een uur of elf lossen bij het lokaal. Later als ze wat meer ervaring hebben kan men dan ook de duiven op de zondag nog een stuk wegbrengen voor een opleervlucht.
De rui
De rui is een kwestie van het aantal uren daglicht. Verduisteren en bijlichten zijn daarmee instrumenten om de rui te beïnvloeden. Deze methoden zijn in de pluimvee-industrie al sedert geruime tijd heel gangbaar. Ook de amateurvogelkwekers passen deze methode al vele decennia toe. Nooit is gebleken dat dit enige negatieve gevolgen heeft gehad voor welke vogel dan ook. De natuurlijke rui waar de WOWD over spreekt heeft voor duiven die aan wedvluchten of opleervluchten deelnemen eerder een negatief dan een positief effect. Bij het invallen van de rui loopt ook de conditie terug omdat het lichaam ook de energie nodig heeft om de wisseling van het verenpak te voltooien. De duiven vliegen nog wel maar de gretigheid is er vanaf. Goed getrainde duiven die verduisterd zijn niet alleen de duiven die de prijzen winnen, maar vooral ook de duiven die als jaarling niet of nauwelijks verloren gaan omdat ze als jonge duif de kans hebben gekregen om te leren.
Een jonge duif moet de kans krijgen een jonge duif te zijn
Jonge duiven moeten leren om te overleven. Als de WOWD dit antwoord op hun stelling zouden willen horen dan valt daar weinig op af te dingen. Zou men beoogd hebben om het spel met jonge duiven te verbieden en allerlei stapjes terug te doen en de jonge duiven maar een beetje te laten lummelen, dan zou dat desastreus zijn voor de duivensport. Jonge duiven (dieren) moeten in hun eerste levensjaar leren om ook later te kunnen overleven. Onthoud je de jonge duiven dit dan ontneem je de jonge duiven kansen en dat is niet verantwoord.