De sierlijke knobbelzwaan
Het geslacht zwanen telt slechts vijf soorten, de fluitzwaan, kleine zwaan, trompetzwaan, wilde zwaan en de knobbelzwaan. Het zijn zonder meer de statigste en grootste eendachtigen. De knobbelzwaan is daarvan de meest sierlijke. De in Nederland broedende knobbelzwanen zijn vertrouwd met de mens. Dit komt door de voorgeschiedenis waarbij knobbelzwanen voor productiedoeleinden gehouden werden.
Kenmerken
De knobbelzwaan is een grote en zware vogel. Over het gewicht verschillen de diverse auteurs en varieert van 9 tot 15 kilogram. Zelfs al zou de waarheid in het midden liggen, dan is er nog sprake van een respectabel gewicht. De lengte van deze vogel is ongeveer 150 cm en de spanwijdte bedraagt 240 cm. Het is een wit bevederde vogel met zwarte poten. De brede snavel is oranje met een zwarte knobbel aan de snavelbasis. Deze knobbel is bij het mannetje sterker ontwikkeld. Tijdens de vlucht is de door de verplaatsing van de lucht een fluitend geluid te horen.
Zelden wild
Veel aandacht heeft, zeker in het verleden, de knobbelzwaan van de ornithologen niet gekregen en dat komt omdat de knobbelzwaan die we in de natuur aantreffen slechts zelden een echte wilde vogel is. Omstreeks 1930 is er sprake van enkele broedende knobbelzwanen in de omgeving van Giethoorn en het Naardermeer. Tijdens de strenge winter van 1928/29 kwamen er op de Voornsche Duinplassen eveneens enkele knobbelzwanen als wintergast en die verbleven daar een tiental jaren. Samen met de verwilderde knobbelzwanen en de redelijk spaarzame wilde zwanen werd zo langzaam gebouwd aan de populatie zoals wij die nu hebben. Er zijn auteurs die menen dat de West- en Midden-Europese populatie knobbelzwanen uitsluitend de basis heeft in uitgezette en verwilderde knobbelzwanen. In Nederland zal er zeker een aandeel wilde knobbelzwanen in de aanwezige populatie aanwezig zijn
Bron: Ton Ebben Wild en verwilderd
Wilde knobbelzwanen zijn uiterlijk niet te onderscheiden van de verwilderde knobbelzwanen hoewel dat bij de kuikens wel iets anders is door de Poolse variant of mutatie. Daarover zo dadelijk meer. Maar vooral in gedrag zijn er verschillen tussen de wilde en verwilderde knobbelzwanen. Wilde knobbelzwanen hebben een groot territorium en zijn veel schuwer.
Verwilderde knobbelzwanen beschikken over een veel kleiner territorium en zo kun je in gebieden waar de omstandigheden gunstig zijn bijna spreken van een kolonieachtige situatie. Verwilderde knobbelzwanen zijn vaak agressief tegenover andere vogels en dat gedrag zien we niet bij de wilde zwaan die heel tolerant is voor andere vogels.
De verwilderde knobbelzwaan is een product van de knobbelzwanen die vroeger geleewiekt werden gehouden als siervogels in parken met vijverpartijen. Daarnaast waren er veel boeren die knobbelzwanen hielden als productiedier voor het dons. Ook werden de grote pennen wel gebruikt om mee te schrijven. Ook deze dieren werden natuurlijk geleewiekt om ontsnapping te voorkomen. Toen in de tweede helft van de vorige eeuw de vraag naar dons geleidelijk verdween werden de knobbelzwanen vaak niet meer geleewiekt en nam het aantal vrij broedende knobbelzwanen toe. Bij die verwilderde knobbelzwanen komt ook regelmatig een mutatie voor die een gevolg is van het feit dat de boeren die de knobbelzwanen hielden voor het dons vaak gebruik maakten van een gemuteerde knobbelzwaan uit Polen, in de literatuur vaak Poolse knobbelzwanen genoemd.
De wilde knobbelzwanen krijgen grijze kuikens, de Poolse witte kuikens en bij de boeren was dit witte dons meer geliefd. Maar ook deze zwanen zijn geleidelijk door het niet meer leewieken verwilderd. Zo zijn er nu in de vrije natuur mengparen waar te nemen die zowel grijze als witte kuikens rondzwemmen. Een ander verschil tussen de oorspronkelijke vorm en de Poolse mutant zijn de poten. Bij de oorspronkelijk (wilde) vorm zijn deze zwart en bij de Poolse mutant vleeskleurig/grijs.
Verspreidingsgebied
Oorspronkelijk strekte het broedgebied van de wilde Knobbelzwaan (Cygnus olor) strekt zich uit over Schotland, Denemarken, Zuid-Scandinavië, Noord- en Oost-Duitsland, Centraal- en Zuid-Rusland en oostwaarts door centraal Azië. Vanuit het overwinteringsgebied was er in de winter en beperkte trek naar het zuiden waarbij de knobbelzwaan ook in Nederland overwinterde. Via de verwilderde exemplaren waar ook vermenging met wilde exemplaren heeft plaatsgevonden, is het verspreidingsgebied van de broedvogels aanzienlijk toegenomen. De in Nederland broedende knobbelzwanen zijn standvogel. Ook is de soort met succes geïntroduceerd in Noord-Amerika, Australië, Nieuw-Zeeland en het zuiden van Afrika.
Waarschijnlijk is dat de knobbelzwaan in het waterrijke West- en Midden-Europa inheems is geweest. Door jacht en het verzamelen van eieren was hij ook gemakkelijk uit te roeien. Door deze menselijk activiteiten is de soort waarschijnlijk teruggedrongen naar de meer noordelijke gelegen onherbergzame moerassen.
Bron: SOVON Broedgedrag
In Nederland kunnen we de knobbelzwaan op heel veel plaatsen broedend waarnemen. Het aantal broedparen is sinds 1970 toegenomen tot omstreeks 6.000 broedparen. Broedparen blijven in de regel trouw aan het broedgebied. Als na de winter de dooi invalt, verjaagt de zwaan soortgenoten uit het territorium. Daarbij kunnen we diverse vormen van dreigen waarnemen. Een milde vorm van dreigen is het optillen van de vleugels. Als de zwaan echt gaat imponeren dan roeit de knobbelzwaan met beide voeten tegelijk waarbij schokkende bewegingen worden gemaakt. Daarbij produceert hij een flinke ‘vloedgolf’ terwijl de hals ver naar achteren wordt gehouden. Het kan dan tot een gevecht komen waarbij men de rivaal bij de nek pakt en met vleugelslagen weg probeert te schuiven of onder water tracht te duwen. De veren vliegen daarbij in het rond.
Het nest wordt gebouwd door plantendelen los te trekken en achter zich neer te gooien tot er een grote hoop plantendelen ontstaat. Met het lichaamsgewicht wordt de stapel in elkaar gedrukt. Als het nest stevig genoeg is om het vrouwtje te dragen wordt de holte in het nest gemaakt waarin de 5 tot 7 eieren worden gelegd. De broedduur is ongeveer 35 dagen waarbij het mannetje het nest bewaakt. Als de jongen eenmaal uit het ei zijn dan zien we ze vaak rondzwemmen. Moeder voorop, de jongen in een rijtje erachter en vader sluit het konvooi. De jongen worden gevoerd met waterplanten.
Verwilderde knobbelzwanen vallen bij het nest met veel imponeer gedrag ook mensen aan. Aan wilde verhalen over botbreuken bij mensen moet men zich niet storen, die berusten waarschijnlijk op de indruk die de mannetjes knobbelzwaan op veel mensen kan maken. Zodra ze merken dat de ‘indringer’ niet vlucht trekken ze zich terug.
Wammes Waggel
Uit de stripverhalen van Maarten Toonder zijn Heer Bommel en Tom Poes de bekendste stripfiguren, maar we kennen ook zijn stripfiguur van Wammes Waggel. Het is niet zo vreemd dat de gans Wammes Waggel werd genoemd. Op land bewegen de eendachtigen zich met een opvallende waggelgang voort. Eendachtigen zijn breed gebouwd en hebben relatief korte poten die bovendien nog ver uit elkaar staan. Om het evenwicht te kunnen bewaren moeten zij bij iedere stap het zwaartepunt van het lichaam boven het standbeen brengen. Het verleggen van het zwaartepunt wordt bereikt door het lichaam te draaien en opzij te zwaaien. Deze beweging veroorzaakt de typische waggelgang van de eenden en ganzen.
Paar voor het leven
Knobbelzwanen vormen een paar voor het leven. Veel vogels, naar schatting 90%, leven monogaam. Man en vrouw werken samen om nakomelingen groot te brengen. Het blijkt echter dat van veel jongen een andere dan de partner de vader blijkt te zijn. Copuleren met andere soortgenoten komt vaak voor en veel van de jongen zijn door een andere partner verwekt. Het is daarom dat ornithologen een onderscheid maken tussen ‘sociale monogamie’ en ‘seksuele monogamie’. Bij de sociale monogamie brengt het paar samen de jongen groot en bij de seksuele monogamie is er geen sprake van seksuele ontrouw. Tot deze laatste categorie behoort ook de knobbelzwaan en een vrij klein aantal andere soorten.
Het is niet helemaal duidelijk hoe het nu precies zit met de emoties die spelen tussen de twee partners, die vaak bij een jarenlang met elkaar optrekken, seksueel trouw zijn en jaarlijks jongen grootbrengen waarbij de gezinsband hecht is. De jongen blijven maanden bij hun ouders en het trekken gebeurt in gezinsverband. En als de partners tijdelijk van elkaar gescheiden zijn geweest volgt er altijd een begroetingsritueel als de partners elkaar weer zien. Hoewel we over de emoties weinig kunnen zeggen wijst er toch veel op dat er bij partners emotionele banden zonder meer een rol spelen.