De bonte kraai, zeldzame wintergast
In Nederland en België kennen we twee soorten kraaien, de zwarte kraai (Corvus corone) en de bonte kraai (Corvus cornix). De zwarte kraai is in Nederland en België het gehele jaar aanwezig. De bonte kraai is een doortrekker en wintergast. Nederland is net gelegen ten zuiden van de zone waar beide soorten samen broeden. In Nederland zijn broedgevallen van bonte kraaien of gemengde paren van zwarte en bonte kraaien steeds zeldzamer geworden.
Uiterlijke kenmerken
Het postuur en ook het gedrag van de bonte kraai is gelijk aan dat van de zwarte kraai. De kop, keel en borst, staart en vleugels, snavel en poten zijn zwart, terwijl de rest van de romp, dus boven- en onderzijde, grijs is. Het blijft een beetje merkwaardig dat een vogel met dergelijke kleuren bont wordt genoemd. De benaming grijze kraai zou logischer zijn geweest daar bont veelal gebruikt wordt voor vogels die via een mutatie of gebrekziekte met een of meer witte veren door het leven gaan. Dit kunnen we bijvoorbeeld zien bij merels en ook wel zwarte kraaien die soms met meerdere witte veren getooid zijn.
Bron: SOVON Bron: SOVON
Steeds minder bonte kraaien
Er is een tijd geweest dat de bonte kraai een heel gewone wintergast was in Nederland en België. Jacobus Pieter Thijsse (1865-1945) onderwijzer, natuurbeschermer en veldbioloog, schreef in 1910 in zijn boek ‘Herfst’: “en omstreeks den tienden (Oktober) beginnen ze in allen ernst te komen, bij duizenden en duizenden tegelijk”. Dit was een normaal verschijnsel toen J.P.Thijsse zijn vele natuurobservaties pleegde. Uit de vele studies blijkt echter dat het aantal doortrekkers en overwinteraars van de bonte kraai vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw en waarschijnlijk al eerder, zeer sterk in aantal zijn afgenomen.
In West-Europa ontbreekt de soort vrijwel geheel als broedvogel. Hoewel de bonte kraaien wel een wintertrek kennen naar het zuiden, blijven de bonte kraaien uit Scandinavië de laatste decennia steeds noordelijker overwinteren en wel in het zuiden van Noorwegen en Zweden en in Denemarken. Verondersteld wordt dat de Scandinavische vogels noordelijker zijn gaan overwinteren als gevolg van verrijking van de Noord-Europese landbouwgronden en een milder klimaat kan de bonte kraai in de winter binnen het eigen broedgebied voldoende voedsel vinden. De enkele exemplaren die nu in België en Nederland overwinteren worden vooral in het Noorden van Nederland aangetroffen. De afname in Nederland en zeker ook in het nog zuidelijkere gelegen België is onmiskenbaar. De bonte kraai is vooral in de tweede helft van de twintigste eeuw sterk afgenomen als doortrekker en overwinteraar. De beperkte aanwezigheid is heel goed af te lezen uit de waarnemingen van de SOVON, de Stichting Ornithologisch Veldonderzoek Nederland. Hetzelfde verschijnsel deed zich tegelijkertijd ook voor in het noordwesten van Duitsland. Waar voorheen groepen zwervende bonte kraaien waargenomen konden worden is het nu al bijna een sensatie om een solitair exemplaar waar te nemen.
Bron: Ton Ebben Bron: Ton Ebben
Relatie bonte en zwarte kraai
De bonte kraai wordt gezien als een ondersoort van de zwarte kraai. Er is een periode geweest dat de soorten ook wel als één soort werden beschouwd. Onder een soort wordt gewoonlijk verstaan een diergroep die zich onderling kan voortplanten én vruchtbare nakomelingen kan krijgen. Op grond van deze definitie is er sprake van één soort, andere definities maken dat er sprake is van een ondersoort. Geografisch gezien hebben beide soorten een verschillende verspreiding, die elkaar echter over een zone van ongeveer van 25 tot 160 kilometer breedte en over een lengte van 2100 kilometer elkaar overlappen en binnen die zone komen relatief veel gemengde paren voor.
Daarbij zijn meerdere kleurfasen aan te treffen die bij het terugkruisen met de oorspronkelijke vorm steeds weer vruchtbaar zijn. Bij de kruisingen blijkt dat de kleur van het verenkleed maar zeer weinig een selectiewaarde heeft. Niet duidelijk is waardoor de kraaien bij de partnerkeuze worden geprikkeld om een partner te kiezen van de eigen soort of van de ondersoort. In het gedrag van beide zijn soorten zijn geen verschillen. Ook in lichaamsbouw, eieren en in stemgeluid is er geen verschil tussen de zwarte en bonte kraai.
Het ontstaan van een ondersoort ontstaat veelal door een langdurige scheiding door geografische barrières zoals bergketens en zeeën. De scheiding in de populatie zwarte kraaien is mogelijk ontstaan gedurende de laatste ijstijd en in een van de gescheiden populaties is de bonte kraai ontstaan. De isolatie heeft echter niet lang genoeg geduurd om de soorten nóg verder uit te ontwikkelen tot eigen soorten.
Op de Waddeneilanden zijn broedgevallen van de bonte kraai niet echt heel bijzonder. Huizinga meent dan ook dat de Nederlandse Waddeneilanden en enclave van de bonte kraai is binnen het verspreidingsgebied van de zwarte kraai. De Waddeneilanden zijn op ongeveer 200 kilometer gelegen van het dichtstbijzijnde aaneengesloten verspreidingsgebied van de bonte kraai in Denemarken. Gezien de ontwikkelingen in de laatste decennia valt niet te verwachten dat zich bij deze populatie nog vestiging van nieuwe broedvogels vanuit het noorden zal plaatsvinden. Waarschijnlijk blijft de populatie bestaan uit zwarte-, bonte- en hybride kraaien die als standvogels verblijven op de Waddeneilanden. Of deze populatie bont blijft zal afhangen van de vestiging van nieuwe exemplaren en wel of die zwart of bont zijn. De tijd zal het leren, maar het meest waarschijnlijk is dat het bont uit deze populatie steeds meer terrein zal verliezen en de bonte kraai voor goed uit onze standvogels zal verdwijnen en de bonte kraai bovendien een zeldzame wintergast zal worden.
Bron: Ton Ebben Voortplanting
Zowel de zwarte als de bonte kraai nestelt nooit in kolonies zoals de roek, terwijl de kraaien zich in het najaar en winter zich wel mengen in groepen met soms meer dan honderd vogels. Er worden in de regel vijf eieren gelegd soms vier en ook wel zes. Het leggen van de eieren vindt plaats in de periode van maart tot mei. Het vrouwtje broedt in 17 tot 18 dagen de eieren uit. De eerste dagen zorgt het mannetje voor het voer en na zo’n tien dagen gaat het vrouwtje helpen met het voeren van de jongen. De zwarte en bonte kraai zijn weinig kieskeurige alleseters. De jongen blijven ongeveer een maand in het nest om daarna uit te vliegen. Tegen het einde van het tweede levensjaar worden ze geslachtsrijp en zoeken dan een partner met wie ze monogaam door het leven zullen gaan.