Het totaal weduwschap, wedvluchten
Het was Hans Zurhöfer die in 1940 met zijn boek ‘Totale Witwerschaft’ een nieuwe dimensie toevoegde aan de duivensport. Het klassieke weduwschapsspel en het nestspel waren tot die tijd de gangbare spelmethoden. Het duurde door de oorlog even voor deze methode vaste voet onder de grond kreeg. De duivensport in Europa lag stil in de oorlogsjaren, behoudens in het Verenigd Koninkrijk waar de duivenvluchten gewoon doorgingen. Maar na de oorlog namen steeds meer mensen kennis van de door Hans Zurhöfer ontwikkelde methode en we zien nu dat een groot deel van de duivenhouders deze methode volgt. Het klassieke weduwschap heeft nog steeds meer aanhangers en op de marathonvluchten is het nestspel nog steeds populair. Maar in gesprekken blijkt dat na zoveel jaren nog veel duivenhouders niet de methode goed kennen.
Weduwschap
Weduwschap heeft in de duivensport in het geheel niets te maken met het verlies van een partner. Het wil alleen zeggen dat gedurende het seizoen van de wedvluchten de gepaarde duiven gescheiden worden en vlak voor een wedvlucht en ook na de wedvlucht weer samen worden gebracht. Bij het klassieke weduwschap vliegen alleen de doffers. Dit was een methode die dokter Bricoux uit België het eerste met veel succes toepaste. Bij het totale weduwschap vliegen zowel de doffers als duivinnen, een methode die Hans Zurhöfer toepaste. De principes komen veel met elkaar overeen, maar er zijn ook verschillen.
Weduwduivinnen
Bij het klassieke weduwschap worden de weduwduivinnen op non-actief gezet. Zij hebben slechts een rol om thuis te zijn als de doffer van een wedvlucht weer thuiskomt. Dit brengt zeker het gevaar met zich mee dat de kweekprestaties in kwaliteit achteruitgaan omdat de duivinnen geen gelegenheid krijgen om de kwaliteiten te bewijzen op wedvluchten. De doffers krijgen alle aandacht, de beste verzorging en de beste huisvesting. Vaak is de enige zorg bij de duivinnen dat ze niet bij elkaar ‘aanlopen’.
Bron: Falco Ebben Dat kan leiden tot huisvesting voor duivinnen die niet optimaal is. Als de duivinnen al mogen vliegen dan is dat op de natour, vaak geen podium waar de best presterende duiven worden gezien. Naast het feit dat er nauwelijks te selecteren valt op prestaties zijn de houderijomstandigheden van de duivinnen vaak ook niet van dien aard dat het goede omstandigheden zijn voor een succesvolle kweek. De meest gebruikte kweekmethode van goed x goed, is bij het klassieke weduwschap feitelijk niet in te zetten omdat men van de kwaliteit van de duivinnen maar weinig tot niets weet. Ook Leon Petit, wijst er in zijn boek 'Nestspel en conditie' op dat bij de weduwschapspelers te weinig aandacht is voor de duivinnen en dat zulks schadelijk en gevaarlijk is voor hun duivenkolonie.
Voordelen van de methode
Bij het totale weduwschap wordt er zowel met doffers als duivinnen gevlogen en wel op weduwschap. Daar zijn verschillende voordelen aan verbonden. Voor de vliegploeg kan men nu met de helft van het aantal duiven volstaan. Dat heeft op het gebied van de inspanningen en kosten voor voer, verzorging en huisvesting beduidende voordelen. Maar vooral het feit dat men nu ook kan kweken uit duivinnen die goede prestaties hebben geleverd op wedvluchten is een zeer groot voordeel. Dit biedt een zekerheid dat de kwaliteit van de duiven op het hok ook op peil blijft.
Bron: Ton Ebben Het feit dat ook de duivinnen nu dagelijks trainingsvluchten om het hok moeten maken heeft als bijkomend voordeel dat de duivinnen in een veel betere conditie verkeren dan duivinnen die worden vastgehouden. Men kan de duivinnen gelijktijdig laten vliegen met de jonge duiven. Daar profiteren beide groepen van. De duivinnen vliegen mee met de veelal hoge snelheid van de jonge duiven en er gaan minder jonge duiven van het hok verloren omdat de jonge duiven met ervaren duiven rondvliegen. Er zijn aanhangers van deze methode die beweren dat de duivinnen beter presteren dan de doffers op deze methode. Of dat werkelijk zo is lijkt mij moeilijk aan te tonen, maar de duivinnen zijn zeker niet de mindere van de doffers.
De inrichting van het duivinnenhok
De duivinnen dienen over een zeer sober hok te beschikken waarbij zo weinig mogelijk prikkels zijn om aan te lopen met elkaar te vermijden. Zodra zich koppels van duivinnen vormen en eieren worden gelegd wordt het evenwicht in de vliegploeg verstoord omdat de band met de doffer wordt verbroken. Zoals de doffers moeten vliegen en rusten om krachten op te doen voor de wedvluchten zo moeten ook de duivinnen naar een wedstrijd toeleven. De sobere inrichting dient er toe bij te dragen dat het aanlopen zoveel mogelijk wordt vermeden. Dit wil zeggen dat er geen beschutte plekjes en scharrelhoekjes zijn waar de duivinnen zich in kunnen terugtrekken. Zodra er een paartje is stimuleert dat ook de andere duivinnen tot paarvorming. De beste remedie om dit tegen te gaan is regelmatige observatie. Zodra er twee duivinnen op de grond zitten dient men onmiddellijk in te grijpen.
Bron: Ton Ebben Een van de twee duivinnen moet dan onmiddellijk uit het duivinnenhok en die duivin wordt enkele keren kort bij haar doffer gezet. Veelal is dit voldoende om een einde te maken aan de ‘buitenechtelijk’ relatie. Mocht de achtergebleven duivin toch nog avances maken dan kan deze duivin een gelijke behandeling ondergaan en daarmee keert de rust weer terug op het duivinnenhok. Er kunnen duivinnen zijn die blijven volharden in het aanlopen met een andere duivin, dergelijke duivinnen kan men het beste verplaatsen naar het kweekhok omdat deze duivinnen niet geschikt zijn voor deze methode. De hokken van de doffers en duivinnen kunnen naast elkaar gelegen zijn waarbij de duivinnen zodra de doffers vliegen naar het dofferhok kunnen en de doffers op het duivinnenhok kunnen binnenkomen. Zodra de doffers binnen zijn kunnen de duivinnen (al dan niet met de jonge duiven) gaan trainen en kunnen de doffers weer naar hun hok terug. De doffers komen graag op het duivinnenhok binnen en op de wedvluchten is het dofferhok favoriet. Bij de doffers blijven tijdens het gehele vliegseizoen de broedhokken, inclusief de broedschotel, open staan.
Voor de start van het vliegseizoen
Het koppelen van de duiven dient men zo te plannen dat bij de eerste vluchten de jonge duiven al gespeend zijn en de duiven al op weduwschap zitten. Het is ook mogelijk, als men voldoende kweekduiven heeft, de duiven later te koppelen en na zo’n dag of tien broeden de duiven op weduwschap te zetten. Dit is gunstiger om de rui later in het seizoen wat langer uit te stellen. Brengen de duiven wel een ronde groot dan dient er zorg voor worden gedragen dat zodra de doffers weer gaan drijven voor paringen voor een tweede nest, de koppels worden gescheiden. De doffers moeten dan de jongen verder alleen groot brengen. Wanneer de doffers hun trainingsvluchten om het hok maken kan men de duivinnen weer op het hok brengen om de jongen te voeren. De moederbinding met het hok waarop gevlogen wordt kan zo worden versterkt terwijl de doffers niet te zeer belast worden met het grootbrengen van de jongen.