De roodborst, een pareltje tussen de tuinvogels
De roodborst wordt meestal aangeduid als roodborstje. Dat het verkleinwoordje wordt gebruikt komt waarschijnlijk door de geringe grootte, de lengte van dit vogeltje bedraagt niet meer dan 14 cm en soms niet meer dan 12,5 cm. Door de opvallende oranjerode borst kent iedereen dit vogeltje wel. Naast de oranjerode borst heeft de roodborst een bruine kleur met een lichtere onderbuik. Deze vogel heeft verder een klein spits snaveltje en korte pootjes. Het is een nieuwsgierig vogeltje en niet echt bang voor mensen. De wetenschappelijk naam is Erithacus rubecula. Het is een vogeltje met interessant gedrag.
Bron: Ton Ebben Verspreiding
Het verspreidingsgebied van de roodborst is Europa tot aan de poolcirkel tot westelijk Azië en rond de Middellandse Zee. Veel roodborsten trekken in de winter naar zuidelijkere streken. De roodborsten die in Nederland en België broeden zijn deels echter ook standvogel. Vanuit Noord-Europa komen grote aantallen naar Nederland. De roodborstjes die we hier in de winter zien zijn zijn hoofdzakelijk vogels uit noordelijkere streken die door de bezette territoria van de standvogels vooral de tuinen bezoeken. In vroegere tijden hadden de mensen al belangstelling voor de vogeltrek maar men kon toen nog niet deze trek verklaren. Er gingen allerlei theorieën rond over de vogeltrek. In de tijd van Aristoteles (geboren in 384 v.Chr.) dacht men onder meer dat sommige soorten door een transmutatie overgingen in een andere soort. Zo zou het roodstaartje, een zomervogel, overgaan in een winterharde roodborst.
Bron: Ton Ebben Gedrag
De roodborst leidt een sterk solitair leven en is erg agressief naar soortgenoten. Alleen in de broedtijd kan hij een soortgenoot verdragen en dat is natuurlijk noodzakelijk voor de voortplanting. Veel mensen kennen het kinderliedje roodborstje tikt tegen het raam nog wel:
“Roodborstje tikt tegen 't raam, tik, tik, tik. Laat mij erin, laat mij erin. 't Is hier te guur en te koud naar mijn zin. Laat mij er in, ja er in”.
Ja, heel aandoenlijk zo’n vogeltje in de kou, hongerig voor het raam en die naar binnen wil voor voedsel en warmte. Maar de werkelijke reden van het kloppen, of beter pikken, tegen het raam is dat de roodborst zijn spiegelbeeld ziet en dus een soortgenoot die hij zeer vijandig bejegend. Dit agressief gedrag vertonen zowel de mannetjes als de vrouwtjes waarbij ze nadrukkelijk hun rode borstveren tonen. De prikkel van dit 'rood' is zo sterk dat ook een bosje rode veren of een rood lapje kan worden aangevallen, ook mannetjes vinken, met een veel minder sprekende rode borst, kunnen soms worden aangevallen. Dit sterke solitaire gedrag zien we een groot deel van het jaar. Vooral in de zomer en winter verdedigen deze vogeltjes overtuigend hun territorium. Als de broedperiode aanbreekt laat het hofmakende vrouwtje van de roodborst een scherpe eenlettergrepige kreet horen. Als het mannetje met voedsel dichterbij komt laat ze haar vleugels zakken en trillen. De kreet verandert dan in een snel herhaald geluid. Deze houding en de klankuitingen van het roodborstvrouwtje zijn niet te onderscheiden van jonge roodborstjes die door hun ouders worden gevoerd.
Overigens verloopt een dergelijk eerste contact niet succesvol. Bij de eerste contacten is er sprake van dreigen. Als het mannetje aanvalt wijkt het vrouwtje terug, maar zij verlaat het territorium niet wat een mannetje wel zou doen. Enerzijds gedraagt het vrouwtje zich dus angstig, maar ze blijft ook halsstarrig. Hieruit kan het mannetje opmaken dat hij te doen heeft met een vrouwtje waarna het vrouwtje in zij territorium wordt geduld en het uiteindelijk tot paarvorming komt. Dit vogeltje is niet bang voor mensen, ben je in de tuin aan het werken waarbij je ook in de grond spit dan controleren ze op korte afstand of er wat eetbaars te vinden is in de zojuist omgewoelde grond. Overigens zoeken deze vogeltjes ook in andere omstandigheden hun voedsel op de grond waarbij gezocht wordt naar insecten en andere kleine diertjes.
Bron: Ton Ebben Broedbiotoop
Als na de aanvankelijke aarzelingen zich een koppeltje heeft gevormd wordt een nestje gebouwd. De roodborst heeft een voorkeur voor met hout begroeide plaatsen met onderbegroeing. Als dat aanwezig is kunnen we nesten aantreffen in naald- loof- en moerasbossen, grote tuinen, boerenerven, bij houtwallen, begraafplaatsen, enzovoort.
De bouw van het nest vindt plaats op of vlak boven de grond. Daarbij wordt gebruik gemaakt van takkenbossen, hout en[ rietstapels, muurnissen, gaten in bomen, in struiken, tussen klimop, nestkasten en zelfs lege blikken. Kortom, een grote variatie van nestkeuze maar steeds wel goed verborgen. Veelal brengt de roodborst twee legsels groot en per legsel is er sprake van 5 tot 6 eieren die twee weken worden bebroed. Na het uitkomen van de eieren blijven de jongen nog 14 dagen in het nest om daarna uit te vliegen. Na het uitvliegen worden ze nog een week door de ouderdieren verzorgd. De jongen hebben een bruin genuanceerde tekening waar nog geen rode borst op aanwezig is. Daarmee wordt er ook geen prikkel tot agressie gegeven aan de ouderdieren en bovendien zijn de jonge roodborsten ook beter gecamoufleerd. Nederland telt ongeveer 400.000 broedparen.