De kongozalm, een teer visje
De Latijnse naam voor de kongozalm is Phenacogrammus interruptus en hij behoort tot de familie van de Afrikaanse karperzalmen (Alestidae). Omdat dit visje best moeilijk in een goede gezondheid te houden is, is het geen echte beginnersvis.
Kongozalm
- Herkomst: Afrika, Kongo
- Lengte: mannetje 8,5 centimeter, vrouwtje 6 centimeter
- Leeftijd: 10 jaar
- Geslachtsherkenning: de man is groter en hij heeft langere vinnen
Huisvesting
De Kongozalm kan gehouden worden in een aquarium vanaf 100 centimeter (200 liter). Het zijn snelle zwemmers, let er op dat ze daarvoor ook genoeg ruimte hebben. Ze houden van voldoende randbeplanting. Bij een donkere bodembedekking en drijfgroen komt hun kleur het beste tot zijn recht. De planten moeten niet al te kwetsbaar zijn, daar deze vissen er graag van mogen eten. Ze bevinden zich voornamelijk in de middelste en bovenste waterlaag.
Sociaal
De kongozalm is een scholenvis. Hij moet gehouden worden in een groep van minimaal 7 exemplaren, meer is nog beter. Deze groep kan bestaan uit mannen en vrouwen bij elkaar. Het is een zeer vriendelijke, vreedzame vis, die dan ook niet bij agressievere andere vissen geplaatst moet worden, of bij vissen die graag aan vinnen van andere vissen knabbelen.
Watersamenstelling
Deze vis gevoelig voor ziektes, dus goede waterwaardes zijn belangrijk. Het water moet een temperatuur van 24-26 graden Celsius hebben. De pH waarde ligt tussen 6 en 8 en de waterhardheid moet tussen 5 en 19 liggen. Filteren over turf geniet de voorkeur.
Voedsel
De kongozalm is niet kieskeurig wat betreft voedsel, hij eet alles wat op zijn pad komt. Zo eet hij droogvoer en diepvriesvoer, maar dat moet zeker afgewisseld worden met levend voer zoals muggenlarven, insecten, watervlooien en groenvoer.
Kweken
Kweken met deze visjes zal alleen lukken bij de juiste waterwaardes. De pH waarde ligt dan tussen 3 en 5 en de hardheid is 6. Een goed kweekpaar heeft dan een rustige kweekbak nodig, met diffuse verlichting, waarna het vrouwtje hopelijk zal overgaan tot het afzetten van eieren. Hierna moeten de ouderdieren uitgevangen worden, omdat ze anders hun eigen eieren opeten. Na zes dagen komen de eitjes uit, de jongen kunnen dan gevoerd worden met infuusvoer en artemia.