De Geeloog Kongozalm of grootvinzalmkarper
De Latijnse naam voor de Geeloog Kongozalm is Brycinus longipinnis (of ook wel Alestes longipinnis) en behoort tot de familie van de Afrikaanse karperzalmen (Alestidae).
- Herkomst: West en Centraal Afrika, Sierra Leone, Ghana, Togo
- Lengte: 13-15 centimeter
- Geslachtsherkenning: het mannetje heeft een duidelijke grotere rugvin
Huisvesting
De geeloog kongozalm moet in een groep gehouden worden en zwemt veel, dus hij heeft een aquarium nodig van minimaal 120 centimeter (240-300 liter). Bij een donkere ondergrond en matig licht (door bijvoorbeeld drijfgroen) komt zijn kleur het beste tot zijn recht. Ze hebben veel open zwemruimte nodig, hij bevindt zich het meest in de middelste en bovenste waterlaag. Aangezien deze vis nog wel eens wil springen, is een dekruit geen overbodige luxe.
Sociaal
De geeloog kongozalm is een vreedzame vis, hij laat andere vissen met rust. Het is een scholenvis, dus moet hij in en groep van minimaal vijf exemplaren gehouden worden, liever nog meer. Pas op met rustige kwetsbare vissen, omdat deze vis erg druk is.
Watersamenstelling
De geeloog kongozalm stelt niet veel eisen aan het water, het is een sterke vis, maar omdat hij wel gevoelig is voor nitraat, is regelmatig verversen goed voor het dier. Hij gedijt goed bij een temperatuur van 22-25 graden en een pH waarde van 6-8 en een waterhardheid van 10-15 is ideaal.
Voedsel
Deze vis eet droog, plantaardig en levend voer, hij houdt vooral van levende insecten. Hij zal praktisch geen voedsel van de bodem opnemen, dus let er op dat er andere dieren gehouden worden, die dit wél doen om vervuiling te voorkomen.
Kweken
Voor het kweken kan een hele school of een paartje in een kweekbak geplaatst worden, op een zonnige plaats. Het water mag niet te hard zijn, tussen 2 en 6 is het beste. De geeloogkongozalm is een vrijlegger, dus het vrouwtje zal zo'n 200-300 eieren verspreid door het hele aquarium leggen. Er is een rooster nodig of anders moeten de ouderdieren na het leggen uitgevangen worden, omdat ze hun eigen eieren anders op zullen eten. Na vier tot zes dagen komen de eitjes uit en nog eens vier dagen later zullen de jongen vrij rondzwemmen. De eerste dagen moeten ze infuusvoer hebben, daarna kan men ze verder grootbrengen met artemia.