Het leven in de oceanen
Een groot deel van de aarde bestaat uit water. Hier is dus genoeg ruimte voor allerlei soorten leven. In de oceanen van de wereld komen dan ook vele verschillende soorten dieren voor. Natuurlijk zijn er vele vissen, maar daarnaast varieert het leven van eencelligen tot zoogdieren. In de oceaan bestaat er altijd het gevaar opgegeten te worden. Daarom hebben dieren verschillende manieren ontwikkeld om deze kans te verkleinen. Ook hebben levende wezens in de oceaan manieren ontwikkeld om te kunnen leven in het donker.
Oceanen
Oceanen bieden een enorm grote ruime aan alles wat leeft. Een groot deel van de aarde bestaat namelijk uit zeeën en oceanen, die ook nog eens vele meters de diepte ingaan. De temperatuurverschillen zijn groot; in sommige gebieden is het water warm, in andere ijskoud. Net onder het wateroppervlak kan nog veel daglicht doordringen terwijl het op grote diepte pikdonker kan zijn. Door deze verschillen is de diversiteit van levende wezens in de oceanen groot, maar één ding hebben ze gemeen: alles wat er leeft moet aangepast zijn aan het leven onder water.
Eenvoudig leven
Het eenvoudigste leven dat in de oceanen voorkomt bestaat uit eencelligen. Ze bestaan uit één cel en zijn zeer klein. In feite behoren zij niet tot de planten of dieren, maar ze zijn wel belangrijk voor grotere levende wezens. Eencelligen vormen namelijk het begin van de voedselketen. Plankton bestaat uit allerlei soorten eencelligen en dit vormt voor vele dieren in de oceaan een belangrijke bron van voedsel. De meest eenvoudige levensvorm die tot de dieren behoort, zijn sponzen. Ze groeien op stenen of planten die in de oceaan leven en lijken meer op planten dan op dieren. Organen als een hart en hersenen hebben ze niet.
Andere eenvoudige dieren in de oceaan zijn neteldieren, waartoe kwallen behoren. Ook kwallen hebben maar weinig organen. Een groot deel van hun lichaam bestaat uit de maagholte. Een slijmerige laag beschermt het lichaam. Zintuigen als ogen en oren hebben ze niet, maar ze zijn wel in staat tot sommige waarnemingen zoals licht en donker en temperatuur. Verder hebben ze tentakels en stekende cellen die ze gebruiken om prooien te vangen. Sommige soorten kwallen maken pulserende bewegingen waarmee ze zich kunnen voortbewegen, maar vaak is de stroming van de oceaan te sterk om er tegenin te zwemmen. Er zijn kwallen van maar een paar centimeter, terwijl andere een doorsnede van ruim twee meter hebben. Andere dieren die tot de eenvoudige dieren behoren zijn zeeanemonen en beerdiertjes.
Weekdieren
Weekdieren in de oceaan zijn bijvoorbeeld octopussen, inktvissen, mosselen, zeekatten en zeeslakken. Inktvissen zijn dieren met een week lichaam en tentakels die voorzien zijn van zuignappen. Met hun lange tentakels vangen ze prooien die ze kunnen zien met hun grote ogen. Ze hebben een smal lichaam met vinnen waarmee ze meestal langzaam door de oceaan zwemmen, hoewel ze ook in één keer veel snelheid kunnen maken. Wanneer ze bedreigd worden spuiten ze een inktachtige vloeistof, waardoor de aanvaller de inktvis niet goed meer kan zien. Er zijn kleine inktvissen van maar één centimeter, terwijl de reuzeninktvis met zijn tentakels erbij wel twintig meter kan worden. Zeekatten zijn een soort platte inktvissen die op het ene moment een bepaalde kleur en patroon kunnen hebben en het volgende moment een andere.
Geleedpotigen
In de oceaan komen verschillende soorten kreeftachtigen voor, zoals kreeften, krabben en garnalen. Deze behoren alle tot de geleedpotigen. Er zijn vele soorten krabben, sommige zo klein dat je ze bijna niet ziet, andere tientallen centimeters lang. Krabben zijn opvallend door hun zijwaartse manier van voortbewegen. Ze hebben een hard schild dat hun lichaam beschermt en ze hebben vijf paar poten. Vier paar hiervan gebruiken ze om te lopen, het vijfde paar zijn de grotere scharen die ze gebruiken voor hun prooien.
Vissen
Vissen hebben zich aan het leven onder water aangepast door het hebben van kieuwen om adem te halen. Er zijn vele soorten vissen, variërend in grootte, vorm en kleur. Haaien, roggen, kabeljauwen, hengelvissen, tandbaarzen en makrelen zijn slechts enkele van de vele soorten die in oceanen over de hele wereld te vinden zijn.
De meeste haaien hebben een lang, gestroomlijnd lichaam waarmee ze snel kunnen zwemmen. Veel soorten zijn één á twee meter lang, maar de walvishaai is ruim dertien meter lang waarmee hij de allergrootste vis is. Sommige haaien komen tegenwoordig nog maar weinig voor omdat er veel op ze gejaagd is. De kabeljauw is eveneens een lange, snelzwemmende vis met drie vinnen op zijn rug. Hij wordt iets meer dan een meter lang en hij wordt veel door mensen gevangen om te eten.
Zoogdieren
In de oceaan leven ook meerdere zoogdieren zoals dolfijnen, zeeolifanten en walvissen. Zoogdieren hebben longen, waarmee ze niet net als vissen adem kunnen halen onder water. Dit betekent dat ze steeds boven water moeten komen om zuurstof binnen te krijgen.
Potvissen behoren tot de tandwalvissen en zijn de grootste roofdieren op aarde. Ze worden vele meters lang en eten vooral inktvissen die ze op grote diepte vangen. De potvis blijft regelmatig meer dan een uur onder water, soms zelfs bijna twee uur. Baleinwalvissen hebben geen tanden maar baleinen die ze als een soort zeef gebruiken bij het eten van plankton. Verschillende soorten worden met uitsterven bedreigd omdat ze veel bejaagd zijn. De walvisvangst is tegenwoordig sterk ingeperkt, maar omdat walvissen zich zeer langzaam voortplanten is het niet zeker of elke soort zal overleven.
Oppassen voor de vijand
In de oceaan is het altijd uitkijken om niet opgegeten te worden. Er zijn verschillende manieren om te proberen dit te voorkomen. Ook roofdieren willen soms onopgemerkt blijven om zo stiekem hun prooi te besluipen.
Een eerste manier voor prooidieren is om in scholen te leven. Vele soorten vissen maken hier gebruik van. Deze vissen weten hoe andere vissen in de school bewegen, waardoor ze niet tegen elkaar aan zullen zwemmen. Voor de aanvaller is het moeilijk om een vis te kiezen die hij zal vangen. Ook kunnen de vissen op het moment dat ze worden aangevallen, zo gaan zwemmen dat het roofdier door een tunnel van vissen zwemt.
Andere vissen en dolfijnen gebruiken camouflage. Ze hebben een donkere bovenkant die qua kleur overeenkomt met de donkere zee eronder, zodat ze niet opvallen voor aanvallers van boven. Hun onderkant is juist licht, zodat ze niet opvallen tegen de lichte lucht erboven voor roofdieren die van onderen komen. Ook zeeduivels zijn goed gecamoufleerd en vallen nauwelijks op wanneer ze op de zeebodem liggen te wachten op een prooi die voorbij komt. Sargassovissen verschuilen zich in drijvende wieren. Zij wachten net als de zeeduivel op voedsel dat voorbij komt en slaan dan razendsnel toe. Ze vallen niet op in het zeewier omdat ze er zelf op lijken.
Een andere manier om te vluchten voor de vijand is door uit het water te springen. Dit is wat vliegende vissen doen. Ze hebben grote borstvinnen die ze als een soort vleugels gebruiken om boven het water te zweven. Sommige soorten kunnen op deze manier 300 meter blijven zweven.
Leven in het donker
Vanaf zo’n 250 meter onder water is het altijd donker in de oceaan. Toch leven ook hier allerlei dieren, soms met een monsterlijk uiterlijk. Dit geldt bijvoorbeeld voor de addervis, die enorme uitstekende tanden heeft. Deze dieren zijn aangepast aan een leven in het donker. Veel vissen die hier rondzwemmen hebben namelijk toch iets van licht bij zich. De baardhengelvis bijvoorbeeld heeft voor zijn bek een lokaas hangen dat licht geeft. Hiermee lokt hij prooien naar zich toe. Ook lantaarnhengelvissen bezitten zo’n lichtgevend lokaas om voedsel aan te trekken. Deze lichten worden, naast het lokken van prooien, ook vaak gebruikt om partners te vinden. Daarnaast is het niet stil diep in de donkere oceaan. Verschillende soorten vissen maken allerlei klikkende en knarsende geluiden om elkaar te vinden. Ook zijn er vissen die hun goede reukvermogen gebruiken om een partner te vinden.