Eikenprocessierups – een plaagdier
De eikenprocessierups heeft zich in Nederland ontwikkeld tot een plaagdier van formaat. We houden in het algemeen van vlinders, al is de eikenprocessierupsvlinder een onopvallende nachtvlinder. Het is de rups die hinderlijk aanwezig is. De brandharen die hij afschiet veroorzaken jeuk, rode ogen en soms zelfs ademnood. De rups rukt langzaam op naar noordelijke streken en wordt in de eenentwintigste eeuw ook in het noorden van Nederland gesignaleerd. De eikenprocessierups heet processierups omdat hij in grote colonnes over de boomstammen kruipt, alsof ze in processie lopen.
Een harig plaagdier
Eikenprocessierups
De eikenprocessierups is de larve van de eikenprocessierupsvlinder. Deze nachtvlinder legt haar eitjes in de toppen van eikenbomen, waar ze overwinteren. In april of mei, afhankelijk van de weersomstandigheden, komen de rupsjes massaal uit de eitjes. De rups is bladetend en houdt vooral van eikenblad. Ze vervellen een paar keer en in de zomer zijn ze volgroeid. Van de eerste rupsjes hebben we nog niet zoveel hinder. Pas na de derde vervelling groeien de brandharen waar mensen en andere dieren zo’n last van kunnen hebben. Het is dan eind mei, begin juni. De verpopping vindt in juli en augustus plaats. Daarna komt de nachtvlinder die haar eitjes weer hoog in de eiken legt. Het circus begint van voren af aan. De eikenprocessierups komt sinds 1990 algemeen in Nederland en België voor. Ze komen in de eenentwintigste eeuw in zulke aantallen voor dat er gesproken kan worden van plaaginsecten. De nesten kunnen bomen van wortel tot kruin bedekken met spinsels vol vervellingshuidjes, brandharen en uitwerpelen.
Brandharen van de rups
De brandharen zijn de hinderlijke delen van het dier, ze zijn 0,2 tot 0,3 millimeter lang. Elke rups heeft honderdduizenden tot een miljoen van die pijlvormige haren. Als de rups zich bedreigd voelt schiet hij ze af. Bij mensen en dieren kunnen die haren de huid, ogen en luchtwegen binnendringen. De stoffen van de haren veroorzaken de uitslag en jeuk. De brandharen kunnen een ware kwelling worden.
Klachten bij de mens
Sommige mensen hebben geen hinder na contact met de haren, maar voor mensen die er gevoelig voor zijn ontstaan er heel vervelende klachten:
- pijnlijke jeuk;
- huiduitslag;
- geïrriteerde ogen;
- zwellingen;
- last van de luchtwegen.
Bij mensen met een uitzonderlijke gevoeligheid voor de brandharen kunnen ook de volgende verschijnselen voorkomen:
- braken;
- duizeligheid;
- koorts.
Klachten bij dieren
Ook dieren die onder de bomen grazen waarin de rupsen zich bevinden kunnen last krijgen van de haren. De haren die in het gras terechtkomen waar het vee graast geven gezondheidsklachten bij de grazers. Ook als de haren in het hooi terechtkomen geeft het hinder. Honden die in de rupsennesten bijten kunnen last krijgen aan het mondslijmvlies krijgen. Paarden zijn bijzonder gevoelig voor de brandharen. Dieren moeten bomen met de rupsen mijden tot een straal van zeker vier meter. Vervelend genoeg verplaatsen de haartjes zich ook op de wind.
Bestrijding van het plaagdier
Er bestaan biologische middelen om de eikenprocessierups te bestrijden. Er zijn bedrijven die zich gespecialiseerd hebben in de behandeling van de bomen. Het biologisch middel XenTari bestrijdt de eikenprocessierups en spaart andere nuttige insecten. Het middel wordt met een spuitkanon over de boom gesproeid. Het middel bevat een bacterie die actief wordt als de rups het blad opvreet dat is besproeid. Eenmaal in de rups doet de bacterie zijn werk en sterft de rups. Bestrijding gebeurt soms via de zuigmethode. Een enorme stofzuiger zuigt dan de nesten weg. Daarnaast worden de rupsen verbrand of verdronken en daarna begraven.
Terug van weggeweest
Vroeger werd de eikenprocessierups ook in Nederland gesignaleerd. Van 1820 tot 1900 kroop hij in zuid Nederland. De grens lag ter hoogte van Nijmegen/ Arnhem. In de twintigste eeuw verdween het diertje uit Nederland om er in 1990 weer terug te keren. In de decennia daarna verspreidde de rups zich over vrijwel heel Nederland. De rupsen kruipen ’s nachts, op zoek naar voedsel. Die verplaatsing doet denken aan een processie, in grote groepen gaan ze tegelijk op stap. Overdag keren ze naar de nesten terug. Ze eten eikenbladeren. Na droge winters en droge, warme zomers komen er veel rupsen.
Vlinders
De vlinders vliegen in de zomer. Ze worden ter bestrijding van de hinderlijke rups wel gevangen met speciale feromoonvallen.
Natuurlijke vijanden
De rups heeft een paar natuurlijke vijanden:
- sluipwesp;
- sluipvlieg;
- nimfen van de gestreepte eikenblindwants;
- larven van gaasvliegen;
- larven van tweestippelig lieveheersbeestjes;
- tweestippelig lieveheersbeestje;
- koolmezen;
- vleermuizen.
Een kever, de grote poppenrover, vreet de poppen. Deze kever is in de jaren 50 van de twintigste eeuw in Nederland uitgestorven.
Sneeuwklokje en krokus
Er wordt geëxperimenteerd met natuurlijke bestrijding door het planten van bloemen.
De
krokussen en
sneeuwklokjes trekken gaasvliegen, sluipwespen en sluipvliegen aan die zich vervolgens te goed kunnen doen aan de eikenprocessierupsen. Het zijn vooral de larven van de drie insecten die graag de rups op hun menu vinden. Het is een mooie manier van bestrijding die bloeiende velden oplevert en minder rupsen met brandharen.
Aaltjes
Een van de methoden die in 2014 is ontwikkeld is de inzet van minuscule aaltjes, nematoden. Het gaat om de soort
Steinernema feltiae. De aaltjes worden met een tractor en spuitwagen over de bomen gespoten. De druk in de tank is zo hoog, dat de sproei met aaltjes wel dertig meter hoog kan worden. De nevel daalt op de takken en bladeren neer. Er is voor rupsen nauwelijks ontkomen aan. De nematoden worden bij voorkeur in de avond actief en vreten een gat in de huid van de rups of de jonge aaltjes dringen via natuurlijke lichaamsopeningen (zoals mond of anus) een rups binnen. Eenmaal binnenin de rups laten ze de bacterie vrij, waarmee de aaltjes in symbiose leven. Die bacterie vermeerdert zich ten koste van de rups en het aaltje voedt zich met de bacteriën en de dode rups. Het aaltje groeit en plant zich voort. Een paar dagen later zijn de jonge aaltjes groot genoeg om de dode rups te verlaten en op zoek te gaan naar nieuwe slachtoffers. Na een dag of tien kan de sproeibehandeling herhaald worden om de rupsen die aan de eerste aaltjesregen zijn ontsnapt alsnog te pakken. Sommige rupsen hebben een dubbele huidlaag, waar de parasiet zich niet in een keer doorheen kan vreten. Ook voor die gevallen is een tweede behandeling noodzakelijk. Nadeel van de methode is dat de nematoden niet kieskeurig zijn en elk beestje dat ze tegenkomen opvreten. Daar tegenover staat dat hij alleen parasiteert op insectenlarven en onschadelijk is voor andere dieren en mensen.
Voorzichtig met chemische en biologische bestrijding
Het Duits Federaal Milieuagentschap waarschuwt tegen al te enthousiaste bestrijding van de eikenprocessierups met chemische dan wel biologische middelen. Het ideale bestrijdingsmiddel bestaat nog niet en alle methouden die gebruikt worden doodt ook andere levende wezens. Het Milieuagentschap meent dat bestrijden, biologisch of chemisch, alleen moet geschieden als er een heel bos bedreigd wordt. Het kan het beste op het moment dat het rupsje uit zijn ei gekropen is en nog geen brandharen heeft gevormd. Dat is doorgaans begin april.
Voorkomen beter dan bestrijden
In de natuur waar voldoende diversiteit is komt zelden een plaag voor. Bij voldoende diversiteit zijn er altijd wel roofdieren die prooidieren eten, waardoor een plaag niet tot ontwikkeling komt. Is er bijvoorbeeld een luizenuitbraak, dan zullen zich binnen de kortste keren lieveheersbeestjes melden om de luisjes op te eten en zo een plaag te voorkomen. Zo werkt dat als de natuur in balans is. Wat voor onze eigen tuin geldt, is ook van toepassing op grotere natuurgebieden: als we zorgen voor meer biodiversiteit houden we plagen buiten de deur.
Wat kunnen we zelf doen?
We hoeven niet lijdzaam toe te zien hoe de processie voorttrekt. We kunnen natuurlijke vijanden lokken en de gemeentelijke overheid vragen natuurlijker bermbeheer toe te passen. Om mezen en vleermuizen te lokken, moet je eerst insecten naar je tuin halen. Dat kan door bepaalde planten in je tuin te zetten en door het creëren van schuilmogelijkheden.
Insecten lokken met planten
Om insecten te lokken kun je diverse planten in de tuin zetten, vroegbloeiers en laatbloeiers. Denk daarbij aan brandnetel, kardinaalsmuts, duizendblad, hazelaar, kornoelje, vuilboom, klimop, dille, kamperfoelie, goudsbloem, campanula, lavendel, heide, marjoraan, marjolein, oregano, sneeuwbal en kattenkruid.
Insecten lokken met schuilplaatsen
Insecten kunnen ook de tuin in gelokt worden door ze een schuilplaats voor de de overwintering en waar ze eitjes kunnen leggen aan te bieden. Insecten gebruiken daarvoor planten maar ook gebladerte, takjes en stenen. Om te beginnen kunnen we de bladeren die van de bomen vallen laten liggen en onder de struiken harken. Dat is al een schuilplek voor talloze diertjes en het vormt nog compost ook.
Extra schuilvoorzieningen:
- Insectenhotel;
- stapelmuur van oude stenen en dakpannen.
Lokken van vogeltjes
Met het planten van de bloeiers die insecten lokken worden vogeltjes zoals mezen gelokt. Mezen houden ook van zonnebloempitten en zijn gek op een vijver waar ze uit kunnen drinken. Voor de vijverloze tuin biedt een schaaltje water uitkomst. Mezen houden ook van dode holle bomen. Als die niet voorhanden zijn kan er een mezenkastje worden opgehangen waar een mezenpaar kan nestelen.
Lokken van vleermuizen
Als er voldoende verschillende insecten in de tuin te vinden zijn, komen de vleermuizen graag aanvliegen. Een vleermuis eet zo'n 300 insecten per nacht. Het menu bestaat uit nachtvlinders, kevertjes en muggen. Mocht de eikenprocessievlinder in de buurt zijn, dan eet de vleermuis die ook graag op. Voor vleermuizen kun je ook vleermuiskasten ophangen, zodat je ze aan je tuin bindt.
Gemeente achter de broek zitten
Wat we verder nog kunnen doen is de gemeente verzoeken de bermen niet te veel maaien, niet te veel snoeien en aan te harken. Met alle 'keurige' bermen wordt het de natuurlijke vijanden van de eikenprocessierups moeilijk gemaakt zich aan een gebied te binden. Bovendien kan de gemeente in plaats van alleen maar eiken beter verschillende bomen en struiken langs de kant van de weg planten, zodat niet het bedje voor de eikenprocessierups gespreid wordt. Natuurlijke bestrijding van de eikenprocessierups verdrijft de rups niet volledig, maar onderdrukt de populatie waardoor er geen plaag ontstaat. Minder maaien, minder zagen en minder snoeien bespaart de gemeente nog geld ook.
Lees verder