De sperwer, een zeldzaamheid
De sperwer, een roofvogel die in de jaren zestig zeldzaam is geworden, maar de populatie is weer aardig hersteld. Een snelle, behendige jager die steeds vaker op bezoek komt.
Vrijwel iedereen die buiten woont, kent de sperwer. Hij vertoont zich vaak in tuinen om er op vogels te jagen. Negentig procent van zijn prooien bestaat uit zangvogels, vooral mussen. Toch valt het te betwijfelen of de sperwer een bedreiging vormt voor onze zangvogeltjes. Waarschijnlijk helpt hij juist mee om de populatie gezond te houden. Het is immers voor de hand dat hij jaagt op de gemakkelijkste prooien, waardoor de mindere onder de zangvogels worden opgeruimd.
Jager
De sperwer is een spectaculaire jager. Eerst zit hij ergens op de uitkijk en observeret het mussen, merels en spreeuwen. Als de kans op een succescvolle jacht groot genoeg lijkt, gaat hij pijlsnel af op de prooidieren. Hij vliegt laag over de grond en over heggen, boort zich soms met grote snelheid dwars door een struik en duikt middenin de groep vogeltjes. Dan pakt hij wat hem in alle panier voor de poten komt. Met zijn prooi vliegt hij door de tuin en zoekt een rustig plekje om zijn prooi op te eten. Ook kan een sperwer op grasspriethoogte over een weiland scheren om midden in een groep pikkende spreeuwen neer te ploffen.
Lang niet al zijn aanvallen zijn succesvol: slechts één op de twintig keer wordt een prooi gevangen. Bovendien gebeurt het niet zelden dat een jagende sperwer tegen een raam vliegt. Gelukkig is dat niet altijd fataal. Veel sperwers herstellen van de klap.
Dominante vrouwtjes
De dominante vrouwtjes vertonen in april baltsvruchten en verdelen onderling de broedgebieden. Hierbij kijken de mannetjes toe, waarna ze zich voorstellen aan het vrouwtje dat de beste indruk heeft gemaakt. Ook qua uiterlijk zijn de vrouwtjes dominant. Ze zijn veel groter dan de mannetjes en bijna twee keer zo zwaar. Dat maakt dat ze beter in staat zijn om de hen toebedeelde taken in het gezin uit te voeren: op het nest zitten, broeden en de jongen beschermen.
Het zijn ook de vrouwtjes die het meeste doen aan de nestbouw. Elk jaar bouwt een sperwerpaartje hoog in een niet te oude spar een horst van takken. Hierin legt het vrouwtje begin mei haar eieren. Met tussenpozen van twee dagen legt ze er vier tot zes. Nadat het eerste ei is gelegd, begint ze meteen te broeden, 33 tot 35 dagen per ei. Het gevolg is dat er iedere twee dagen een jong uit het ie kruipt.
Jagende mannetjes
In de tijd dat de vrouw op het nest zit, jaagt de man. Tijdens het broeden moet hij zes zangvogels per dag aanslepen en als er jongen zijn nog veel meer. Op het menu staan onder meer merels, mussen, vinken en spreeuwen. Als het mannetje met het eten thuiskomt, waarschuwt hij met kreten het vrouwtje. Op een tak naast het nest neemt ze de prooi in ontvangst, het mannetje mag absoluut niet op het nest komen. Vervolgens fileert het vrouwtjes de prooi en deelt kleine stukjes vlees ui aan de jongen. Het mannetje snapt de bedoeling hiervan niet. Als het vrouwtje omkomt, blijft hij met prooien slepen die niet worden gefileerd. Het nest ligt dan vol dode vogels, maar de jongen komen om van de honger.
Als alles goed gaat, vliegen de jonkies na ongeveer vier weken uit. Daarna blijven ze nog een maand afhankelijk van hun ouders. Ze moeten eerst nog leren jagen. Ook nu neemt de moeder weer het initiatief. Ze vliegt meerdere malen voor haar kroost uit en laat een prooi uit haar poten vallen. Van de jongen wordt verwacht dat ze het hapje oppikken uit de lucht.
Dorps en stadbewoner
Vroeger leefden sperwers in bossen, maar tegenwoordig steeds vaker in dorpen en steden. Ze verblijven er in kleine bosjes en nestelen er soms op gebouwen. De voornaamste oorzaak van deze verhuizing is de havik. Dat is een soort grote sperwer die bij voorkeur nestelt in wat oudere bossen. Vaak is dat een bos, waarin sperwers al vele jaren hun jongen hebben grootgebracht. Na de komst van de havik zijn ze genoodzaakt te verhuizen, want haviken jagen op sperwers en roven hun jongen. De vluchtelingen vestigen zich vaak in een dorp of stad, omdat haviken zich daar betrekkelijk weinig laten zien. Toch zouden er veel meer sperwers zijn, als er geen haviken waren. Maar ondanks alles leven er tegenwoordig al weer vier keer zoveel sperwers als in de jaren zeventig.