Paardenras: het Przewalski paard
Het Przewalski paard (Equus ferus przewalski) is een wilde paardenondersoort. Het is een van de drie 'stampaardenrassen' waaruit alle huidige paardenrassen zijn ontstaan. Ze leefden in de prehistorie al op de steppen van Centraal-Azië en Europa. Vermoedelijk werden ze gebruikt door de grote Mongoolse veroveraars zoals Djenghis Khan.
Ontdekking en naamgeving
In de 15de eeuw al beschreef Johann Schiltberger als een van de eerste Europeanen het voorkomen van het Przewalski paard in zijn dagboek over zijn reis naar Mongolië als gevangene van Khan.
In 1878 werd het paardje herontdekt door kolonel Nikolaj Przewalski in het gebied van de Tachin Sjah (de bergen van de gele paarden) aan de rand van de Gobi woestijn. De zoöloog J.S.Poliakov concludeerde dat het om een wilde paardensoort ging en gaf het de officiële wetenschappelijke naam
Equus Przewalski. Tegenwoordig is dit aangepast naar Equus ferus przewalski.
Rastypische kenmerken
Uiterlijk:
- Het Przewalski paard is klein, met een schofthoogte tussen 1m30 en 1m55 en heeft korte benen.
- Het heeft een grof en onedel voorkomen met zijn zware brede hoofd met kleine spitse oren (muizenoren).
- Het heeft een dichte viltachtige vacht. Alle Przewalski's hebben een bruin-rode wildkleur met brede aalstreep, blekere buik, veel zwart aan de benen en nooit witte aftekeningen. Ze hebben ook een meelmuil, m.a.w. de vacht rond de mond is bijna wit. Zijn behang (voornamelijk aan de staartwortel) is matig ontwikkeld en grof; de manen groeien rechtopstaand tot zo'n 20 cm hoogte.
- Ze hebben een rechte rug en geen zichtbare schoft.
Overige:
- Het Przewalski paard heeft 66 chromosomen, wat verschilt van de 64 chromosomen bij het gewone hedendaagse paard. Het Przewalski paard kruisen met een gewoon paard is wel mogelijk.
- Ze zijn bestand tegen een guur klimaat, kunnen tamelijk oud worden en hebben een groot uithoudingsvermogen; eigenschappen die in hun leefgebied onmisbaar zijn.
- Verder zijn ze ontembaar en schrikachtig.
Gedrag
In het wild leven de Przewalski's in groep. Deze groepen bestaan uit: 1 dominante hengst, 1 dominante merrie, nog enkele ander merries (ongeveer 10) en hun veulens. De hengst voert zijn kudde aan en verdedigt deze zeer fel. Mannelijke veulens die bijna volwassen zijn, worden uit de kudde verjaagd.
Bijna waren ze uitgestorven...
In 1967 is voor het laatst de Przewalski in het wild gezien. Dat er nu nog Przewalski's leven is te danken aan onder meer Carl Hagenbeck die rond 1900 Przewalski paarden ging vangen in Mongolië om ze onder te brengen in dierentuinen. 12 - 15 van deze paarden kregen veulens en vormden zo de basis voor alle nu nog levende Przewalski's. Om de negatieve gevolgen van inteelt zoveel mogelijk te beperken, was het nodig om zo snel mogelijk en op basis van afstamming een groot aantal dieren te fokken. Daarna is het mogelijk verder te selecteren.
In 1977 leefden er wereldwijd zo'n 300 Przewalski's. Er werd een stamboek opgericht en met het oog op gezondere veulens werden er diverse bloedlijnen gekruist. Twintig jaar later waren er al 1450 Przewalski paarden. De Europese dierentuinen zette een deel van hun Przewalski's uit in reservaten, zoals Natuurpark Lelystad.
In 1990 is men begonnen met het Przewalski paard in het wild te herintroduceren in het Hustain Nuruu National Park dat zo'n 60.000 ha groot is. Om de 2 jaar worden er 16 paarden vrijgelaten.