Paardenras: Tarpan
De Tarpan (Equus ferus ferus) leefde al tijdens de IJstijd op de steppen van Oekraïne en in de bossen van Oost-Europa. Het is een van de 'primitieve paardenrassen', welke de basis vormden voor alle moderne paarden en pony's. Op deze paarden werd gretig gejaagd, al was dit door de ietwat agressieve aard van de hengsten zeker risicovol; hun vlees werd als een delicatesse gesmaakt.
Naamgeving
Pieter Boddaert noemde deze soort in 1784
Equus ferus en verwees naar de beschrijving van dit paard door Samuel Gottlieb Gmelin. Helmut Otto Antonius, die niet wist van de naamgeving door Boddaert, catalogiseerde de Tarpan als
Equus gmelini in 1912, eveneens verwijzend naar Gmelins beschrijving. Aangezien de naam gegeven door Antonius verwijst naar dezelfde beschrijving die gebruikt werd door Boddaert wordt deze naam als synoniem toegelaten.
Geschiedenis
Samuel Gottlieb Gmelin was dus de eerste die de Tarpan wetenschappelijk bestudeerde. In 1768 had hij vlakbij Bobrowsk (Rusland) 4 wilde Tarpans gevangen. Waarschijnlijk waren er toen nog maar weinig zuivere tarpans, door kruisingen met gedomesticeerde paarden. Tot in de 18de eeuw kwam de Tarpan voor in de grote oude bossen en moerassen van Bialowieza in Polen. In 1770 werden sommige van deze wilde Tarpans gevangen genomen en in een privé-dierentuin vlakbij Bilgorai (Polen) geplaatst. Daarmee werden ze eigendom van een van de grote landeigenaren uit de 18de eeuw, graaf Zemoyski. Later werd een reservaat opgericht in de bossen van Bialystock. De Tarpans die er werden ondergebracht stamden af van de kuddes van Zemoyski en van Oost-Europese boeren.
De kuddes verdwenen langzaam; enerzijds te wijten aan de jacht voor vlees die op hen gemaakt werd, anderzijds werden ze gevangen door de boeren die hen temden en kruisten met hun gedomesticeerde paarden. Over het al dan niet uitgestorven zijn van de Tarpan bestaat discussie. Men gaat ervan uit dat het zuivere ras aan het einde van de 19de eeuw ophoud te bestaan. De laatste in het wild levende merrie stierf in 1879 in Askania Nova (Oekraïne). Tijdens een poging haar te vangen is ze ofwel neergeschoten, ofwel in een ravijn gevallen (bronnen verschillen van mening). De laatste in gevangenschap levende Tarpan stierf in 1887 in gevangenschap in de dierentuin van München (Duitsland).
Sinds 1887 begonnen de Poolse autoriteiten, ongerust door het verlies van de Tarpan, bij allerlei boeren een aantal paarden te verzamelen die exact op de Tarpan leken. Deze paarden werden uitgezet in de bosreservaten van Bialowieza en Popielno. Hiermee begon ook de discussie of het ras behouden is, dan wel vernieuwd is. Feit is dat deze paarden uiterlijk volledig op de wilde Tarpans gelijken.
Rastypische kenmerken
Uiterlijk:
- Een kleine gestalte, schofthoogte ong. 135 cm:
- Een zwaar hoofd (lang en breed) met neiging tot een snoekshoofd (bolle neuslijn); relatief lange oren;
- Een korte, dikke nek, uitlopend op goede schouders; lange rug; licht afhangend kruis; behoorlijk fijne ledematen;
- Deels rechtopstaande manen en matig ontwikkeld behang;
- Muisgrijze vacht, met aalstreep en met zebrastrepen aan de ledematen; geen witte aftekeningen; witte wintervacht (poolklimaat).
Overig:
- Zeer gehard en sober;
- Goed vruchtbaar;
- Schijnbaar ongevoelig voor algemeen voorkomende ziekten; ook verwondingen genezen meestal zonder infectie;
- Karakter: moedig, onafhankelijk, onhandelbaar en hardnekkig.