Het konikpaard, Equus caballus caballus, een grote grazer
Het konikpaard, Equus caballus caballus, is een van de grote grazers in Nederland. Het dier is in Polen gefokt om op oerpaard, de tarpan, te lijken. Dit is gelukt, zowel uiterlijk als gedragsmatig. Ze begrazen natuurgebieden op andere manieren dan enig ander dier.
Naamgeving
Het konikpaard, ook wel konik of
Equus caballus caballus genoemd, komt van oorsprong uit Polen. In het Pools betekent Koń paard en konjiek paardje. Hiervandaan komt de naam konik voor dit ras van kleine paarden.
Uiterlijk
Het konikpaard is eerder een pony dan een paard. Zijn schofthoogte is maximaal 1 meter 40. Een volwassen konikpaard weegt in perioden met voldoende voedsel beschikbaar ongeveer 400 kilo. Het paard heeft een herkenbare streep over zijn rug lopen. Verder heeft hij een brede rug, een korte, dikke hals, relatief korte oren en gespierde dijen. De kleur van deze dieren kan verschillen, maar ligt meestal tussen muisgrijs en bruin.
Geschiedenis
Zoals eerder vermeld komt het konikpaard oorspronkelijk uit Polen. Hier is hij speciaal gefokt om het oerpaard terug te krijgen. Het oerpaard begraasde vroeger grote delen van Europa, maar is uitgestorven.
Oerpaarden
De tarpan (
Equus ferus ferus) leefde in vrijwel heel Europa. Er bestonden verschillende ondersoorten, zoals de bostarpan (
Equus ferus sylvaticus) in het gebied tussen de Rijn en Oost Polen en de steppentarpan (
Equus ferus ferus) in Zuid Rusland. Het prewalskipaard (
Equus ferus przewalskii) is de enige van de oersoorten die nog voortleeft, zij het niet meer in het wild.
Sinds 1887 zijn de wilde paarden in Europa uitgestorven. In 1967 werd het laatste wilde exemplaar van het prewalskipaard gezien.
Van de oerpaarden is veel bekend uit geschriften, maar ook uit grottekeningen en fossiele resten is veel kennis over deze dieren verzameld.
Fokken
In veel natuurgebieden was vraag naar wilde paarden als grazers. Gedomesticeerde paarden waren eenvoudigweg niet sterk genoeg om de winters te overleven. Ook voor biodiversiteitdoelstellingen en de natuurbeleving was het interessant om de dieren terug te krijgen. Hiervoor zijn in Polen fokprogramma’s opgezet. Uiteindelijk kwamen hieruit de konikpaarden. Deze dieren hebben uiterlijk en gedragsmatig veel gemeen met hun wilde voorouders.
Nederland
Ook in Nederland worden tegenwoordig konikpaarden gebruikt voor de begrazing van natuurgebieden. In 1981 werden uit verschillende gebieden paarden geselecteerd welke geschikt waren voor de specifieke omstandigheden in Nederland. Oorspronkelijk werden de dieren vooral ingezet als een goedkope manier om de vegetatie in natuurgebieden laag te houden. Voorheen werd veel gemaaid, wat hoge kosten met zich meebracht.
Voedsel en gedrag
Konikpaarden eten over het algemeen voedsel van een lage kwaliteit, namelijk gras. Het zijn geen herkauwers, zoals veel andere grazers. Hierdoor moeten ze veel gras eten om aan hun energiebehoefte te voldoen. De dieren leven in grote groepen, dicht op elkaar. Tijdens het grazen kunnen zij op deze manier een groot gebied efficiënt leeg grazen.
In de winter is er niet voldoende gras aanwezig om van te eten. In deze periode graaft het paard wortels uit met zijn hoeven en eet ze op om zijn dieet aan te vullen.
Voordelen boven andere grazers
Er zijn veel anderen grazer beschikbaar, maar toch wordt er in veel gebieden voor konikpaarden gekozen. Dit komt omdat deze dieren het gras korter afgrazen dan andere dieren. Ze zorgen voor een hele andere vegetatiesamenstelling, waardoor het inzetten van konikpaarden soms aantrekkelijker is dan andere grazers.
Konikpaarden hebben wel een groot nadeel. Ze zijn kleiner dan andere grote grazers en ze zijn vaak minder schuw. Hierdoor is contact tussen mensen en paarden in natuurgebieden niet uit te sluiten. De dieren zijn echter wel wild en onvoorspelbaar. Ze kunnen gemakkelijk uithalen als zij zich bedreigd voelen.
Waar in Nederland?
In Nederland komen de konikpaarden vooral voor in de Oostvaardersplassen. Verder komt hij voor bij het Lauwersmeer, het Groninger landschap, de Loowaard, Meinerswijk, de Millingerwaard, de Blauwe Kamer, De Rug,; Beuningse uiterwaarden, de Klomperwaard en het Geuldal. Een lijst met recente waarnemingen is te vinden op
Waarneming.nl
Voortplanting
Het konikpaard heeft een draagtijd van 11 maanden. Het jong wordt in het late voorjaar of de vroege zomer geboren. De eerste weken drinkt hij uitsluitend bij zijn moeder, later vult hij dit aan met gras. Na ongeveer een jaar kan het jong voor zichzelf zorgen. Zijn moeder staat niet meer toe dat hij bij haar drinkt.
Wanneer er voldoende voedsel beschikbaar is werpen vrijwel alle vrouwtjes in een kudde. Er worden dan ook veel tweelingen geboren. Wanneer er minder voedsel beschikbaar is, worden er ook minder jongen geboren.