Het signalement van een paard
Paarden hebben een relatief grote individuele waarde (uiteraard verschilt deze van paard tot paard) en hierdoor is het handig dat ze in de dagelijkse omgang snel geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van een aangepaste nauwkeurige uitwendige beschrijving.
Bij de opstelling van een uitwendige beschrijving of
signalement van een paard moet men zorgen voor een bondige, doch volledige beschrijving van het dier, met benadrukking van de zeer typische kenmerken die eigen zijn aan het individu.
Een signalement bevat de volgende onderdelen:
Opmerking: wanneer men voor een paard staat terwijl men het hoofd aankijkt, komt de linkerkant van de onderzoeker overeen met de rechterkant van het paard en omgekeerd.
Geslacht
De
naam van het paard met zijn
stamboeknummer (indien reeds toegekend) gaat steeds het
geslachtvooraf, dat
voluit in woorden moet geschreven worden:
- Hengst (étalon - stallion - Hengst)
- Ruin (= gecastreerde hengst) (hongre - gelding - Wallach)
- Merrie (jument - mare - Stute)
Ras of Bloed- of Gebruikstype
Soort:
- Paard (cheval - horse - Pferd)
- Ezel (âne - donkey - Esel)
- Muildier (mulet - mule) (ezelhengst en merrie)
- Muilezel (bardot - hinny) (paardenhengst en ezelin)
Ras:
Is enkel met zekerheid gekend indien men over de stamboom van het dier beschikt.
Bloed- of gerbruikstype:
- Volbloed: volbloed paard, vluchter renpaard.
- Halfbloed of warmbloed, zoals: harddraver renpaard, jachtpaard, dressuurpaard, jumingpaard,...
- Koudbloed: landbouwtuigpaard, licht, halfzwaar of zwaar trekpaard, pony's
Hoogte
Deze wordt gemeten in de
schoftstreek (overgang hals-rug, bovenlijn ter hoogte van de schouders) bij een
volwassen paard (4 - 4,5 jaar oud) dat
vierkant moet staan (steunen op de 4 benen) op een effen bodem. Meestal worden paarden gemeten met een
maatstok. Hierop kan met de hoogte in cm aflezen via een verschuifbare metalen arm die horizontaal boven de hoogste punt van de schoft aangebracht wordt. Men spreekt van:
- Pony: max. 148 cm,
- Cob of dubbele pony: rond 150 cm,
- Middelmatige gestalte: 150 - 160 cm,
- Grote gestalte: meer dan 160 cm.
Ouderdom
De handelswaarde van een paard wordt mee bepaald door de ouderdom: deze neemt gemiddeld toe van 0 tot 5 jaar om dan geleidelijk aan af te nemen. Ook bruikbaarheid en duurzaamheid worden door ouderdom bepaald. Van paarden die staan ingeschreven in een
stamboek (de 'burgerlijke stand' van het paard in functie van het ras) kent men de precieze geboortedatum. Voor niet-geregistreerde paarden kan men door het
uitwendig voorkomen makkelijk een ruw onderscheid maken tussen jong en oud:
- Veulens: zijn hoogbenig, hebben mollige vormen, wigvormig hoofd (smalle neus), onopvallende schoft en korte wollige manen en staart.
- Oude paarden: zijn hoekiger door de afname van het spiervolume, vooral op rug, kruis en dijen; vaak rimpelige slecht gesloten lippen, diepgelegen aars bezet met diepe groeven, iets afhangende oogleden, diepe oogboogkuilen en droge ruwe hoeven.
Om de ouderdom iets nauwkeuriger te bepalen kan men gebruik maken van de
veranderingen die het gebit ondergaat bij veroudering. Dit is echter geen exacte wetenschap, maar blijft een schatting. Een grote individuele variatie blijft mogelijk, zodat men zoveel mogelijk kenmerken terzelfdertijd in overweging moet nemen.
Haarkleedkleuren en -patronen
Bij de beoordeling van de
haarkleur dient men zich 2 vragen te stellen:
- Welke haarkleur neem ik nu waar?
- Kan deze haarkleur nog veranderen en tot welke haarkleur geeft dit dan aanleiding?
Soms kan de correcte haarkleur slechts vastgesteld worden wanneer men ook de haarkleur kent van
verwante individuen. De grootste verscheidenheid in kleuren tref je aan bij de pony's, terwijl sommige rassen typisch eenkleurig zijn.
Basiskleuren:
Bij het paard zijn de basiskleuren
bruin, zwart en vos, met telkens mogelijkheid tot nuanceverschillen:
Bruin:
Bruinrode haren zijn vermengd met zwarte, zodat de kleur kan variëren tussen lichtrood en donkerbruin.
De beenuiteinden, manen en staart zijn altijd zwart. In tegenstelling tot 'bay' komen bij 'brown' paarden lichtere zones voor rond de snuit, aan de binnenzijde van de benen en in de flank.
Vos:
Het haarkleed is geelrood tot bruin, met veel meer kleurschakeringen dan bij bruin. Het
behang (beharing beenuiteinden, manen en staart) is
nooit zwart en heeft bij 'chestnut'vos dezelfde of een donkerder kleur dan de rest van het lichaam; bij 'sorrel' vos is dit veel lichter (gewassen) bij bvb de Haflinger is dit rastypisch.
Zwart:
Het
volledige haarkleed, dus ook neus, snuit, flanken en liesstreek is zwart.
Verdunde kleuren:
De hoofdkleuren kunnen verdund worden door de aanwezigheid van 1 verdunningsgen (minst verdund) of 2 verdunningsgenen (meest verdund). Zo ontstaan
afgeleide hoofdkleuren, welke vaak samengaan met lichtere oogkleur (lichtbruine of blauwe iris):
Vanuit bruin:
- Valk: 1 maal verdund; het haarkleed is zand- tot bruingeel, maar het behang blijft zwart.
- Perlino: 2 maal verdund; bijna wit haarkleed met nog een bruine schijn; bleker behang.
Vanuit vos:
- Isabel: 1 maal verdund; haarkleed varieert van crème over geel-oranje tot licht vos. Het behang is steeds verbleekt tot lichtcrème. De variant palomino is een bleekgouden haarkleed samen met wit behang.
- Cremello: 2 maal verdund: een nog blekere isabel (bijna wit)
Vanuit zwart:
- Donker muisvaal: 1 maal verdund; met een grijsblauwe glans die in het zonlicht ietwat rossig toont. Is soms zeer moeilijk te onderscheiden van koolvos.
- Bleek muisvaal: 2 maal verdund; nog bleker (bijna wit).
De verdunde kleuren ziet men geregeld in de Amerikaanse paardenpopulaties; de Indianenstammen hadden hiervoor een grote interesse.
Grijs of veranderlijk schimmel
Bij vorderende leeftijd stelt men na iedere rui een voortdurende ontkleuring of vergrijzing van het haarkleed vast. De veulens worden met een normale basiskleur geboren, maar op 8 - 9 jarige leeftijd wordt deze volledig verdrongen. De oogkleur wordt niet beïnvloed. Afhankelijk van het stadium kan men spreken van
geappelde grijsschimmel: velden van lichter gekleurde of wit geworden haren die ringvormig omrand worden door donkerder gekleurde haren; of een
wit(of zilver)schimmel (het eindstadium). In het signalement vermeldt men steeds de kleur van het jeugdkleed. Het witschimmelpartoon mag ook niet verward worden met het kenmerk
witgeboren, wat zeldzaam voorkomt. Een dier dat 2 keer het gen bezit is niet leefbaar. Een dier dat 1 maal dit gen bezit kan wel leven en is reeds wit van bij de geboorte. Dit fenomeen verschilt van albino (wit met rode ogen), wat bij paarden uiterst zeldzaam voorkomt.
Gemengde haarkleedpatronen door onveranderlijk schimmel of roeaan:
Dit is in principe vanaf de geboorte aanwezig, ten laatste na de eerste rui en vanaf dat moment nagenoeg constant. Het ontstaat door intieme vermenging van witte haren tussen de haren van de basiskleur. Men ziet dit vooral bij trekpaarden en pony's.
- Bruinschimmel: witte haren homogeen vermengd in een bruin haarkleed. Het behang kan naast zwarte ook witte haren bevatten; dit dient men te vermelden in het signalement.
- Vosschimmel: witte haren homogeen vermengd in een vos haarkleed.
- Blauwschimmel: witte haren homogeen vermengd in een zwart haarkleed. Ook hier kunnen naast zwarte ook witte haren teruggevonden worden in het behang. Vaak heeft het paard een donkere moorkop: zeer veel zwarte haren op het hoofd.
Bontpatronen
Wanneer er witte gebieden voorkomen in een haarkleed. Dit kan op verschillende manieren:
Platenbont of tobiano
Er komen witte platen (grote oppervlakten) voor met een niet zo grillig verlopende omtrek, al dan niet scherp omrand. Men krijgt de indruk dat het wit uitgaat van de rug; in principe kruisen de witte zones de bovenlijn en zijn er altijd witte beenaftekeningen. Al naargelang welke kleur overheerst, de basiskleur of het wit, wordt dit het eerst vernoemd; bij vb bruin-platenbont overheerst de bruine kleur.
Overo
De omtrek van de arealen is grillig en je krijgt de indruk dat het wit uitgaat van de flanken, buik of benen; meestal kruist het wit de ruglijn niet.
Panterbont of tijgerbont
Het haarkleed vertoont een vlekkenpatroon. Deze vlekken zijn ofwel gepigmenteerd en verspreid over een bleke of schimmelkleurige achtergrond; ofwel wit op een roeane of donkere achtergrond.
Schabrak panterbont
Zoals panterbont met de aanwezigheid van een grote volkleurige zone, meestal op het kruis en soms zelfs op de volledige achterhand.
Sabino
Een zeer uitgebreide stekelharigheid(gelokaliseerde inmenging van witte haren), samen met uitgebreide beenaftekeningen met grillige randen.
Witkopbont
Bont dat samengaat met een wit hoofd.
Wildkleur
De oorspronkelijke grijsbruine kleur van het wilde paard, zoals Tarpan en Przewalski. Meestal met een donkergekleurde aalstreep op de rug. Vaak ook een donker schouderkruis, alsook zebrastrepen aan de boven-achterzijde van de ledematen
Aftekeningen en bijzondere kentekens
Het bezit van aftekeningen omvat de aangeboren aanwezigheid van witte vlekken of velden met uiteenlopende vorm en oppervlakte aan het hoofd en de ledematen.
Aftekeningen aan het hoofd
- Op het voorhoofd, tussen of boven de ogen bevindt zich de kol.
- Op de neusrug tot aan de neusgaten bevindt zich de bles, een min of meer brede witte haarstreep.
- Op de neustop tussen en onder de neusgaten bevindt zich de sneb. Onder de sneb neemt men apart de boven- en onderlip in het signalement. Ze is wit of vleeskleurig (dient vermeld te worden).
Wanneer kol, bles en sneb onderling gescheiden zijn, dan worden ze afzonderlijk beschreven. Wanneer een aftekening overgaat in een andere vermeldt men dit (doorlopend in, overgaand in,...) op het signalement. Een volledige bles is de doorlopende combinatie van kol, bles en sneb.
Aftekeningen aan de ledematen
De aanwezigheid van witte haarvelden op het uiteinde van de ledematen is typisch voor het paard; ze vertrekken van aan de hoef en lopen naar boven toe. Ze worden in het signalement beschreven in functie van hun uitgestrektheid en hun vorm, telkens met de uitdrukkelijke vermelding van het been waarop ze voorkomen.
De haarwervels
Haarwervels (aren, kruinen) ziet men op plaatsen waar de inplantingsrichting van de haren verandert, zoals op het voorhoofd, in de halsstreek (onder de manen), aan de voorborst, de oksel, de heupen, de flanken en de liesplooi. Haarwervels zijn belangrijk omdat ze onveranderlijk zijn; men dient ze dus op te nemen in het signalement met een nauwkeurige plaatsbeschrijving. De haarwervels op voorhoofd en in de hals worden voor alle paarden aangegeven. De overige haarwervels worden enkel vermeld bij effenkleurige paarden zonder aftekeningen.
Datum, naam en handtekening van de opsteller van het signalement
Hiermee wordt elk signalement afgesloten.