Verschillende soorten juffers en hun kenmerken
De juffers hebben net als de libel een lang achterlijf, vier vleugels en zes poten. Het achterlijf van de juffer is ronder en smaller dan bij de libel en de vleugels van een juffer zijn ongelijk (ongelijkvleugeligen) en bij de libel zijn ze gelijk (gelijkvleugeligen). De bolle, ronde en soms fel gekleurde ogen, staan bij de juffers ver uit elkaar terwijl de ogen bij de libellen tegen elkaar staan. Tijdens de paring van het vrouwtje en mannetje juffer is een mooi hart te zien als paringswiel.
De juffers (Zygoptera)
De juffers (Zygoptera) of gelijkvleugeligen zijn een klasse van gevleugelde insecten (Insecta) en vallen binnen de orde van de libellen (Odonata) die uit twee onderordes bestaat. Namelijk:
- echte libellen (Odonata);
- de juffers (Zygoptera).
De echte libellen worden kortweg libellen genoemd en ook de juffers worden vaak libellen genoemd. Met 'libellen' kan dus de hele familie Odonata (libellen) worden bedoeld, zowel juffers als libellen. Jufferslarven en juffers zijn om te zien echter anders dan libellenlarven en libellen. Juffers korter leven dan libellen, die gemiddeld zes tot acht weken leven.
Juffer met prooi
Kenmerken larve van een juffer
De juffer en de libel horen beide bij de orde van de libellen (Odonata). Een opmerkzame waarnemer ziet het verschil tussen beide soorten. De juffer heeft als larve in het water:
- drie kieuwbladen;
- een vangmasker.
Drie kieuwbladen
De larven van de juffers hebben achter aan hun lijf drie kieuwbladen (caudale lamellen), om adem te halen en om bij gevaar snel weg te kunnen wezen. Larven van een libel hebben deze kieuwbladen niet.
Vangmasker
Jufferlarven én libellarven hebben als kenmerk een soort uitklapbare mond aan de onderkant van de kop waarmee prooien worden gevangen: het vangmasker.
Kenmerken van een juffer
Wanneer de juffer uit de larve kruipt is hij herkenbaar aan:
- een lang achterlijf;
- vier lange gelijke vleugels;
- ogen die als halve bollen aan beide zijkanten van de kop staan;
- een gemiddelde lengte van vijf tot zeven centimeter;
- zes stekelige poten.
♂ azuurwaterjuffer
Het achterlijf
Het achterlijf van een juffer is gemiddeld kleiner en ranker dan bij de libel die een fors, breed en plat achterlijf heeft.
De vleugels
De vleugels staan in rust iets naast elkaar of liggen op het achterlijf. Libellen en juffers hebben twee achtervleugels en twee voorvleugels. Dit zijn doorzichtige vleugels met een netwerk van aderen en een gekleurde vlek aan de voorrand, het pterostigma of de vleugelvlek. De vier vleugels van de juffer hebben dezelfde vorm (gelijkvleugelig) in tegenstelling tot die van de libel (ongelijkvleugelig) die de voor- en achtervleugels apart van elkaar kan gebruiken. In rust zijn de vleugels van de libellen gespreid en het maakt ze tot snelle en behendige vliegers, terwijl juffers veel kortere vluchten maken en vaak in de vegetatie zitten.
Ogen
De ogen van juffers staan aan beide zijkanten van de kop en bij libellen staan de ogen náást elkaar boven op de kop. In de ogen van juffers zitten ruim 12.000 facetjes (omnatidium) en in de ogen van een libel wel 50.000. Elk facet (lichtdetector) heeft zijn eigen lens.
Lengte
Juffers hebben een gemiddelde lengte van vijf tot zeven centimeter en libellen zijn gemiddeld drie tot negen centimeter lang.
Stekelige poten
Juffers en libellen hebben poten met lange stekels (doorns) zodat een gevangen prooi niet meer kan ontsnappen.
♀ breedscheenjuffer
Familie van de juffers en soorten juffers
De juffers worden verdeeld in vier families. Namelijk de:
- Breedscheenjuffers (Platycnemididae);
- Beekjuffers (Calopterygidae);
- Pantserjuffers (Lestidae);
- Waterjuffers (Coenagrionidae)
Breedscheenjuffers
In Nederland en België is in de familie van de breedscheenjuffers alleen de blauwe breedscheenjuffer te zien als soort. De familie breedscheenjuffers heeft als enige van alle juffers de schenen (tibia) van de stekelige poten, verbreed met een opvallend witte kleur waar een zwarte middenstreep doorheen loopt. De bolle ogen van het vrouwtje zijn lichtgroen, net als het borststuk en het achterlijf en de ogen bij het mannetje zijn helder blauw met een vaalblauw borststuk en achterlijf. De blauwe breedscheenjuffer is een juffer met de voorkeur voor langzaam stromende beken, rivieren en kanalen. Ook bij grotere zuurstofrijke plassen zoals zandafgravingen, kan de breedscheenjuffer waargenomen worden. Het vrouwtje legt de eieren op planten bij het water en het mannetje staat met het achterlijf in de lucht op wacht.
Beekjuffers
De beekjuffer is te vinden in de buurt van beken en rivieren met stromend water. De grote vleugels van de beekjuffer hebben aderen die helemaal blauw gevuld zijn of gedeeltelijk. Ze zijn niet doorzichtig zoals de vleugels van andere juffers. De vleugels van het vrouwtje van de weidebeekjuffer zijn echter niet blauw gevuld maar groen metallic en wel doorzichtig. De twee soorten die in Nederland en België te zien zijn, zijn de:
- Weidebeekjuffer, de meest algemene soort;
- Bosbeekjuffer, een zeldzame soort.
♀ houtpantserjuffer
Pantserjuffers
De wat forsere pantserjuffer is vaak aanwezig bij venige gronden met ondiep water in de buurt. Hij heeft een prachtig metallic gekleurd borststuk en achterlichaam. De vleugels staan in rust enigszins gespreid. De verschillende soorten in Nederland en België zijn:
- gewone pantserjuffer;
- Tangpantserjuffer;
- Zwervende pantserjuffer;
- Tengere pantserjuffer;
- Houtpanserjuffer; De houtpantserjuffer legt de eieren in bomen, die boven het water hangen. De larve (of nimf) valt na het verlaten van het ei in het water;
- Bruine winterjuffer; De volwassen winterjuffer komt in het najaar uit, om in de winter als imago te overwinteren;
- Noordse winterjuffer; De bruine winterjuffer en de noordse winterjuffer overwinteren als enige juffersoort als volwassen juffer.
♂ kleine roodoogjuffer
Waterjuffers (Coenagrionidae)
Een juffer, waarvan de mannetjes vaak helder blauw of rood gekleurd zijn en de vrouwtjes hebben meestal een andere of lichtere kleur waardoor het op naam brengen erg moeilijk is. De waterjuffers in België en Nederland zijn een familie met de meeste soorten en met veel blauwe of rode juffers. In Nederland en België komen vijftien soorten waterjuffers voor, namelijk:
- Lantaarntje; het mannetje is eerst groen en later blauw en het vrouwtje kleurt van violet tot blauw/groen tot lichtoranje/roze en op het laatst bruingrijs;
- Tengere grasjuffer; het mannetje is eerst groen en later blauw en het vrouwtje heeft eerst een oranjekleur en later olijfgroen;
- Watersnuffel; het mannetje is blauw en het vrouwtje is blauw tot groen/roze;
- Variabele waterjuffer; het mannetje is blauw en het vrouwtje is blauwgroen, geelbruin of rozig;
- Azuurwaterjuffer; het mannetje is azuurblauw en het vrouwtje is blauw/groenig;
- Mercuurwaterjuffer; het mannetje is blauw en het vrouwtje is geelgroen;
- Gaffelwaterjuffer; het mannetje is blauw en het vrouwtje is blauw/groenig;
- Speerwaterjuffer. het mannetje is blauw en het vrouwtje is blauw/groen;
- Maanwaterjuffer; het mannetje is blauw en het vrouwtje is lichter van kleur.
- Donkere waterjuffer; het mannetje is blauw en het vrouwtje is enigszins groenachtig;
- Grote roodoogjuffer; het mannetje is blauw met grote rode ogen en het vrouwtje is geelachtig van kleur, zonder rode ogen;
- Kleine roodoogjuffer; het mannetje is blauw met rode ogen en het vrouwtje is blauw/groen met bovenin het oog een beetje roodbruin en onderin het oog groen;
- Kanaaljuffer; het mannetje is blauw en het vrouwtje heeft drie kleuren (blauw, groen, bruin);
- Vuurjuffer; het achterlijf van het mannetje is felrood en de laatste segmenten van het achterlijf hebben donkere banden. De ogen zijn rood en de vrouwtjes zijn minder rood, hebben een groenachtig borststuk en groenachtige ogen.
- Koraaljuffer; het achterlijf van het mannetje is felrood zonder zwarte banden op het achterlijf. Het vrouwtje is minder rood en kan zelfs een zwart uiterlijk hebben. Het duidelijke verschil van de koraaljuffer met de vuurjuffer zijn de poten. De poten van de koraaljuffer zijn rood/oranje en bij de vuurjuffer zwart.
♂ Lantaarntje
♂ vuurjuffer
♂ koraaljuffer
Het hartvormige paringswiel
De paring van juffers is bijzonder om te zien. Het mannetje dat wil paren doet dat door met zijn achterlijf het vrouwtje beet te pakken boven het halsschild en dit geeft de helft van de hartvorm. Het mannetje heeft een primair geslachtsorgaan, net onder het borststuk en een secundair geslachtsorgaan aan het eind van het achterlijf. Het sperma wordt voor de paring van het achterlijf naar het borststuk gebracht waar het vrouwtje haar achterlijf naar toe brengt en de samensmelting laat een nu een volledige hartvorm zien (het paringswiel). De hartvorm kan een paar seconden tot uren duren.
Paringswiel
Na ongeveer twee weken komen er larven uit het eitje: een klein en wormachtig diertje dat geen poten heeft (pro larve). Na een aantal vervellingen hebben de larven drie paar poten, grote ogen en kaken die ze kunnen uitklappen om waterdiertjes te eten. Ze halen adem via de kieuwen aan het eind van het achterlijf. De larven vervellen gemiddeld tien tot dertien keer (een onvolledige gedaanteverwisseling, wat inhoud dat ze niet in één stap op een juffer lijken) en hebben een onderwater leven van gemiddeld enkele jaren. Bij elke vervelling gaan de larven wel meer en meer lijken op een volwassen juffer. De laatste vervelling is tussen het oevergewas van het water waar de larve uit het water kruipt. Hangend aan riet barst de larvehuid open en heel langzaam kruipt het imago (de volwassen juffer) eruit. Na het drogen van de vleugels kan de juffer weg vliegen om vervolgens gemiddeld twee maanden als juffer te leven. De bruine- en noordse winterjuffer zijn een uitzondering hierop want deze overwinteren als volwassen juffer en kunnen wel acht maanden oud worden.