Duitse paardenrassen: Oldenburger
Er zijn veel verschillende paardenrassen die gebruikt worden in de sport. Een van de rassen die veel toppaarden voortbrengt is de Oldenburger, een Duits warmbloedpaard. De Oldenburger is een goed voorbeeld van een oud ras dat zich heeft aangepast aan de moderne tijd. Veel bekende sportpaarden zijn Oldenburgers. Een van de bekendste dressuurpaarden van Nederland is een Oldenburger: Bonfire, voluit Gestion Bonfire. Het paard waarmee Anky van Grunsven in 1992 en 1996 een zilveren medaille en in 2000 een gouden medaille behaalde op de Olympische spelen.
Exterieur
De Oldenburger is een groot elegant sportpaard met een stokmaat tussen de 1,65m en 1,85m. Het paard is door deze stokmaat zeker groot te noemen, maar is ondanks zijn grootte zeker niet lomp: het paard is goed gebouwd, ietwat compact, met een goed gevormd skelet.
De elegantie van het paard wordt benadrukt door de goedgevormde hals, die lang en gespierd is en mooi overloopt in de rug en achterhand. Door zijn compacte bouw heeft de Oldenburger een sterke rug en van nature een wat makkelijkere verzameling dan de meeste andere rassen. De sterke achterhand maakt van het paard een zeer geschikt spring- en dressuurpaard.
De Oldenburger is groot en imposant, maar komt wel heel vriendelijk over door zijn vriendelijke, intelligente uitstraling. Aan het hoofd vallen de vriendelijke, grote intelligente ogen als eerste op. Het hoofd heeft verder grote zware wangen en vrij grote oren die bij ontspanning enigszins kunnen gaan afhangen.
In de dressuur-ring valt de Oldenburger niet alleen op door zijn bouw en grootte, maar ook door zijn veerkrachtige gangen. De stap, draf en galop zijn mooi dragend en goed te noemen. Zoals hierboven al genoemd, is door de compacte bouw van de Oldenburger de verzameling goed te bewerkstelligen.
De Oldenburger mag alle kleuren hebben. De meeste Oldenburgers zijn echter bruin en vos en soms komen ook schimmel en zwart voor als kleur. Alle egale kleuren zijn mogelijk. Alleen bonte en gespikkelde Oldenburgers komen niet voor. Wel mogen de paarden aftekeningen hebben op het hoofd en de benen.
Alle in het stamboek opgenomen Oldenburger paarden hebben op de linker bil een Oldenburger-brandmerk. Dit brandmerk bestaat uit een een grote O met een kroontje erboven.
Karakter
De Oldenburger is ondanks zijn imposante grootte een zeer vriendelijk paard. Het paard is zeer op mensen gericht en is meegaand en leergierig te noemen. Het paard heeft een goede concentratie en is zeer intelligent. Hierdoor is het een paard waar fijn mee te werken is.
Doordat in de historie van de Oldenburger veel koetspaarden zijn gebruikt in de fokkerij heeft het paard een evenwichtig karakter gekregen. Het paard is hierdoor niet schrikachtig en redelijk koel in het hoofd. Hierdoor is het paard niet alleen geschikt voor top dressuur en top springruiters, maar kan ook een amateur veel plezier hebben van een Oldenburger. Ook van een buitenrit kunnen Oldenburger én ruiter genieten. Door zijn koele karakter is de Oldenburger ook uitstekend geschikt als tuigpaard.
Geschiedenis
De Oldenburger heeft zich in de loop van de geschiedenis ontwikkeld van een zwaar tuigpaard naar een groot, maar elegant dressuur- en springpaard.
De geschiedenis van de Oldenburger begint al in de 16e eeuw. De graaf Johann de Jongere, een fervent paardenliefhebber, heerste in die tijd in het gebied Oldenburg in de Duitse Bondsrepubliek. De graaf kruiste Friese paarden zodanig dat er zware oorlogspaarden ontstonden.
De zoon van de Graaf, Anton Gunther von Oldenburg, ging verder met de fokkerij van zijn vader. Hij bracht nieuw bloed in de fokkerij door op zijn reizen verschillende paarden mee te nemen naar huis. Zo werd er gekruist met Napolitaanse, Spaanse, Poolse, Turkse, Deense, Engelse en Noord-Afrikaanse dieren. Er ontstond een prachtig type paard, waar Gunther veel bewondering mee oogstte. Vooral de door Gunther zelf gereden en zelf gefokte schimmel hengst Kranisch oogstte veel bewondering. De paarden hadden duidelijk Spaanse trekken en waren statig gebouwd. Ze werden zowel als oorlogspaard, als voor de koets, als voor de klassieke dressuur gebruikt.
Na de dood van Gunther kwam de fokkerij onder Deens bewind, die liever veel paarden wilden hebben voor het leger, dan kwalitatief goede paarden, zoals Gunther dit voor ogen had. De paarden werden minder elegant, er werden steeds meer zwaardere paarden gefokt.
In het begin van de 19e eeuw probeerde men de kwaliteit van de Oldenburger weer te verbeteren door weer met Spaanse, Franse en Engelse paarden te fokken. Ook Berbers bloed werd geïntroduceerd. Het gefokte type Oldenburger werd de Oldenburger Karossier genoemd.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de meeste tuig- en koetspaarden vervangen door gemotoriseerde voertuigen waardoor de vraag naar zware koudbloedpaarden terugliep. Hierdoor begon het stamboek zich meer te richten op het fokken van warmbloedpaarden, rijpaarden voor de sport. Het stamboek koos toen voor invloeden van onder andere Spaanse paarden, Berbers, Napolitanen, Cleveland Bay, Engelse Volbloeden en
Hannoveranen. Hierdoor is de Oldenburger meer een rijpaard dan een koetspaard geworden. Echter blijft de Oldenburger het ras met de meest robuuste bouw van alle Duitse warmbloedpaarden.
In 2001 ontstond er een afgesplitst stamboek speciaal voor de Oldenburger springpaarden. Sinds 2011 hebben beide organisaties zich weer verenigd in de overkoepelende 'Oldenburger Pferdezuchtverband e.V.'
Lees verder