Duitse paardenrassen: Westfaler
Er zijn veel verschillende paardenrassen die gebruikt worden in de sport. De Westfaler is een van de rassen die geliefd zijn in de sport. Zowel in de spring- als in de dressuursport wordt veel gebruik gemaakt van dit middelzware sportpaard. Voor de dressuur is het belangrijk dat het ras drie goede gangen heeft en indruk maakt in de dressuurring. Voor het springen is het belangrijk dat het ras een goede sterke achterhand heeft en goede bespiering. Dat is bij een Westfaler allemaal aanwezig. In de top van de dressuur worden vele Westfaler paarden gebruikt. Een van de Duitse topdressuurpaarden is de Westfaler Rembrandt. Deze dressuurlegende won vier maal goud op de Olympische spelen, tweemaal in 1988 en tweemaal in 1992. In Nederland was Amon, het paard waar Annemarie Sanders-Keijzer zeer succesvol mee is geweest in de jaren 80 van de vorige eeuw, een Westfaler topdressuurpaard.
Exterieur
Een Westfaler kan beschreven worden als een middelgroot paard. Met een stokmaat tussen de 1,60m en 1,70m is het paard misschien niet de grootste in de ring, maar niet alleen de grootte is belangrijk voor een sport paard. Ook de uitstraling, bespiering en de bouw is van belang. De Westfaler is imposant te noemen door zijn goede bespiering. Ook het brede lijf en de goed gevormde achterhand helpen mee om het plaatje compleet te maken. De geringe schoftmaat maakt de de Westfaler goed doordat zijn schouders goed geproportioneerd zijn. De mooie hoge staarthouding maken het paard fier. Als laatste heeft de Westfaler mooie droge benen met korte pijpbenen. Naast de lichaamsbouw is ook het bewegingsapparaat van het paard belangrijk. De Westfaler heeft een fijne stap, draf en galop. Deze dragen zeker bij aan de goede verschijning van het paard en de indruk van het paard.
De meeste Westfaler paarden zullen een bruine kleur hebben. Naast bruin zijn ook voskleurig Westfalers niet zeldzaam. Eigenlijk zijn alle kleuren mogelijk. Alleen bont en gestippelde Westfalers mogen niet van het stamboek. De benen en het hoofd mogen natuurlijk wel aftekeningen hebben. De Westfaler heeft een prettig, gelijkmatig karakter, wat ook aan het hoofd af te lezen is. Hij heeft een vriendelijk hoofd met mooie, grote ogen die intelligent de wereld in kijken. Het hele paard straalt vriendelijkheid uit. Het hoofd is wel redelijk grof gebouwd, vrij breed met veel ruimte tussen de ogen. Alle in het Westfaler stamboek opgenomen Westfaler paarden hebben op de linkerbil een brandmerk. Dit brandmerk heeft de vorm van de eerste letter van het ras, een W. Boven de W staat een kroontje.
Karakter
Het ras brengt relatief kalme, rustige paarden voort. De Westfaler is zijn carrière begonnen als boerenpaard. Hier zijn sterke, maar ook rustige paarden voor nodig. Een boerenpaard moest sterk genoeg zijn om te kunnen ploegen en moest rustig genoeg zijn om niet van alles te schrikken. Alleen die paarden die geschikt waren voor het boerenwerk werden gebruikt om te fokken. Het karakter van deze paarden is nog steeds terug te vinden in het karakter van de Westfaler
Maar een boerenpaard is geen sportpaard. Een sportpaard heeft ook andere eigenschappen nodig, zoals intelligentie en wendbaarheid. Ook zal een sportpaard meer activiteit nodig hebben. Door het toevoegen van Hannoveraans bloed in het ras zijn deze karaktereigenschappen toegevoegd aan de Westfaler. De paarden staan bekend om hun bereidheid om te leren en betrouwbaarheid. Ook zijn ze zeer op mensen gericht. Er is zo een zeer geschikt sportpaard ontstaan.
Geschiedenis
De geschiedenis van het Westfaler ras begint in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. In deze streek worden al eeuwen lang paarden gefokt. In het begin van de 19e eeuw wilde men de boerenpaarden verbeteren. Hiervoor is in 1826 het Landgestüt in Warendorf opgericht, het centrum van de Westfaalse fokkerij. Deze fokkerij is in de loop der tijd uitgegroeid tot een van de grootste paardenfokkerijen van Duitsland. Alleen de Hannoveraanse fokkerij is nog groter.
Het verbeteren van de boerenpaarden gebeurde door het kruisen van deze paarden met Pruisische hengsten. Hierdoor werden de boerenpaarden minder zwaar en werden zo de bloedlijnen verbeterd. Ook andere rassen werden gebruikt om de Westfaler wat eleganter te maken: bijvoorbeeld de Fries, Oldenburger, Hannoveraan, Trakhener, Holsteiner, maar ook Selle Français en Ango-Arabieren.
De paarden die tot aan het begin van de 20ste eeuw werden gefokt, waren nog steeds redelijk zwaar gebouwde paarden, zeer geschikt voor de boerderij. Aan het begin van de 20ste eeuw kwam er ook vraag naar wat eleganter gebouwde, chiquere paarden. Op dat moment voldeed het ras niet aan deze vraag, er werden voornamelijk koudbloedpaarden gefokt. De meeste Westfalers werkten op het land of stonden voor de koets. Om wat elegantere paarden te fokken die aan de vraag voldeden werd in 1904 het Westfaalse stamboek opgericht.
Na de Tweede Wereldoorlog was er een teruggang in de paardenfokkerij. Doordat veel paarden werden vervangen door gemotoriseerde (landbouw) voertuigen liep de vraag naar koudbloedpaarden nog verder terug. Hierdoor begon het stamboek zich nog meer te richten op het fokken van warmbloedpaarden, rijpaarden voor de sport. Het stamboek koos vanaf dat moment voor een invloed, die van de Hannoveraan. Dat dit voor de Westfaler fokkerij goed heeft uitgepakt is zeker te merken. Het ras brengt relatief goede sportpaarden voort. Aan het eind van de 20ste eeuw waren er veel goede Westfalers terug te vinden in de topsport.
Beroemde Westfalers
- Rembrandt,
- Ahlerrich,
- Amon,
- Rubinstein I.
Lees verder