Kattengenetica: de basis
Een combinatie maken van twee katten: leuk, maar welke kleurtjes zullen de kittens krijgen? Krijgen ze kort of lang haar? Hoe wordt bepaald of het poesjes of katertjes worden? De basis van kattengenetica, uitgelegd in duidelijke taal.
Basisgenetica
Om te beginnen is het handig om even een basis te leggen. Het DNA van levende wezens bestaat uit genen dat altijd is gekoppeld in paartjes. Een paartje staat voor een bepaalde eigenschap, zoals bijvoorbeeld haarlengte. Deze genen worden via de voortplanting doorgegeven aan de jongen. Van alle koppeltjes genen krijgt het jong één gen van de vader en één gen van de moeder. Genen worden altijd aangeduid als letters.
Binnen de genetica wordt onderscheid gemaakt tussen
dominante en
recessieve genen. Als een gen dominant is betekent dit dat, als je dat gen hebt, je die eigenschap altijd vertoont. Je hoeft hier dan dus maar één zo’n gen voor te hebben. Als een gen recessief is betekent dit dat je er twee van moet hebben voor die eigenschap tot uiting komt. Je moet dit gen dan dus van zowel je vader als je moeder gekregen hebben. Van een recessief gen kan je ook ‘drager’ zijn. Dit betekent dat je er maar één van hebt. Het gen komt dan niet tot uiting, maar je kan het wel doorgeven aan je nageslacht. Een dominant gen wordt in de genetica aangegeven met een hoofdletter en een recessief gen met een kleine letter.
Als een kat van één eigenschap twee dezelfde genen heeft dan is de kat
homozygoot voor die eigenschap. Dit wordt ook wel fokzuiver genoemd: we weten immers zeker dat de kat aan al haar nakomelingen hetzelfde gen zal doorgeven.
Als de kat van die eigenschap twee verschillende genen heeft, dan is de kat
heterozygoot voor die eigenschap. Dit wordt ook wel fokonzuiver genoemd, omdat je dan niet zeker weet welke van de twee genen aan welke nakomeling zijn doorgegeven.
Het geslacht
Om te beginnen is het even makkelijk om uit te leggen is hoe een kitten aan zijn geslacht komt. De genen voor het geslacht hebben de letters X (vrouwelijk) en Y (mannelijk). Deze genen zijn niet dominant of recessief. Een poes heeft bij de genen voor geslacht de letters XX en een kater heeft de letters XY. Als deze poes en kater nu kittens krijgen, dan geven zij deze letters door aan de kleintjes. De poes heeft alleen maar de letter X om weg te geven en geeft die dus door aan alle kleintjes. De kater geeft aan de helft van de kleintjes de letter X en aan de helft van de kleintjes de letter Y.
Er ontstaan dan dus kittens die van de moeder de X krijgen en van de vader ook de X: dit zijn poesjes, zij hebben de letters XX. En er ontstaan kittens die van de moeder de X krijgen en van de vader de Y: dit zijn katertjes want zij hebben de letters XY.
Schematisch weergegeven ziet dit er zo uit:
| Kater | X | Y |
Poes | x | | |
X | | XX | XY |
X | | XX | XY |
De haarlengte
Haarlengte is zo’n eigenschap waarbij sprake is van dominante en recessieve genen. Bij katten is het korthaargen, dat wordt aangegeven met de L, dominant over het langhaargen, dat wordt aangegeven met de l. Wat betekent dit dan?
Dit betekent dat een langharige kat altijd de code ll moet hebben. Het gen voor langhaar is immers recessief en komt alleen tot uiting als je dit dubbel hebt.
Bij een kortharige kat daarentegen is het minder makkelijk te bepalen wat de genetische code is. We weten dat een kortharige kat in ieder geval één L heeft, want ze is kortharig. Maar omdat het gen voor korthaar dominant is, weten we dus niet hoe het andere gen er uit ziet. Als deze kat nog een L heeft is ze zuiver korthaar of homozygoot korthaar. Als deze kat een l heeft, betekent dit dat ze drager is van het langhaargen. Ze is dan fokonzuiver korthaar of heterozygoot korthaar. Zolang we niet zeker weten hoe het tweede gen er uit ziet, wordt dit aangegeven met een streepje. Deze poes krijgt dan dus de letters L-.
Een voorbeeld ter illustratie.
Stel, een langharige kater en kortharige poes krijgen kittens. Dan ziet dat er genetisch gezien zo uit.
Kater: ll
Poes: L-
Schematisch gezien betekent dit het volgende.
| Kater | l | l |
Poes | X | | |
L | | Ll | Ll |
- | | -l | -l |
Zoals je ziet zullen alle kittens in ieder geval drager zijn van het langhaargen l. Dit krijgen alle kittens namelijk mee van de kater.
Daarnaast kun je zien dat 50% van de kittens het korthaargen L meekrijgt van de moederpoes. Deze kittens zullen dus kortharig zijn, maar dragen wel het langhaargen.
Wat er met de andere 50% van de kittens aan de hand is hangt af van wat er ingevuld moet worden op het streepje van de poes. Dit betekent twee mogelijke scenario’s:
| Kater | l | l |
Poes | X | | |
L | | Ll | Ll |
L | | Ll | Ll |
Als de poes homozygoot korthaart blijkt te zijn, betekent dit dat alle kittens Ll oftewel heterozygoot kortharig zullen zijn. Ze krijgen namelijk allemaal van de poes het korthaargen L mee en van de kater het langhaargen l. De kittens zijn dan dus drager van het langhaargen.
| Kater | l | l |
Poes | X | | |
L | | Ll | Ll |
l | | ll | ll |
Als de poes heterozygoot korthaar blijkt te zijn, zie je in het schema dat de helft van de kittens Ll zal worden oftewel heterozygoot korthaar. Zij krijgen van de poes de L mee en van de kater de l. De andere helft van de kittens zal ll zijn: homozygoot langhaar. Zij krijgen van zowel de kater als van de poes de l mee.