Biologie Uitgelegd - Ecosystemen
Een ecosysteem is een gebied waarbinnen organismen verschillende relaties hebben. Factoren hebben invloed op deze relaties, deze kunnen biotisch en abiotisch zijn.
Wat is een Ecosysteem
Onder een ecosysteem vallen alle levende en niet-levende delen in een gebied, die een bepaalde relatie met elkaar hebben.
Soorten
Twee dieren behoren tot dezelfde soort als ze samen een vruchtbare nakomeling kunnen produceren. Dit betekend dat de nakomeling ook zelf nakomelingen kan produceren. Door twee soorten te kruisen krijg je een nieuwe soort die geen nakomelingen kan produceren.
Abiotische factoren
Abiotische factoren zijn factoren die niet leven. Hierbij kun je denken aan de temperatuur of de zuurgraad van het water.
Biotische factoren
Biotische factoren zijn factoren die wel leven. Hierbij kun je denken aan de grote van een populatie of het aantal roofdieren in een gebied.
Biotische en abiotische factoren hebben invloed op het leven in een ecosysteem. De dieren en planten die het beste zijn aangepast aan deze factoren zullen het langste leven. Daardoor zullen deze dieren meer nakomelingen kunnen produceren, waardoor de gunstige eigenschappen van deze dieren steeds meer voorkomen binnen een populatie.
Als er bijvoorbeeld binnen een gebied de temperatuur extreem stijgt, zullen er maar enkele dieren en planten overleven. Deze organisme hebben tolerantiegrenzen waarbinnen de extreme temperatuur ligt. Tolerantiegrenzen geven aan in welke omstandigheden een individu nog net kan leven. Tolerantiegrenzen verschillen per individu. Na het stijgen van de temperatuur zullen de overgebleven organisme zich gaan voortplanten, waardoor er een populatie ontstaan waarin iedereen is aangepast aan deze extreem hoge temperatuur. We zeggen dan dat de populatie zich heeft geadapteerd (adaptie).
In het vorige voorbeeld veranderde een abiotische factor, de temperatuur. Als de biotische factoren veranderen kan dat gevolgen hebben voor iedereen met bepaalde relaties tot die biotische factor. Hieronder een aantal van deze relaties.
Intraspecifieke relaties (binnen een soort):
- Concurrentie: Dieren kunnen concurrenten zijn, bij toename van het aantal concurrenten nemen de levenskansen van een dier af.
- Samenwerking: Als bepaalde dieren samenwerken om te overleven kan het voordelig zijn als er meer dieren zijn om mee samen te werken.
Interspecifieke relaties (tussen soorten):
- Mutualisme: Hierbij hebben beide soorten voordeel van de relatie.
- Commensalisme: De ene soort heeft er voordeel van , terwijl de andere soort er geen nadeel van heeft.
- Parasitisme: De ene soort heeft voordeel aan de relaties, terwijl de andere soort er nadeel van ondervindt.
Als biotische factoren veranderen kan een soort zich daar weer op aanpassen. Uiteindelijk zal er altijd weer een soort evenwicht ontstaan.
Begrippen
- Ecosysteem: Alles dat via relaties verbonden is binnen een gebied.
- Soort: Twee dieren van dezelfde soort kunnen vruchtbare nakomelingen krijgen.
- Biotische factoren: factoren die leven
- Abiotische factoren: factoren die niet leven
- Adaptie: Het aanpassen van een populatie doormiddel van veranderingen.
- Tolerantiegrenzen: De grenzen waarbinnen een individu kan leven
- Intraspecifieke relaties: relaties binnen een soort
- Interspecifieke relaties: relaties tussen soorten
- Mutualisme: Beide soorten hebben voordeel van een relatie
- Commensalisme: Maar een soort heeft voordeel van de relatie, de ander heeft er geen nadeel van.
- Parasitisme: De ene soort heeft voordeel aan de relatie, de andere heeft er nadeel aan.
Lees verder