Successiefactoren in de natuur en het ecosysteem
Veranderingen in de loop van de tijd in de soortensamenstelling van een levensgemeenschap of ecosysteem heet successie. In dit artikel vind je daar meer informatie over met een aantal voorbeelden daarvan, plus nog diverse begrippen die de verandering van a tot z beschrijven. Van vestiging van nieuwe soorten op een kaal terrein, tot een volwaardig bos. Het gebeurt in de natuur.
Ecosysteem
Een
ecosysteem is een bepaald gebied met de daarbij behorende biotische en abiotische factoren.
Biotische factoren
Biotische factoren zijn levende onderdelen van het milieu, maar ook de niet meer levende omgeving, zoals een houtstronk of een dierenlijk. Andere voorbeelden zijn: humus, voedsel, vijanden, soortgenoten en niet-soortgenoten.
Abiotische factoren
Abiotische factoren zijn niet-levende aspecten van het milieu en die ook nooit geleefd hebben, zoals temperatuur, licht, water, bodemgesteldheid en lucht.
Wil je meer lezen over biotische en abiotische factoren dan kun je terecht in het artikel
successie: biotische en abiotische factoren.
Dispersie in het ecosysteem
Stel, er is een net aangelegde polder waar nog geen organismen gevestigd zijn. Die moeten daar eerst nog komen. Dat gebeurt door
dispersie (verspreiding). Het dispersievermogen is bij iedere soort anders en ook de manier waarop ze zich verspreiden is verschillend. Dat heeft te maken met de abiotische en biotische factoren. Sommige plantensoorten produceren zaden met een luchtlaagje tussen de kiem en de mantel om te kunnen drijven bijvoorbeeld.
Vestiging in het ecosysteem
Op dispersie volgt vestiging. Als na korte tijd de eerste organismen het gebied bewonen heet het een
pioniersecosysteem (pioniers ecosysteem). Het ecosysteem kan zich dan gaan ontwikkelen. In de polder komt bijvoorbeeld riet op een moerassige bodem. De bodem raakt begroeid met bomen en struiken na een aantal jaren. De biotische factoren beïnvloeden dan de abiotische factoren door met hun bladerdek de grote invloeden van bijvoorbeeld de wind en de zon af te vlakken. Daardoor zijn er veel minder schommelingen in het ecosysteem onder de bomen (denk aan bewolkt versus veel zon en koude versus hitte).
Successie in de natuur
Er kunnen zich dan steeds meer verschillende soorten planten vestigen in de natuur, die de
eentonigheid bij een pioniersecosysteem doorbreken: successie vindt plaats. Er zijn namelijk in dat stadium veel organismen van dezelfde soort (weinig diversiteit), omdat er slechts enkele soorten tegen barre omstandigheden kunnen en dus weinig concurrentie hebben. Hierdoor kunnen ze zich goed voortplanten (link naar 'evolutie': survival of the fittest).
Voorbeelden van successie factoren
Door een verandering van (a)biotische factoren kan de successie sneller verlopen of juist stoppen of ook trager maken (denk aan een brand à opnieuw beginnen).
Biotische factoren zoals bomen kunnen ervoor zorgen dat de successie sneller verloopt, doordat ze de abiotische factoren afzakken (de vegetatie dempt tijdens de successie de
milieudynamiek!). Mensen e.a. kunnen het juist weer versterken, waardoor abiotische factoren weer vat krijgen en de successie kunnen vertragen of stoppen (grasmaaien, bomen kappen, etc.).
- Door het uitsterven of verdwijnen van soorten, door een dijkdoorbraak bijvoorbeeld, moet de successie weer helemaal opnieuw beginnen.
- Door immigratie of invoeren van soorten kun je het uitsterven of verdwijnen van soorten tegenhouden. Dit heeft en positief effect op de successie. Je kunt ook nieuwe soorten invoeren. Dit kan zowel negatief als positief effect hebben. Denk aan koeien in Australië! Toen koeien naar Australië werden gebracht, was hun aanwezigheid geen probleem, maar hun mest wel. Er waren o.a. geen mestkevers die de stoffen konden afbreken.
- Door hoge bomen met veel bladeren, vangt bijvoorbeeld een varen op de grond veel minder licht en warmte. Ook kunnen daar nu schaduwplanten zich vestigen. Positief op successie.