De dierenambulance: achter de schermen
Een dierenambulance is een voertuig dat speciaal is uitgerust voor eerste hulpverlening en opvang van dieren. Een dierenambulancedienst wordt doorgaans aangestuurd door een organisatie die gebruik maakt van vrijwilligers. Deze vrijwilligers krijgen een opleiding dieren-EHBO en bemannen bij toerbeurt 24 uur per dag en 7 dagen per week de ambulance, al dan niet in piketdienst. Soms is een kantoor of uitvalbasis beschikbaar. Daarbij kan eveneens een noodopvang aanwezig zijn.
Hoe is de dierenambulance achter de schermen georganiseerd?
Piketdienst houdt in dat de dienstdoende vrijwilliger de ambulance thuis parkeert en uitrijdt bij meldingen van dieren in nood. Dat kan variëren van een aangereden dier tot een verdwaald huisdier. Er zijn veel richtlijnen waar de vrijwilligers van een dierenambulance zich aan moeten houden. Deze kunnen in de loop der tijd aan verandering onderhevig zijn. Redenen daarvoor kunnen crisissituaties zijn, of wijzigingen in de wet, zoals het vervangen van de Flora- en Faunawet door de Wet natuurbescherming in 2017. Maar ook veranderingen binnen de aansturende organisatie spelen een rol. Niet alle, maar wel veel dierenambulances worden aangestuurd door de regionale afdeling van de dierenbescherming. Er bestaan ook particuliere diensten, die vaak bestaan uit kleinere groepen medewerkers (soms zelfs maar één). Het voordeel daarvan is dat zij kampen met een veel kleiner verloop en vaak vele jaren ervaring hebben. Het nadeel van een grote organisatie is dat er vaak nieuwe mensen geworven en opgeleid moeten worden, waardoor een foutje sneller gemaakt is. Zoals elke vrijwilligersorganisatie kampt ook de dierenambulance vaak met een tekort aan nieuwe vrijwilligers. Een ander nadeel is dat het heel moeilijk kan zijn om alle vrijwilligers op één lijn te krijgen en alles in goede banen te leiden. Het is aan de organisatie om dit correct en effectief te begeleiden.
Beleid en motivatie
Niet iedereen heeft dezelfde motieven om zich in te zetten voor de dierenambulance. Soms leiden goedbedoelde acties tot meer dierenleed in plaats van minder. Denk daarbij aan het zelf flesvoeden van moederloze kittens. Dit vergt veel kennis en kunde en is bovendien niet altijd in overeenstemming met het gevoerde (asiel- of dierenbeschermings-)beleid van de organisatie. Het kan lastig zijn om steeds weer nieuwe vrijwilligers goed uit te leggen wat de gevolgen op lange termijn kunnen zijn, als tegen de regels van de organisatie gehandeld wordt. Bovendien zal de organisatie inspraak van de vrijwilligers serieus moeten overwegen, omdat er zoals gezegd voortdurend tekorten zijn. Het is niet wenselijk dat eenmaal opgeleide mensen, waarin veel tijd en energie gestoken is, uit onvrede weer snel vertrekken.
Bron: Stevepb, Pixabay De inrichting van een dierenambulance
De dierenambulance is doorgaans uitgerust met veel speciale hulpmiddelen, zoals:
- Kooien in diverse afmetingen en van diverse materialen (vogels stellen bijvoorbeeld andere eisen aan hun verblijf dan katten of egels)
- Afsluitbare plastic bakken voor kadavers behoren tot de inrichting
- Verband en eerste hulpmateriaal
- Ontsmettingsmiddelen, zowel voor de vrijwilliger (handen) als voor de dieren
- Handschoenen, zowel wegwerp latex als herbruikbaar van suède of leer
- Afvalzakken en kadaverzakken
- Een stethoscoop
- Chipreader
- Een bench voor het vervoeren van de grotere honden
- Ook een brancard is niet ongebruikelijk
- Soms is een aanrecht met wasbak en kraan deel van de inrichting
- Voor het vangen en hanteren van dieren die gevaar kunnen opleveren voor de vrijwilligers, zoals roofvogels en angstige honden of katten, zijn een vangkooi, vangstok en leren handschoenen beschikbaar
De dierenarts
Zieke of gewonde dieren zonder eigenaar worden, al naar gelang het spoedeisende karakter, naar de opvang of de dierenarts gebracht. Vaak is er een ‘huisdokter’ beschikbaar, zoals de asieldierenarts. Daarmee worden afspraken gemaakt over werkwijze en tarieven. Maar de dierenambulance beschikt ook over een lijst met alle andere dienstdoende dierenartsen in de regio, zodat snelle hulp gegarandeerd kan worden. Ook ‘s nachts en in het weekend. Na behandeling wordt een dier, indien medisch verantwoord, naar de opvang gebracht, waar het in quarantaine geplaatst wordt om besmetting of verzwakking over en weer te voorkomen. Een asiel heeft een bewaarplicht van 14 dagen. Is in die tussentijd nog steeds geen eigenaar bekend, dan mag het dier ter adoptie aangeboden worden aan een nieuwe eigenaar. Eerst zal gezorgd worden voor ongediertebestrijding (wormen, vlooien, mijten, teken), vaccinaties (inentingen) en neutralisatie (steriliseren of castreren, dus onvruchtbaar maken). Ook zal identificatie van het dier gewaarborgd worden middels een chip en de registratie hiervan.
De werkwijze binnen de dierenambulance
Huisdier gevonden
Vrijwel overal in het land zijn dierenambulances actief. Soms kan een algemeen meldnummer gebeld worden, waarna wordt doorverwezen naar de juiste afdeling. Het eerste contact met een melder is, vergelijkbaar met elk alarmnummer van elke hulpdienst, heel belangrijk. Bij de ambulance komen niet alleen spoedmeldingen binnen, maar ook vragen over dieren of meldingen van gemiste en gevonden huisdieren. In het laatste geval zal de dienstdoende vrijwilliger meestal doorverwijzen naar
Amivedi. Deze organisatie is gespecialiseerd in het koppelen van de gegevens van eigenaren van vermiste huisdieren aan die van vinders van huisdieren. Als een eigenaar zich niet binnen afzienbare tijd gemeld heeft bij Amivedi, zal de dierenambulance een gevonden huisdier komen ophalen en naar het asiel of de noodopvang brengen. Voorwaarde voor het ophalen van een huisdier is vaak dat het dier al ‘gevangen’ is, of in elk geval niet kan vluchten voordat de dierenambulance is gearriveerd.
Ander dier gevonden
Het kan ook voorkomen dat een melder een dier heeft gevonden dat ziek is, verdwaald is of op een onveilige plek verkeert. Denk aan een
vleermuis in een schoolklas, een egel in de kelder, een vogel in de schoorsteen, een loslopende koe op straat. Voor al deze meldingen moet de dienstdoende vrijwilliger van de dierenambulance een inschatting maken hoe ernstig de situatie is en wie het beste ter plaatse hulp kan bieden.
Vaak wordt samengewerkt met politie, brandweer of Rijkswaterstaat.
Altijd wordt samengewerkt met specialisten. Er zijn mensen die zich volledig hebben gespecialiseerd in de opvang en verzorging van bijzondere dieren, zoals roofvogels of reptielen, eekhoorns of zelfs vogelspinnen. Het gaat dan om een stichting of organisatie die een officiële ontheffing heeft om dit werk te doen. Zij vangen bijvoorbeeld dieren op in een schuur aan huis of verlenen zelfs EHBO op hun eigen keukentafel. Het protocol van een dierenambulance wordt dikwijls geschreven in samenwerking en overleg met deze specialisten: zij weten precies waarop gelet moet worden bij de eerste hulpverlening. Hoe bijvoorbeeld het verenkleed van een roofvogel niet beschadigd wordt, hoe het transport van een ree geregeld moet worden, of waarop gelet moet worden voor de eigen veiligheid.
Bijzondere dieren en situaties
Speciale aandacht van de vrijwilligers zal moeten uitgaan naar het filteren van meldingen. Is een dier werkelijk in nood of denkt de melder dit alleen? Zo zitten vogels in de winter zelden werkelijk vastgevroren aan het ijs, al weet de melder dit nóg zo zeker. En een fuut aan wal is vaak niet gewond, maar kan door de vreemde stand van zijn zwempoten niet goed lopen. Eenmaal in het water zal hij dus meestal gewoon gezond en wel weg zwemmen. Een gierzwaluw kan, net als een vleermuis, niet zelfstandig vanaf de grond opvliegen. De zwaluw moet een handje geholpen worden door hem in de lucht te gooien, de vleermuis kan aan een boom gehangen worden. Deze laatste heeft ongeveer een halve tot één meter valhoogte nodig. Zo zijn er veel voorbeelden te noemen waarbij de melder kan denken dat er een dier in nood is, terwijl dit niet het geval is.
Bron: Clker Free Vector Images, Pixabay Dier gewond
Is een dier gewond, door een aanrijding of anderszins, dan zal de dierenambulance goed doorvragen over de toestand van het dier. De vinder of eigenaar krijgt tips voor het handelen ter plaatse. Dit verschilt niet veel van soortgelijke situaties met mensen: eigen veiligheid komt eerst, daarna probeert de aanwezige te voorkomen dat de toestand van de patiënt verergert. Soms is het al voldoende om ter plaatse aanwezig te blijven en het verkeer of de omgeving op afstand te houden, tot de medewerkers van de dierenambulance arriveren. Deze zijn zoals gezegd opgeleid om ter plaatse eerste hulp te verlenen.
Het voeren van zwaailichten
Een dierenambulance mag in tegenstelling tot een humane ambulance of andere hulpdienst, géén blauwe zwaailichten voeren. Dat kan soms tot grote frustratie leiden, omdat het voor een dierenambulance moeilijk is om aan te geven dat men onderweg is naar een spoedgeval. Is de ambulance eenmaal gearriveerd, dan mag een oranje zwaailicht ter waarschuwing gevoerd worden om de locatie goed zichtbaar te maken voor overig verkeer. Ook als stapvoets gereden wordt, bijvoorbeeld zoekend in het donker naar een aangereden dier in de berm, mag oranje zwaailicht gevoerd worden.
Dier overleden
Blijkt een dier bij aankomst (of bij melding) al te zijn overleden, dan zijn ook daarvoor protocollen. Een huisdier zal, indien de eigenaar nog niet bekend is, naar het asiel overgebracht worden. Een beschrijving wordt doorgegeven aan Amivedi, zodat de eigenaar achterhaald kan worden en de kans krijgt zelf te beslissen wat hij met zijn
overleden dier wil doen. Veel dierenambulances of de organisatie waarvoor zij actief zijn, hebben beschikking over een eigen afscheidsruimte. Daar worden overleden huisdieren netjes gewassen, geföhnd, gekamd, soms worden zelfs vervelend uitziende verwondingen provisorisch gerepareerd. Daarna wordt het dier gelabeld en in een bakje in de speciaal daarvoor bestemde diepvries bewaard. Als de eigenaar zijn dier komt ophalen of afscheid wil nemen, wordt het netjes opgebaard op een kleed of kussen.
Voorschriften overleden (huis)dieren
Wat met een overleden
wild dier gedaan wordt, hangt van veel factoren af. De plaatselijke afspraken (bijvoorbeeld met een poelier of roofvogelopvang), de actueel geldende voorschriften. Heerst er vogelgriep? Beschikt de ambulance over een vriezer voor bewaring? Is er een slachtservice waar ‘risico-afval’ verwerkt mag worden? Ook de wensen van organisaties spelen mee: Stichting Das en Boom bijvoorbeeld, haalt graag zelf dieren op ter inventarisatie van de wildstand. De eekhoornopvang stuurt graag opgeleide vrijwilligers om gevonden dieren op te halen. Het zijn slechts een paar factoren die de protocollen beïnvloeden.
Overige diensten van dierenambulances
De dierenambulance vervult vaak ook de functie van dierentaxi: tegen betaling en op afspraak kunnen huisdieren naar pension, dierenarts of trimsalon gebracht worden. Sommige ambulances bieden ook verzorgende taken aan, zoals het toedienen van tabletten of aanleggen van verbanden. Verder is er vaak een voorlichtende rol. Op scholen, open dagen of evenementen vertellen de medewerkers over hun werk en bijzondere gebeurtenissen. Daarnaast geven zij tips over de verzorging van dieren en het voorkomen van leed en ongelukken. Medewerkers van de dierenambulance maken veel mee tijdens hun carrière en deze evenementen staan dan ook garant voor boeiende verhalen en leerzame tips. Het geeft de dierenambulance bovendien de gelegenheid zich te profileren als goed doel, omdat zij steun in de vorm van giften en donaties hard nodig hebben om hun werk te kunnen doen.