Torenvalk, Falco tinnunculus
De torenvalk is een veelgeziene roofvogel in het Nederlandse landschap. Hij wordt vaak gezien ‘biddend’ boven het veld, of op een paaltje langs de weg. Het is een relatief kleine roofvogel, hij wordt maximaal 38 centimeter land. Torenvalken eten bij voorkeur veldmuizen, maar in tijden van schaarste eten ze ook kleine vogels en grote insecten. Vroeger werd de torenvalk bedreigd door het gebruik van pesticiden in de landbouw, tegenwoordig is hij weer veel te zien.
Taxonomische indeling
- Rijk: Animalia (Dieren)
- Stam: Chordata (Chordadieren)
- Klasse: Aves (Vogels)
- Orde: Falconiformes (Roofvogels)
- Familie: Falconidae (Caracara's en valken)
- Geslacht: Falco
- Soort: Falco tinnunculus
Kenmerken
Omschrijving
Het vrouwtje van de torenvalk wordt tussen de 36 en 38 centimeter lang, het mannetje tussen de 34 en 36 centimeter. De spanwijdte van deze vogel is ruim twee keer zo groot als zijn lengte, voor een vrouwtje is dit 75 tot 81 centimeter, voor een mannetje 70 tot 77 centimeter. De vrouwtjes wegen tot 193 gram, de mannetjes tot 156 gram. De torenvalk heeft een grijsblauwe kop en nek. Zijn rug en vleugels zijn roodbruin met donkere vlekken. Het vrouwtje verschild van het mannetje door haar bruine kop en nek en dwarsbandjes op de rug en vleugels. Verder heeft zij een bruine staart. De snavel van zowel het mannetje als het vrouwtje is haakvormig. Ze hebben beide klauwen.
Geluid
Het geluid wat een torenvalk maakt is hoog en schel. Het kan het best worden omschreven als ‘ki-ki-ki’
Leeftijd
De torenvalk kan in het wild zestien jaar oud worden. In gevangenschap kan hij tot achttien jaar worden.
Voortplanting
De torenvalk broedt tussen midden april en mei. In deze periode wordt er om de twee dagen één ei gelegd. Het legsel wordt voornamelijk door het vrouwtje uitgebroed. De eieren zijn ongeveer 3-4 cm groot. Het zijn er vijf tot zeven per nest. Na 27 tot 31 dagen komen deze eieren uit. De pasgeboren jongen blijven nog 27 tot 39 dagen in het nest voordat ze uitvliegen.
jonge torenvalken /
Bron: Eman, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Voedsel
Torenvalken eten bij voorkeur veldmuizen en andere kleine zoogdieren. Soms eten ze ook kleine vogels of grote insecten. Uiteindelijk bestaat meer dan tachtig procent van hun dieet uit veldmuizen.
Jachtwijze
De torenvalk kent twee jachtmethodes. De bekendste is ‘bidden’, dit doet hij als hij voldoende energie heeft. De vogel blijft recht boven de grond hangen. Dit doet hij door tegen de wind in te vliegen, met de snelheid van de wind. Zodra hij een prooi ziet, stort hij zich erop. Op deze manier kan de torenvalk gemiddeld een muis per half uur vangen.
De andere methode die de torenvalk gebruikt kost minder energie. Deze past hij toe bij harde windsnelheden, of bij koud weer als hij veel energie kwijt is aan het opwarmen van zijn lichaam. Bij deze methode gaat hij op een verhoogde plek – een boom, een paaltje of iets dergelijks – zitten wachten tot de prooi komt. Deze methode kost een stuk meer tijd. De torenvalk vangt hierbij ongeveer een muis per vijf uur.
Verspreiding
Veel torenvalken die in Nederland broeden verblijven hier het hele jaar. Verder komen ze het gehele jaar voor in een groot deel van Europa. In Scandinavië en Noord-Rusland zijn ze in de zomer te zien.
Habitat
De torenvalk komt in veel verschillenden habitatten voor. Hij heeft de voorkeur voor een half open landschap, met genoeg beschutting en genoeg open ruimte om te jagen. Hij is onder andere te vinden in agrarisch landschap, loofbossen, naaldbossen en heidevelden. Ook in steden met voldoende open ruimte is hij te vinden. Veelvuldig is hij te zien langs snelwegen en in graslanden.
Bedreigd?
De torenvalk staat tegenwoordig niet op de rode lijst van bedreigde diersoorten. Vroeger werd hij echter sterk bedreigd door het gebruik van pesticiden in de landbouw. Muizen kregen dit binnen, en het hoopte op in hun lichaam. Torenvalken die deze muizen aten kregen het gif binnen, in hoge doses. Dit was duidelijk. Inmiddels is er strengere wetgeving, waardoor de torenvalk beter in staat is te overleven. De torenvalk is nu wel voor een groot deel afhankelijk van kunstmatige broedplaatsen.