De matkopmees en glanskopmees
De matkop en de glanskop zijn mezensoorten die maar nauwelijks van elkaar verschillen. Het zijn zogenaamde tweelingsoorten die bij meerdere soorten worden aangetroffen. Eerst aan het einde van de 19e eeuw is men deze soorten als verschillende soorten gaan beschouwen. Naast de minieme uiterlijke verschillen zijn er bij de mat- en glanskop wel verschillen in zang. Ook is er sprake van een gedeeltelijk andere biotoopvoorkeur en broedgedrag. Beide soorten verzamelen voedsel om dat in tijde van voedselschaarste te kunnen gebruiken. Vooral in noordelijke streken worden zaden en insecten onder schors en mos verstopt.
Verspreiding
De matkop (Parus montanus) heeft een groter verspreidingsgebied dan de glanskop (Parus palustris). De matkop kent een verspreidingsgebied dat zich als een brede gordel uitstrekt over Europa en Azië. Noordelijk tot ongeveer aan de boomgrens, zuidelijk tot Noord-Spanje, Noord-Italië en de gebergten van de Balkan, de Oekraïne. De soort ontbreekt in Schotland, Ierland en Denemarken. De soort wordt in de regel als standvogel omschreven, maar in Finland en Zweden zijn er jaren bij dat er invasies worden waargenomen. De trek bedraagt overigens niet meer dan enkele honderden kilometers.
De glanskop kent een beperkter verspreidingsgebied, maar strekt zich toch ook uit over een groot deel van Europa en een gebied in Oost-Azië. Hij komt niet voor in Spanje, Ierland, Schotland, Centraal en Noord-Scandinavië, Finland en Noord-Rusland. Dat de soort ook in een gescheiden gebied in Azië leeft en niet in het daartussen gelegen gebied ligt mogelijk aan het ontbreken van is geschikt biotoop in het tussenliggende gebied.
Biotoop
De matkop bewoont meer uiteenlopende milieus dan de glanskop. We treffen deze bijvoorbeeld aan in vochtige elzenbosjes, knotwilgen, heggen maar vooral toch eiken, dennen, berken en sparrenbossen. De glanskop treffen we vooral aan in loof- en gemengde bossen. De verspreiding houdt ongeveer gelijke tred met de verspreiding van de beuk. In de wintermaanden zijn beukenzaden voor deze soort van groot belang.
Bron: Ton Ebben Uiterlijke kenmerken
Het zijn kleine mezen met een zwarte kruin, nek en keel, bovendelen bruin of grijsbruin, witte wangen, onderdelen wit met beige flanken. De lengte bedraagt voor de glanskop ongeveer 12,5 cm. en voor de matkop 13 cm. en het gewicht van deze vogeltjes bedraagt ongeveer 11 gram. Het petje van de glanskop is wat meer glanzend dan die van de matkop en hij heeft ook een kleinere kinvlek. Zijn vleugels zijn effen terwijl deze bij de matkop een lichte vleugelvlek hebben. De matkop heeft overigens een opvallend stevige nek, een zogenaamde stierennek. De uiterlijke verschillen zijn minimaal en vallen eigenlijkpas op als je de vogels kunt vergelijken. Het gezang van de vogels is de beste manier om vast te stellen met welke mees we van doen hebben. De matkop laat een dun drie tot vijf lettergrepig ’iez-iez-iez’ en zeer karakteristiek ’pèèh pèèh pèèh’ horen. De glanskop zingt met een wat ratelend ‘tjètjètje’ en een ‘tsjie-dèdèdè’. Een glanskopmees wil nog wel eens op de voertafel komen, een matkopmees wordt daar zelden aangetroffen.
Broedgedrag
Vanaf midden april vangt het broedseizoen aan. De matkop heeft een voorkeur voor een gebied met dode bomen en in het dode hout wordt door de matkop een nestholte gemaakt. Ze maken ook gebruik van gedeeltelijk rotte palen om een nestholte in uit te pikken. De glanskop hakt slechts zelden gedeeltelijk zijn nestholte uit. Er wordt gebruik gemaakt van bestaande holtes die bedekt worden met wat haar en veertjes. Er worden zes tot negen eieren gelegd.
Algemeen
De twee verschillende soorten zwartkopmezen dateren eerst officieel vanaf het einde van de 19e eeuw. We kennen nu de matkop en de glanskopmees. Het spreekt voor zich dat er dan ook sprake is van een redelijk grote foutenbron waar het gaat over de eigenschappen van de twee soorten. In Grzimeks encyclopedie van het dierenrijk lezen we onder meer dat de matkop, zeker in dennenbossen, twee maal per jaar kan broeden terwijl de glanskop slechts een broedsel groot brengt. Bij Vogelbescherming lezen we echter dat de glanskop tot twee broedsels per jaar kan grootbrengen en de matkop slechts een broedsel per jaar groot brengt. Ook bij de inventarisaties zijn de gegevens van de matkop en glanskop niet altijd even betrouwbaar. Echt betrouwbare gegevens zijn alleen te verkrijgen via ervaren waarnemers.
Aantallen
Van de matkop broeden in Nederland ongeveer 20.000 tot 30.000 paren. Dit is een forse afname ten opzichte van enkele decennia geleden toe er ongeveer sprake was van een dubbel aantal broedparen. Jaarlijks neemt de soort met 5% af.
Ook de glanskop is de laatste decennia is aantal afgenomen zij het wat minder desastreus dan bij de matkop. Er komen in Nederland nog ongeveer 12.000 tot 15.000 broedparen voor Enkele decennia geleden waren dat er 13.000 tot 20.000 paren. De soort stabiliseert zich echter de laatste jaren.