Turkse tortel, een interessante vogel
De Turkse Tortel is een vogel die iedereen wel kent. Via een ware zegetocht in de tweede helft van de vorige eeuw wist deze vogel grote delen van Europa te bevolken. In 1900 kwam deze soort alleen maar in Turkije voor. Als een rasechte cultuurvolger zoekt deze vogel nadrukkelijk de aanwezigheid van mensen op. De Turkse Tortel heeft weinig vrees voor de mens. In alle soorten van omgevingen kunnen de Turkse Tortels zich aanpassen, maar wel steeds in de nabijheid van mensen.
Veldkenmerken
De Turkse Tortel
(Streptopelia decaocto) heeft een zandkleurig gevederte met een brede witte eindband op de staart. Verder valt de zwarte halsband op die een witte zoom heeft. Bij het vliegen vallen ook de lichtere vleugelpartijen op. De lengte is ongeveer 30 tot 32 cm. en de spanwijdte bedraagt 48 tot 52 cm. Zijn snavel is klein en donker en de poten zijn leverkleurig. Hij heeft een relatief lange staart. Gewoonlijk zijn de de Turkse Tortels als paartjes bij elkaar, maar in de winter zijn ook wel groepen waar te nemen. Het koeren is een drievoudig roe-koe-koe met de klemtoon op de tweede klank. Tijdens de vlucht is regelmatig een gierend, nasale roep te horen.
Verspreiding
De verspreiding van de Turkse Tortel is een bijzonder verhaal. In 1900 kwam de soort alleen nog maar in Turkije voor. Dan begint deze vogel een opmars naar de andere Europese landen. Bij deze opmars maakt men bij de areaaluitbreiding gebruik van de rivierdalen waarbij hij de natuurlijke hindernissen zoals grote wateroppervlakten en bergen op dat moment nog mijdt. Opmerkelijk is dat vaak ver voor een definitieve vestiging van een populatie in een nieuw gebied, voor het 'front' uit Turkse Tortels opduiken. De eerste waarneming in Nederland zou in 1947 kunnen zijn en wel in de Drentse plaats Gasselte, De waarnemingsgegevens zijn echter ontoereikend om deze waarneming volledig als eerste waarneming in Nederland te kunnen accepteren. In de winter van 1948/1947 werd de soort aangetroffen bij Harderwijk en waarschijnlijk heeft zij in 1949 in de omgeving van Harderwijk gebroed. Onderstaande tabel geeft een mooi inzicht in de eerste jaren van kolonisatie in Nederland.
JAAR | AANTAL BROEDPAREN | TOTAAL AANTAL VOGELS |
Voor 1950 | 1? | ongeveer 10 |
1950 | ongeveer 5 | 10 tot 25 |
1951 | 6 tot 10 | 34 tot 45 |
1952 | 19 tot 25 | 56 tot 75 |
1953 | 34 tot 45 | 100 tot 130 |
1954 | 56 tot 75 | 200 tot 450 |
1955 | 100 tot 130 | 400 tot 700 |
1956 | 170 tot 250 | 550 tot 1200 |
1957 | 270 tot 360 | 1000 tot 2500 |
(naar Leys, 1964)
De Turkse Tortel is dan niet meer te stuiten. In 1963 zijn er 4.000 tot 5.300 broedparen en 12.000 tot 30.000 exemplaren van de Turkse Tortel in Nederland. Als we de polulatiegroei van 1950 tot 1983 vergelijken dan zien we een groei van 5 broedparen naar maar liefst tot 100.000 tot 150.000 paren! Sinds 1980 is er sprake geweest van enige afname, maar de trend vanaf 2007 is dat er weer sprake is van een matige toename. Sedert het verschijnen in Nederland zijn er wel opvattingen te horen dat de Turkse Tortel een exoot zou zijn. Er is echter geen enkele grond om dit te veronderstellen. Deze soort heeft gewoon heel succesvol zijn woonareaal uitgebreid. Deze uitbreiding wordt wel verklaard doordat deze vogel in diverse landen een ecologische nis aantrof waarin weinig tot geen concurrentie werd aangetroffen door andere soorten. Mogelijk heeft aan de opmars ook bijgedragen dat ten tijde van de areaaluitbreiding de roofvogels, door het gebruik van bestrijdingsmiddelen door de mens, maar in lage aantallen voorkwamen.
Biotoop
De Turkse Tortel is een specifiek voorbeeld van een cultuurvolger en hij komt slechts sporadisch als broedvogel voor buiten de bebouwde kom. Het zijn de dorpen en steden in tuinen en parken waar de Turkse Tortel zijn domein heeft en de omstandigheden treft om succesvol te overleven. Het voedsel bestaat uit granen, onkruidzaden en vruchten, ook brood wordt wel gegeten.
Broedgedrag
De Turkse Tortel heeft een grote reproductie waar het over nakomelingen gaat. Vier tot vijf legsels per jaar is geen uitzondering. Een enkele keer worden zelfs zeven legsels geproduceerd. Het legsel bestaat meestal uit twee eieren. Het platte slordige nest van twijgen en stengels wordt gebouwd in bomen en struiken en ook wel op bouwwerken. In het begin van het seizoen gaat zijn voorkeur uit naar groenblijvende struiken en bomen, later in het seizoen als het loofhout meer beschutting biedt wordt ook hierin genesteld. Zo nu en dan wordt een oud kraaiennest of nest van een houtduif gekozen. Bouwsels worden minder vaak gekozen maar ook daar treffen we nesten aan er zijn zelfs meerdere waarnemingen van het broeden in de kleine ruimte van verkeerslichten. Hoewel er sprake is van een hoge reproductie liggen ook de sterftecijfers in het eerste jaar hoog. Deze liggen tussen de 50 tot 70%. Overigens kunnen de jonge Turkse Tortels al na enkele maanden zelf met broeden beginnen. De broedtijd vangt vaak half februari al aan en loopt door tot en met november.