De vink, een oer-Hollandse vogel

Veldkenmerken
Opvallend bij de vink (Fringilla coelebs) zijn de witte vleugelstrepen bij zowel de mannetjes als de vrouwtjes. Ook de buitenste staartpennen zijn wit gekleurd. Het mannetje is een kleurrijke verschijning. Het mannetje is overwegend wijnrood met een grijze pet die overgaat in een niet gesloten halsband. In de vleugel zijn naast de witte vleugelstrepen ook nog groene, geel en zwarte gekleurde vleugelpennen te zien. Het vrouwtje en de juvenielen zijn hebben vooral een zacht groenachtig kleed. De lengte is 14 tot 16 cm. De pootjes zijn kort en bruin en de snavel kegelvormig. Het vrouwtje wordt nog wel een verward met het vrouwtje van de huismus. De witte vleugelstrepen ontbreken echter bij de huismus, terwijl bij de vrouwtjesvink de wenkbrouwstreep van de vrouwtjes huismus ontbreekt. In het najaar zijn onder beuken soms grote groepen vinken aan te treffen op zoek naar beukennootjes. Ze zijn dan vaak in gezelschap van kepen..