De groenling, een tuinvogel voor iedereen

Veldkenmerken
De groenling (Chloris chloris) heeft een lengte van ongeveer 15 cm. De groenling heeft een zware bouw met een stevige kop en snavel. Het mannetje heeft een sprekende kleur met op de vleugels een uitgesproken gele vlek.Tijdens de vlucht vallen vooral de heldergele staartpennen op. Het vrouwtje is veel minder uitbundig van kleur. Deze is vooral bruinachtig en het geel in de veren is veel valer, maar de zware bouw en stevige snavel maken dat verwisseling met andere vinkachtigen niet snel zal voorkomen. Ook de jonge groenlingen (juvenielen) lijken op het vrouwtje. In de winter zijn de kleuren iets minder sprekend dan in de zomer. Dit komt omdat in de nieuwe veren na de rui in het najaar zich nog bruine randjes aan de veren bevinden. Het groene verenkleed is in de winter minder opvallend maar nog steeds zeer sprekend. In de winter slijten de bruine randjes van de veren, en in het voorjaar draagt de groenling weer het zomerkleed. De stevige kegelvormige snavel is bijna wit en de poten zijn leverkleurig.Verspreiding
De groenling komt, behoudens in de Noordelijke streken, in geheel Europa, het Midden-Oosten en Noordelijk Afrika voor.In de winter trekt een deel van de hier aanwezige groenlingen weg naar het zuiden, maar er komen ook groenlingen uit noordelijke streken hier overwinteren. Het grootste deel van de hier aanwezige populatie gedraagt zich als standvogel.
Biotoop
Oorspronkelijk was de groenling een bewoner van bosranden en halfopen zoomvegetatie, een zone met hogere meerjarige kruiden Deze gebieden zijn zeldzaam geworden maar de groenling weet zich uitstekend aan te passen aan cultuurlandschappen waar voldoende dichte struiken zijn. Tuinen met dichte en doornige struiken vormen dan ook een prima (broed)biotoop voor deze vogel, terwijl ook parken met dichte bosjes, landschappen met hagen en vele andere landschapstypen met dichte struiken een prima leefomgeving bieden aan de groenling. Vanwege de weinig kritische houding ten opzichte van zijn leefomgeving is de verspreiding van de groenling als broedvogel zeer groot.Voeding
Groenlingen eten zaden en vruchten zoals bessen en rozenbottels. In het broedseizoen staan ook insecten op het menu.Broedgedrag
Groenlingen zijn geen sterke territoriumdieren. Binnen een hectare kunnen in geschikte gebieden zoals de bebouwde kom in groene wijken, wel enkele tientallen groenlingen broeden. Geen echte kolonievogel zoals de huismus die graag dicht bij elkaar broeden, maar zeker geen solitair.In Nederland broeden naar alle waarschijnlijkheid zo'n 100.000 broedparen. Vanaf april tot en met augustus worden twee en soms zelfs drie legsels grootgebracht. Het nest is te vinden in heggen, groenblijvende struiken en bomen, klimop en dichte struiken. Voor het nest worden allerlei plantaardige materialen gebruikt zoals worteltjes, mos, dunne twijgjes terwijl bij de afwerking de bekleding bestaat uit haren, veertjes en wol. Er worden vier tot zeven eieren gelegd. De eieren zijn blauwachtig wit met violetgrijze vlekjes. Alleen het vrouwtje neemt het broeden voor haar rekening. De broedtijd bedraagt dertien dagen. Ongeveer twee weken later vliegen de jongen uit en weer twee weken later zijn ze zelfstandig.

Tuinvogel
De groenling is een uiterst attractieve tuinvogel die graag voedertafels bezoekt. Zaden en zonnebloempitten worden graag gegeten, waarbij de zwarte zonnebloemzaden geliefd zijn.Op de voertafel gedragen de groenlingen zich niet altijd even vriendelijk ten opzichte van andere vogels en ook niet van soortgenoten. Dit gedrag gaat echter niet zover dat er slechts een vogel op de voerplank zit. Het zijn wat schermutselingen die kunnen plaatsvinden, maar het aanwezige voer overwint het altijd van de concurrenten.