Vinken in Nederland

Een kleinere soort vogels in Nederland zijn de Vinken. Vinken zijn vooral te herkennen aan hun brede stevige snavel, waar ze moeiteloos zaden kunnen openbreken. Er leven 12 verschillende soorten Vinken in Nederland, maar helaas niet allemaal even talrijk. Hier kan je lezen welke Vinken er in Nederland voorkomen en wat hun uiterlijke kenmerken zijn. Vinken staan vooral bekent door hun geweldige zangkwaliteiten.

Appelvink

(Coccothraustes coccothraustes)
De Appelvink is een opvallende verschijning. Hij 16 tot 18 cm groot en heeft een opvallende grote grijze kegelvormige snavel. De rug is bruin van kleur met een grijze halsband. Over zijn vleugels loopt een witte streep, maar ook zijn staart heeft op het einde een witte band. Zijn buik is lichter van kleur en er is een zwarte keelvlek aanwezig. De Appelvink komt vooral in het midden en oosten van ons land voor. Er zijn ongeveer 10.000 broedpaartjes en dit aantal neemt momenteel flink toe.

Europese kanarie

(Serinus serinus)
Vanwege zijn kleur is de Europse kanarie slecht te zien tussen de bladeren. Zijn bovenkant is namelijk geelgroen van kleur en de kop en borst zijn geel. Bij het mannetje is dit helder geel en bij het vrouwtje wat zachter geel. Dit 11 tot 12 cm grote vogel leeft in het uiterste zuiden van Limburg en het uiterste oosten van ons land. Er zijn dan ook maar slechts 500 broedparen maar dit aantal stijgt ligt.

Goudvink

(Pyrrhula pyrrhula)
Ondanks zijn naam is de Goudvink niet goud van kleur. De rug is blauwgrijs van kleur en de buik oranjeroze. Het vrouwtje is echter helemaal grijs met een rozige gloed op haar buik. Wel hebben ze beiden een zwarte kap tot onder hun ogen en snavel.
Op de zwarte vleugels hebben ze een witte streep en ook het stuitje is wit. De staart is weer volledig zwart. De vogel is 14 tot 17 cm groot. Er zijn ongeveer 10.000 broedparen maar helaas neemt dit aantal iets af. De Goudvink komt vooral voor in het noorden en oosten van ons land voor.

Groenling

(Chloris chloris)
Zoals de naam al zegt is de Groenling groen van kleur. Aan de rand van de vleugels zit een opvallend gele rand, en aan de staartzijden zit ook een gele rand. Het vrouwtje is minder fel gekleurd dan het mannetje. Dit 14 tot 16 cm grote vogel is een vrij algemene vogel die in heel Nederland voor komt. Er zijn tussen de 50.000 en 100.000 broedpaartjes en dit aantal neemt iets toe.

Grote kruisbek

(Loxia pytyopsittacus)
De grote kruisbek is vooral opvallend doordat de uiterst punten van zijn snavel gekruist zijn. De mannetjes en vrouwtjes verschillen heel erg van elkaar. Het mannetje is steenrood en het vrouwtje is groenig. De vleugels zijn weer donkerder van kleur. De Grote kruisbek is 16 tot 18 cm groot en is zeer zeldzaam in Nederland. Er broeden ongeveer 10 paartjes in Nederland.

Keep

(Fringilla montifringilla)
De keep is een 14 tot 16 cm grote vogel met een oranje borst. De onderkant van de Keep is voor het grootste gedeelte wit. Ook de stuit is wit. In de zomer is de rug en kop van het mannetje zwart gekleurd. Nog een groot verschil tussen het mannetje en vrouwtje is dat hat mannetje een oranje vleugelvlek heeft en het vrouwtje is fletser van kleur op de rug dan het mannetje. Er broeden enkele tientallen broedpaartjes, verspreid over Nederland.

Kleine barmsijs

(Carduelis flammea)
De kruin en het voorhoofd vallen erg op bij de Kleine barmsijs, deze zijn namelijk rood van kleur. De buik is vaalwit van kleur met een zwarte keelvlek. Het mannetje heeft een roze tot rood gekleurde borst. Verder is de zijde en bovenkant gestreept. Van dit 11,5 tot 14 cm grote vogel zijn enkele honderden broedparen verspreid in Nederland, maar helaas neemt dit aantal af.

Kneu

(Carduelis cannabina)
De Kneu heeft een bruine rug met een grijze kop. De onderkant is vaalwit. Op het verenkleed zijn duidelijke lengtestrepen te zien. In de winterperiode lijken mannetje en vrouwtje precies op elkaar. Maar in de broedperiode zijn de kruin en de borst van het mannetje karmijnrood van kleur. De Kneu wordt 12 tot 14 cm groot en komt in heel Nederland voor. Er zijn 50.000 broedpaartjes, maar dit aantal neemt af.

Kruisbek

(Loxia curvirostra)
Net zoals bij de Grote kruisbek kruizen de punten van de snavel elkaar. Het mannetje heeft een roodbruine kleur terwijl het vrouwtje olijfkleurig is. De vleugels en staart van het mannetje zijn donker gekleurd. De Kruisbek is iets kleiner dan de Grote kruisbek namelijk 15 tot 17 cm groot. De Kruisbek leeft verspreid over Nederland en er zijn enkele duizenden broedparen. Er is een sterke toename van broedparen.

Putter

(Carduelis carduelis)
Een van de opvallendste vinken is de Putter. De rug is bruin van kleur en de buik is gedeeltelijk wit en gedeeltelijk bruin van kleur. De putter heeft een opvallend rood gezicht met een brede witte rand. De nek is zwart van kleur. Over de vleugels loopt een brede gele streep. De Putter is 12 tot 14 cm groot en leeft, op het zuiden en oosten na, in heel Nederland. Er zijn 20.000 broedparen in Nederland en dit aantal neemt toe. De Putter wordt vaak als kooivogel gehouden vanwege zijn geweldige zang en opvallende uiterlijk.

Sijs

(Carduelis spinus)
De Sijs is een niet opvallende vogel. Zijn verenkleed is geelgroen van kleur en dus een uitstekende camouflage kleur. De Sijs heeft een kleine zwarte keelvlek. Het mannetje heeft een zwarte kruin. Het vrouwtje is wat valer van kleur maar heeft wel meer duidelijke strepen. De 11 tot 13 cm grote Sijs komt vooral in de provincies Gelderland en Drenthe voor. Momenteel zijn er zo een 1000 broedpaartjes en dit aantal stijgt.

Vink

(Fringilla coelebs)
De mannetjes en vrouwtjes zijn van de Vink makkelijk uit elkaar te houden. Het mannetje is op de rug bruin en het vrouwtje grijsgroen. De onderkant is van het mannetje rozebruin en van het vrouwtje vaalwit. De stuit van het mannetje is groenig en de kruin en het achterhoofd zijn blauwgrijs. Wel hebben het mannetje en vrouwtje beide twee witte vleugelstrepen. De Vink wordt zo een 14 tot 16 cm groot en komt in grote getalen in Nederland voor. Er zijn 600.000 a 700.000 broedparen in Nederland. Dit aantal neemt licht toe.