Stadsduiven, bron van plezier en ergernis

Stadsduiven, bron van plezier en ergernis De stadsduif is in vele steden voor veel mensen een bron van ergernis, maar in diezelfde steden wonen ook mensen die veel plezier aan deze vogels beleven. De duiven veroorzaken met hun agressieve duivenmest schade en vervuiling aan monumenten, kunstwerken en gebouwen. Particuliere balkons worden gebruikt als nestplaats en vervuild. Zelfs aan openbaar groen kunnen stadsduiven schade veroorzaken. Er is echter ook een groep van mensen die om uiteenlopende redenen de duiven voeren en daarmee het probleem van stadsduiven alleen maar verergeren. De oorsprong van de stadsduif, de problemen die de duiven veroorzaken en al dan niet succesvolle methoden om de stadsduiven te bestrijden komen aan bod.

Oorsprong

De stadsduif heeft zich heel succesvol weten aan te passen aan de menselijke omgeving. Wereldwijd wordt het aantal stadsduiven op 500 miljoen geschat. Midden 19e eeuw deed de grondlegger van de evolutietheorie, Charles Darwin, studie naar de tamme duif en zijn conclusie was dat de rotsduif, Columba livia, de voorouder is van alle tamme duivenrassen. De stadsduif is afkomstig is van de gehouden duiven en dus eveneens afstammeling van de rotsduif. De rotsduif is een bewoner van de middelgebergten met een voorkeur voor kusten en zeekliffen in Azië, Afrika en Europa. Ook hoge rivieroevers zijn geliefde plekken. Dat ze niet echt kieskeurig zijn blijkt wel uit het feit dat ze ook op piramiden en zelfs tot in woestijnen voorkomen. In beboste gebieden worden ze echter niet waargenomen.

De rotsduif is leikleurig met een lichte onderbuik en witte stuit. Het meest opvallend zijn de twee zwarte banden over de lichtgrijze vleugels. Het is een snelle vlieger. Er zijn snelheden berekend van 185 tot meer kilometers per uur.

Ze nestelen in gaten, spleten en holen in de rotsen en klippen en ook grotten zijn geliefde nestplaatsen. Ze hebben daarbij een voorkeur voor nestplaatsen die zich boven water bevinden. Ze maken van nestbouw niet echt veel werk. Het zijn platte, in het midden iets verdiepte bouwsels van stengels, stro, twijgen en dergelijk materiaal. Ook veren worden als bouwmateriaal verwerkt. Er worden twee witte eieren gelegd die na ongeveer achttien dagen uitkomen. In de regel krijgen rotsduiven niet meer dan twee legsels per jaar. In tegenstelling tot veel andere duivensoorten is de rotsduif een koloniebroeder. Het zijn nieuwsgierige en intelligente duiven, intelligenter dan andere in Europa voorkomende duivensoorten.

Cultuurvolger

De rotsduif heeft waarschijnlijk al vroeg een gedrag van een cultuurvolger ontwikkeld. Reeds 9000 jaar voor Christus voegde hij zich bij de eerste boeren. Het ontginnen van land voor het verbouwen van granen verschafte de rotsduif betere voedingscondities. Het feit dat soorten zich tot cultuurvolgers ontwikkelen is een algemeen bekend verschijnsel bij vele soorten en veelal zijn betere voedingscondities, naast nestelgelegenheden, een belangrijke drijfveer.

Maar ook de mens zag natuurlijk het smaakvol vlees van de duif en dat bewoog hem om de duiven tam te maken en te gaan houden. Broedplaatsen waren bereikbaar voor de mens, misschien niet altijd even eenvoudig vanwege de moeilijk toegankelijke, veelal hooggelegen holen en nissen in de kustgebergten, maar onmogelijk was het niet. Het verzamelen van oudere nestjongen kan misschien als voedselbron een eerste aanleiding zijn geweest, maar om deze jongen zelfstandig te maken en vervolgens deze jongen te houden voor nieuw nageslacht moet niet al te moeilijk zijn geweest. Ze nemen als jong al snel voedsel aan van de mens, als de nestjongen een week of twee zijn laten ze zich heel gemakkelijk voeren uit de hand van een mens. Dergelijk meegenomen jongen hechten zich tussen de derde en zesde levensmaand aan hun territorium die ze als broedplaats gaan benutten. De duif benut dan het door de mensen aangeboden verblijf en zoekt een partner brengt daar de jongen groot. Vanwege de aard en karakter leent de duif zich heel gemakkelijk tot domesticatie. De jonge duif die opgroeit blijft zijn broedplaats trouw en ook de nakomelingen voegen zich bij de kolonie.

Wereldwijde verspreiding

Waarschijnlijk heeft dit proces van huisdierwording zich op meerdere plaatsen gelijktijdig voltrokken zowel in Azië, Midden-Oosten als rond de Kaspische Zee. Toen de Romeinen het Romeinse Rijk stichten kwam de huisduif ook naar Midden-Europa. De verder verspreiding over de wereld van de huisduif is eveneens te danken aan menselijk handelen. In 1606 werd de huisduif naar Canada, in 1626 naar Amerika, in 1654 naar Zuid-Afrika en in 1788 naar Australië gebracht. Door kweek ontstonden hier weer allerlei huisduivenrassen en uit de verwilderde nakomelingen de stadsduivenpopulaties.
Het is zonder twijfel een langdurig proces geweest alvorens er sprake is geweest van populaties echte stadsduiven. In West Europa is er in 1385 op de Sint Pauls Cathedral in Londen een eerste kolonie stadsduiven die daar broeden.

De mens als voedselbron

In West-Europa is er sprake van een sterke groei van stadsduiven in de vijftig- en zestiger jaren van vorige eeuw. Dit moment valt samen met de toename van de welvaart en de daarmee gepaard gaande verspilling van voedsel die op straten in steden dan ruimschoots binnen het bereik van de stadsduiven en ook andere dieren komt. Niet alleen in Londen, maar ook in andere Europese steden zien we een vergelijkbaar proces. Het attractievoeren is op deze plaatsen een bekend verschijnsel. Het aanbod van voedsel (boterhammen, patat en andere voedingswaren) is in de drukke stadscentra het grootst en vooral in deze omgeving met veel afval broedt de stadsduif het hele jaar door met uitzondering als de temperatuur beneden de -5º daalt.

De binding van de duiven aan de mens als voedselbron bleek op een opvallende wijze in de omgeving van Tsjernobyl na het reactorongeval. De ontvolking die op in deze regio plaatsvond had als resultaat dat de natuur in deze regio zich tegen mogelijk alle verwachtingen in, aan kwaliteiten won. De soortenrijkdom nam toe. Maar liefst 270 soorten vogels werden in deze regio waargenomen waarvan maar liefst 180 soorten tot broeden kwamen. In West-Europa zou een dergelijk gebied vermoedelijk tot natuurgebied worden opgewaardeerd. Opvallend was echter wel dat bepaalde diersoorten die op een bepaalde wijze afhankelijk zijn van de mens zoals ratten, huismuizen, mussen en jawel duiven, in aantal afnemen. Op zichzelf niet verwonderlijk, de stadsduif is afhankelijk van de voedselbron de mens.

De stad als voedselrijk biotoop

Maar ook moet bedacht worden dat de natuurlijke omgeving van de rotsduif met ravijnen en rotsgebieden, sterk overeenkomen met de gevelpartijen van gebouwen en woningen in combinatie met de kale straten in de stad. De oorspronkelijke leefgebieden zijn eveneens vegetatie-arm. Ze broeden in de oorspronkelijk leefgebieden in halfdonkere grotten en rotsspleten en ook deze structuren zijn in onze steden volop aanwezig. Daarbij komt dan nog dat de mens de duif tolereert en zelfs de neiging heeft om duiven te voeren. Bovendien vervuild de mens de stad met etensresten die worden weggeworpen. In relatie hiermee vervult de stadsduif een hygiënische functie samen met mussen, kraaiachtigen en meeuwen daar er anders alleen maar meer ratten zouden worden aangetrokken. Een stadsduif is niet kieskeurig en eet bijna alles wat maar eetbaar lijkt. Als oorspronkelijke zaadeter heeft de stadsduif zich ontwikkeld tot een echte afvaleter.

Van succes naar probleem

De stadsduif is een probleem geworden en voor een deel is dit probleem te danken aan het succesvol zijn van deze soort. Problemen zijn er zowel bij de soort zelf als bij de omgeving waarin de duif verkeert. Door het domesticatieproces is de territoriumdrift afgenomen en in combinatie met een verhoogde vruchtbaarheid is er een zeer hoge populatiedichtheid ontstaan. De populatiedichtheid brengt zowel voor de duif zelf als voor de mens verschillende problemen met zich mee. Voor de duiven ontstaan er minder gunstige levenscondities. De dichtheid heeft meer stress en ziekten tot gevolg terwijl in de kolonie veel uitwendige parasieten aanwezig zijn die vooral de nestjongen treffen. In veel gevallen is de situatie zo ernstig dat er zonder meer sprake is van een dierenbeschermingsprobleem. Veel nestduiven zijn door aantasting door parasieten nooit in staat uit te vliegen en sterven een pijnlijke dood. De achterblijvende kadavers zijn weer een bron van andere besmettingen. In zijn algemeenheid kunnen verwaarloosde broedplaatsen bronnen zijn van parasieten die ook mensen en huisdieren kunnen treffen. De hoge aantallen stadsduiven zijn vooral te danken aan het overdadige voedselaanbod in de steden. De dichtheden en daarmee ook de stress nemen op de broedplaatsen toe door het feit dat de mensen die de overlast niet wensen veel broedplaatsen ontoegankelijk hebben gemaakt. De duiven veroorzaken met hun agressieve duivenmest schade en vervuiling aan monumenten, kunstwerken en gebouwen. Zelfs aan openbaar groen kunnen stadsduiven schade veroorzaken omdat door de eenzijdige voeding er vitaminen en mineralen gebrek ontstaat en de duiven dit via juist gekiemde planten en knoppen van planten proberen te compenseren.

Bestrijdingsmethoden

Doden van duiven

Er zijn op vele plaatsen al vele methoden aangewend om het probleem van stadsduiven te lijf te gaan. Veelal is het resultaat dat de problemen zich verplaatsen. Bij bestandsregulering wordt al snel gedacht aan het doden van zoveel mogelijk dieren om daarmee een daling van de populatiegrootte te bewerkstelligen. Het resultaat van deze methode is weinig bemoedigend. Zo werden in Bazel meerdere kolonies tot op 20% van de oorspronkelijke grootte gereduceerd, maar naar enkele weken werd vastgesteld dat de oorspronkelijke grootte weer was bereikt of zelfs groter waren dan voor het doden van de duiven. Ook andere onderzoeken wijzen in deze richting. In New York werd vastgesteld dat de populatiegrootte in het volgende jaar eerst bij een dodingspercentage van meer als 35% in de herfst daar aan voorafgaand afnam. De sterke regeneratie van stadsduivenpopulaties is te danken aan het feit dat er bij een kleinere populatie minder mortaliteit is bij eieren en nestjongen en er een hogere levensverwachting is bij de overgebleven dieren. Opengevallen plaatsen worden al weer snel door jonge duiven bezet en onder betere omstandigheden kan een broedpaar tot 12 jongen grootbrengen. De sterfte onder volwassen duiven is onder normale omstandigheden ongeveer 11% en daardoor is er een sterke druk op voedsel en broedplaatsen. Worden deze volwassen dieren gedood dan worden de overlevingskansen van de jonge duiven vergroot die onder normale omstandigheden een mortaliteitspercentage hebben van ongeveer 90%. Voor succesvolle bestandsregulering blijkt het doden van duiven geen geschikt middel. Oorzaak dat bestandsregulering niet bij stadsduiven werkt is het grote voedselaanbod. Door het hoge geboorteaantal worden verliezen binnen korte tijd weer gecompenseerd.

Duivenpil

Het ingrijpen in het voortplantingsproces via een 'duivenpil' is tot op heden niet echt succesvol gebleken. Probleem is dat van een goede dosering geen sprake kan zijn. Dominante duiven krijgen te veel binnen en dat kan tot overdosering en vergiftigingsverschijnselen leiden. Omdat het praktisch niet mogelijk is een hele stadspopulatie te behandelen hebben de jonge duiven van de niet behandelde paren weer betere overlevingskansen en compenseren daarmee weer het lagere geboortecijfer van wel behandelende paren. Veelal worden de bedoelde middelen op maïs aangebracht en in grote hoeveelheden gevoerd. Deze methode kan zelfs tot gevolg hebben dat door het grotere voedselaanbod een toename van de populatie ontstaat. Daarnaast kunnen er effecten optreden bij die diersoorten die de stadsduif op het menu hebben staan zoals katten en roofvogels. Ook bij andere maiseters zoals wilde duivensoorten, tortels, mussen en andere vogelsoorten kunnen ongewenste effecten optreden.

Het Bazel-model

Er is op basis van bovenstaande ervaringen ook geprobeerd de populatie stadsduiven op andere manieren te reguleren. Zo werd in 1988 in Bazel een gemeenschappelijk project gestart van de Dierenbescherming in Bazel in samenwerking met de universiteit van Bazel. De aanpak wordt ook wel het Bazel-model genoemd. De basis van deze aanpak valt terug te voeren op een vermindering van het voedselaanbod. In de stad Bazel leefden op een oppervlakte van 23,8 vierkante kilometer ongeveer 180.000 inwoners en ongeveer 20.000 stadsduiven. De stadsduiven waren voor hun voedselbehoefte bijna geheel afhankelijk van het voer wat men kreeg van “duivenvrienden”. Eerdere pogingen, waaronder het afschieten van stadsduiven, waren mislukt. Zo werden tussen 1961 en 1985 meer dan 100.000 stadsduiven door afschot en vangst in vallen gedood. De effecten daarvan waren steeds effecten die slechts op korte termijn effect hadden. Populaties die in bepaalde stadsdelen verbleven werden soms tot op 20% van de oorspronkelijke populatiegrootte gereduceerd, maar soms al na enkele weken bereikte de populatie de oorspronkelijke omvang weer. Zoals ook in andere steden de ervaring was geweest, bleek ook in Bazel het reduceren van duiven door afschot en vangst geen enkel lange termijn effect te sorteren. Een eerder initiatief om het voedselaanbod voor de duiven te beperken door een voedselverbod in 1978 te Bazel was evenmin effectief omdat het vanwege stevige protesten vanuit de bevolking weer werd ingetrokken. Als aangrijpingspunt voor de vermindering van het aantal stadsduiven werd dan ook het voedselgedrag van mensen een belangrijke factor in de totaalaanpak van het probleem en niet zozeer de stadsduif op zichzelf. Met de slogan: “Stadsduiven voeren is dierenmishandeling”, poogde men in brochures en posters in de stad de consequenties van het goedbedoelde voeren duidelijk te maken. Met schokkende foto’s werd de uitwerking van voeren duidelijk gemaakt bijvoorbeeld bij de jongen die nog in het nest verblijven en geïnfecteerd zijn met allerlei ziekten en parasieten.

Hongerende duiven werden zoveel als mogelijk gevangen en humaan geëuthanaseerd. Om een goede houding ten opzichte van dieren voor de stad te demonstreren werden negen stadsduivenhokken in daken van openbare gebouwen ingebouwd. Deze gecontroleerde hokken werden wekelijks gereinigd. Op het moment dat een populatie die een dergelijk hok als thuisbasis had te groot dreigde te worden dan werden er regulatiemaatregelen genomen door het wegnemen van bevruchte eieren en deze te vervangen door afgestorven eieren. In 1993 werden in de stadsduivenhokken in totaal 1392 eieren en 1215 kilogram mest verwijderd. Met deze hokken werd gedemonstreerd dat het niet de bedoeling was om de stadsduiven uit te roeien, zo dat al mogelijk zou zijn, maar dat gestreefd werd naar een klein gezond bestand van stadsduiven.

In de stadsduivenhokken brachten de broedparen jaarlijks ongeveer twee jongen groot. Hiermee werden de populaties in de hokken op de gewenste grootte gehouden. Alle dertien onderzochte populaties in de stad vertoonden een aanzienlijke teruggang. Binnen een termijn van 50 maanden nam de totale populatie van 1400 duiven af tot 708 stadsduiven. Afgezet tegen de totale populatie in de stad van 20.000 duiven trad een teruggang op naar 10.000 duiven. Met de vermindering van deze totaalpopulatie verminderde ook de schade die stadsduiven veroorzaken. De stadsdienst groenvoorziening stelde een teruggang van de schade van 50% vast.

Dit zogenaamde Bazel-model is inmiddels in diverse landen overgenomen. Het lijkt de meest succesvolle bestrijdingsmethode, maar een zwakke plek blijft het voergedrag van mensen en de vervuiling van het stedelijk gebied met voedselresten.
© 2013 - 2024 Linus, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Duiven in NederlandDuiven in NederlandAlle duiven op de Dam, sjalalalie sjalalala. Het overgrote gedeelte van de duiven die op de Dam in Amsterdam rondfladder…
Overlast van duiven en wat is er aan te doenDuiven en mensen leven al duizenden jaren met elkaar. Vroeger testten zeelui al met een duif of er land in zicht was. Bu…
De houtduif, de Columba palumbus, lust of lastDe houtduif, de Columba palumbus, lust of lastDe houtduif, Columba palumbus, is oorspronkelijk een bosbewoner (zie zijn naam).Steeds vaker ziet men hem in de stad. Sc…
Desiderius Erasmus zijn verblijfplaatsen en reizenDesiderius Erasmus was een Augustijner kanunnik, theoloog, humanist, schrijver en filosoof. Hij is waarschijnlijk in Rot…

Duiven als burgerlijke en militaire boodschapperDuiven als burgerlijke en militaire boodschapperDe duif zal zonder twijfel in eerste instantie gedomesticeerd zijn voor menselijke consumptie. Maar ook al snel werd ont…
Grasparkiet als huisdierGrasparkiet als huisdierDe grasparkiet is een kleurrijk en apart huisdiertje. Het vogeltje dat oorspronkelijk uit Australië komt kan een huis op…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Ton Ebben
  • Die Taube, Daniel Haag-Wackernagel,Swabe & Co. AG Verlag, Basel, 1998
  • Die Strassentaube: Die Geschichte einer Mensch-Tier-Beziehung, Daniel Haag-Wackernagel, Schweizer Tierschutz, september 1994
  • Die soziokulturellen Ursachen des Taubenproblems, Daniel Haag-Wackernagel, Deutsche Tierärztliche Wochenschrift, nr. 2 1997
Linus (121 artikelen)
Laatste update: 24-07-2014
Rubriek: Dier en Natuur
Subrubriek: Vogels
Bronnen en referenties: 4
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.