De koperzalm, een klein scholenvisje
De Latijnse naam van de koperzalm is Hasemania nana en hij behoort tot de familie van de karperzalmen (Characidae).
Koperzalm
- Herkomst: Brazilië
- Lengte: 5 centimeter
- Geslachtsherkenning: volwassen man heeft meer kleur, vrouw is slanker
Huisvesting
De koperzalm kan al in een klein aquarium gehouden worden, hij heeft voldoende aan een aquarium van 60 centimeter (54-63 liter). Bij een donkere bodembedekking en gedempt licht door middel van drijfgroen komt de kleur van dit diertje het beste uit. Oorspronkelijk komt deze vis uit heldere bronnen, dus in het aquarium stelt hij prijs op helder en zuurstofrijk water met voldoende randbeplanting. Hij bevindt zich voornamelijk in de middelste waterlaag.
Sociaal
De koperzalm is een heel vreedzaam visje, wat soortgenoten en andere vissen met rust laat. Het is een scholenvis, dus hij moet in een groepje van minimaal zes exemplaren gehouden worden. In kleine groepen zullen ze vaak schuw worden en laten hun mooie kleur niet meer zien. Ze zijn kwetsbaar voor roofvissen of andere agressieve vissoorten.
Watersamenstelling
Wat betreft het water is dit visje niet zo moeilijk. Een temperatuur van 20-25 graden, een pH waarde tussen 5 en 7,5 en een hardheid < 15 is ideaal.
Voedsel
De koperzalm is een makkelijke kostganger. Hij is tevreden met alles, als droogvoer, levend voer en algen eet hij allemaal. Ze eten overigens praktisch geen voer van de bodem.
Kweken
Kweken met dit visje is niet moeilijk, als men maar een goed passend paartje heeft. Hier kan men achter komen door ze van tevoren in het gezelschapsaquarium te observeren, Wanneer er duidelijk een paartje naar voren komt, kunnen die in een kweekbak geplaatst worden. De kweekbak moet voorzien zijn van veel planten met fijne bladeren, waar de eieren in gelegd gaan worden. Het is belangrijk dat het water een hardheid tussen 3 en 4 en een pH waarde van 5,5 heeft. Als dan de temperatuur langzaam omhoog gebracht wordt, zal het vrouwtje weldra eieren gaan leggen. Na het leggen moeten de ouderdieren meteen verwijderd worden (of er moet een legrooster aanwezig zijn), anders zullen ze hun eigen broedsel opeten. De jonge vissen worden eerst gevoerd met infuusvoer en na een dag of tien mogen ze overstappen op artemia.