Vissoorten: De blankvoorn
De meest voorkomende vissoort in de Nederlandse wateren. Bijna overal in Nederland kun je deze vissoort dan ook aantreffen. De blankvoorn is een scholenvis die bestaat uit blankvoorns van hetzelfde levensjaar. Deze scholen blijven meestal hun gehele leven bij elkaar. Blankvoorns zijn voornamelijk actief naar voedsel aan het zoeken in de ochtend en avondperiode.
- Wetenschappelijke naam: Rutilus rutilus
- Nederlandse naam: Blankvoorn, voorn
- Familie: Cyprinidae (Eigenlijke karpers)
De blankvoorn
De blankvoorn is een vrije algemene soort in Nederlandse wateren. De soort is terug te vinden in diverse watertypen zoals meren, rivieren, beken, poldersloten, plassen en kanalen. De vissoort is de meest voorkomende vissoorten in de Nederlandse wateren. De blankvoorn is een scholenvis. De scholen bestaan uit blankvoorns van ieder hetzelfde levensjaar. Waarschijnlijk verblijven de blankvoorns hun gehele leven gezamenlijk in een school met dezelfde jaarklasse.
Kenmerken
Een blankvoorn is te herkennen aan een vrij platte lichaamsbouw. Het hoogste punt van de vissoort bevindt zich nabij de rugvin. De buikzijde van de blankvoorn is zilverwit, de rugzijde is donker van kleur en kan verschillen den va kleuren donker blauwgroen tot donker bruin. De blankvoorn is verder te herkennen aan de iris, deze is lichtgeel met in het bovenste deel van de iris een oranje vlekje. De kleur van de vinnen is oranje tot rood tot donkerbruin. De zijlijn van de blankvoorn bevat 43 tot 47 schubben. De soort wordt regelmatig verward met de ruisvoorn. In de paaitijd zijn mannelijke exemplaren te herkennen aan de paaiuitslag op de kop. Vrouwelijke exemplaren bezitten in deze periode een dikke buik.
Overige kenmerken
- Maximale lengte: 45 cm
- Maximale leeftijd: 13 à 14 jaar
Voedsel
De blankvoorn laat de meeste activiteit zien tijdens zonsopgang en zonsondergang. De blankvoorn is in deze perioden actief bezig op zoek naar voedsel. Het verschilt per seizoen wat de blankvoorn op zijn menu heeft staan, de vissoort is afhankelijk van de beschikbaarheid van het aanwezige voedsel. Een belangrijk onderdeel van de voeding voor een blankvoorn vormt zoöplankton. Hierbij spelen watervlooien een grote rol. Wanneer er een lage beschikbaarheid is van dierlijke voeding zoals watervlooien kan een volwassen blankvoorn overstappen op de aanwezige algen, planten en detritus. Verder kunnen ook slakken, mosselen en zelfs dood organisch materiaal op het menu staan. Jonge blankvoorns verblijven voornamelijk in de ondiepe oeverzones en eten hier zoöplankton en fytoplankton. Vanaf een lengte van ongeveer 14 cm kunnen de blankvoorns weekdieren eten met een harde schelp.
Verspreiding en leefgebied
De blankvoorn komt in grote delen van Europese maar ook delen van Azië voor. De blankvoorn is een zeer algemene vissoort en komt voor in de meeste Nederlandse wateren. De blankvoorn komt voor in veel verschillende soorten watertypen. Voornamelijk in stilstaande wateren of wateren met een matige stroming. Dit kunnen wateren zijn als zandwinningputten, meren, plassen, poldersloten, kanalen, rivieren of beken. De vissoort komt niet voor in snelstromende wateren zoals beeklopen of bergbeekjes. De Blankvoorn is een goede overlever onder moeilijke omstandigheden zoals bijvoorbeeld een geringe aanwezigheid van zuurstof of grote hoeveelheden van verontreinigingen in het leefgebied.
Jonge blankvoorns van minder als één jaar oud bevinden zich vaak in de ondiepere delen van de wateren zoals oeverzones. De vissoort bevindt zich vaak in grote scholen langs de oeverzone in de buurt van waterplanten. Oudere blankvoorns kunnen voorkomen op delen van de wateren tot een diepte van ongeveer 15 meter. in de winterperiode bevinden de blankvoorns zich in grote scholen langs de oevers en de diepere delen van rivieren, zoals bijvoorbeeld havens.
Voortplanting
In het voorjaar trekken de scholen volwassen blankvoorns naar de ondieper gelegen paaiplaatsen. Deze periode vindt meestal plaats wanneer het water een temperatuur bereikt van tussen de 12 en 14 graden Celsius. Meestal is dit in de periode april tot en met mei. De ondieper gelegen paaiplaatsen bevinden zich voornamelijk langs de oeverzones. In deze ondiepere zones zullen uiteindelijk de plakkerige eitjes afgezet worden op waterplanten, oeverplanten, riet, wortels van bomen, takken of zelfs stenen. De ondiepe zones kunnen een diepte hebben van minder dan 15 cm water. De paaiplaats die blankvoorns gebruiken wordt meestal ieder jaar opnieuw gebruikt.
De mannelijke exemplaren verzamelen zich in deze paaiplaatsen, afwachtend op de vrouwtjes. De vrouwtjes komen van de diepere delen af wanneer deze paai rijp zijn en zullen de eieren loslaten langs de oeverzones. Vaak worden de eitjes losgelaten tijdens hevig watergespetter bij de paai. Vervolgens worden de eitjes direct bevrucht door de mannelijke exemplaren. Nadat er gepaaid is trekken de blankvoorns terug van de paaiplaatsen. De eieren van de blankvoorn worden niet bewaakt of in de gaten gehouden, zoals bij veel andere vissoorten wel het geval is. Tijdens het hevige gespetter gebeurt het regelmatig dat er blankvoorns schubben kwijtraken of zelfs sterven tijdens of vlak na de paaiperiode. Mannelijke exemplaren zijn in de paaitijd te herkennen aan de paaiuitslag in voorn van kleine bultjes op de kop. De vrouwtjes zijn te herkennen aan de dikke buik.