Vissoorten: De meerval
De meerval is sterk in opkomst in het Nederlandse water. Door sportvissers worden de enorme vissen steeds vaker aangetroffen in de Hollandse wateren. Meervallen zijn roofvissen die voornamelijk leven van relatief kleine prooivissen in verhouding tot hun eigen lichaamsgrootte. Overdag rusten de dieren nabij de bodem van de wateren op beschutte plekken. In de nacht worden ze actief en gaan ze op zoek naar voedsel.
- Wetenschappelijke naam: Silurus glanis
- Nederlandse naam: Meerval, Europese meerval
- Familie: Siluridae (Meervallen)
De meerval
De meerval is een lichtschuwe soort die overdag te vinden is nabij de bodem bij een vaste rustplaats zoals holtes, beschutte plekken met veel boomstronken en takken of overhangende oevers. In de schemering wordt de zoetwatervis actief en gaat op zoek naar voedsel. Volwassen meervallen leven meestal individueel. Terwijl jonge dieren in groepjes leven en ook gezamenlijk op zoek gaan naar voedsel.
Voorheen was de meerval een zeldzame soort in Nederland. Sinds ongeveer de jaren 90 neemt het aantal meervallen in Nederland flink toe. Waarschijnlijk is de reden hiervoor dat de meerval zich in de grotere rivieren kan voortplanten. Onder goede omstandigheden met voldoende voeding kunnen meervallen zeer snel groeien en uiteindelijk ook zeer groot worden.
Kenmerken
De meerval heeft een langgerekt lijf met een grote grof gebouwde kop. De grote brede bek van de meerval bezit op de boven en onderkaak een plaat met kleine tanden. De tanden voelen aan als grof schuurpapier en zijn naar achteren gericht. Opvallend zijn de kleine ogen en de kleine rugvin die zeer ver naar voren geplaatst is. De meerval is heeft een lange anaalvin. Verder bezit de meerval over zes tastdraden. Vier van deze tastdraden bevinden zich op de onderkaak. De twee langere tastdraden zijn lange sprieten op de voorkant van de kop vlak voor de ogen. Meervallen zijn een schubloze variëteit.
De kleur van de meerval is sterk afhankelijk van de omgeving waarin de vis zich bevindt. De kleur kan variëren van zwart tot bruin. De buikzijde van de meerval is meestal geel of wit van kleur. Meervallen kunnen een patroon hebben van lichte vlekjes op de flanken. Vaak zijn het de kleinere exemplaren die een goed zichtbaar patroon hebben.
Overige kenmerken
- Maximale lengte: 2,5m (in Nederland)
- Maximale leeftijd: 80 jaar
- Gemiddelde leeftijd: 20 à 30 jaar
Voedsel
De meerval is een roofvis die voornamelijk leeft van vis. Meervallen worden in de nacht actief en gaan op zoek naar voedsel als vissen, wormen, slakken, kikkers, kleine zoogdieren en zelfs vogels. Vissen vormen de belangrijkste voedselbron voor de meerval. Meestal zijn de prooien relatief klein in verhouding met het grote lichaam van de meerval. De meerval slikt zijn prooien in zijn geheel door, waarschijnlijk is dit de reden waarom de meerval vooral op kleine vissen jaagt. Buiten levende vissen kan de meerval ook dode vis eten.
De watertemperatuur bepaalt hoeveel de meerval eet. De stofwisseling van de meerval vertraagt wanneer de watertemperatuur afneemt. Hierdoor is de meerval bij lagere temperaturen niet meer actief bezig om voedsel te zoeken. Bij temperaturen tussen de 4 en 7 graden Celsius zal de meerval op zoek gaan naar een plaats om te overwinteren. Tijdens deze periode stopt de meerval zelfs geheel met eten.
Een meerval heeft zeer weinig gezichtsvermogen. Bij het zoeken naar voedsel wordt gebruik gemaakt van de zes aanwezige bekdraden die dienen als tast- en smaakorgaan.
Verspreiding en leefgebied
Meervallen kunnen in veel verschillende soorten wateren voorkomen. Voornamelijk komen ze voor in meren, plassen en de grote rivieren. De meerval heeft een voorkeur voor een zachte bodem, bij bodems met harde ondergrond kan de vis zich gemakkelijk beschadigen doordat deze actief is op de bodem. De meerval heeft schuilplaatsen nodig in de vorm van diepe gaten, boomstronken, takken of overhangende oevers bij rivieren. In de herfst zoeken de meervallen het diepere water op waar ze overwinteren bij beschutten plaatsen. Bij rivieren zorgen de meervallen ervoor dat ze zich niet in de sterke stroming bevinden. In het voorjaar trekken de meervallen terug naar het ondiepere gedeelte om hier vervolgens ook te kunnen paaien.
Voortplanting
De paai voor de meervallen vindt plaats bij watertemperaturen tussen de 18 en 20 graden Celsius. Meestal is dit in de maanden mei of juni. Het exacte tijdstip wordt bepaald door de watertemperatuur. De paailocaties bevinden zich meestal in het zeer ondiepe water van ongeveer 40 tot 60 cm diepte. De paai vindt meestal plaats in de avondperiode.
De paai wordt meestal door één mannetje gezamenlijk met één vrouwtje uitgevoerd. Het mannetje maakt een nest van plantenresten in de buurt van zachte holle oeverzones om te kunnen paaien. Tijdens de paai zwemt het mannetje voortdurend om het vrouwtje heen. In totaal neemt de paai ongeveer 2 uur tijd in beslag. Wanneer de eieren in het ondiepe water zijn afgezet bewaakt vervolgens het mannetje het nest. Het mannetje zorgt ervoor dat het nest van voldoende zuurstof wordt voorzien door bewegingen te maken met zijn staart.
Lees verder