Goudelrits, de ideale vijvervis
Er zijn maar weinig soorten waar zoveel naamsverwarring bestaat als bij de goudelrits. De goudelrits is geen elrits zoals wij die in Europa kennen. De elrits (Phoxinus phoxinus) is hier een beschermde en zeldzame vis die in Nederland op de rode lijst staat als bedreigde diersoort. De goudelrits is een kweekvorm van een Noord-Amerikaanse vis welke luistert naar de wetenschappelijke naam Pimephales promelas en in het Nederlands spreekt men van dikkopelrits. In de handel heeft dit visje verschillende namen gekregen zoals gouden elrits, mona lisa, lisa, gouden lisa, waterlelievis, golden minnow en dikkopelrits. Maar afgezien van de naamsverwarring is de Goudelrits zeker voor kleinere vijvers een zeer geschikte vijvervis waar veel plezier aan valt te beleven.Uiterlijke kenmerken
De wildvorm van de Dikkopelrits, ook wel Amerikaanse elrits genoemd, is een kleine gedrongen vis met een kleine, eindstandige mondopening en een onvolledige laterale lijn, dit is een streep over zijn flanken. De soort is olijfkleurig tot grijs met een geelachtige tot witachtige buikzijde. Dit visje behoort tot de familie van de karperachtigen (Cyprinidae). De Goudelrits is een kweekvorm en heeft een overwegend oranje grondkleur. Deze mutant is in 1985 ontstaan op een kweekstation in Noord Amerika. De groeisnelheid van deze kweekvorm ligt wat lager dan die van de normaal gekleurde vorm. Volwassen exemplaren bereiken gemiddeld een lengte van 6 tot meer dan 8 cm. De mannetjes worden doorgaans groter dan de vrouwtjes.Leefmilieu
De favoriete habitat van de dikkopelrits bestaat uit zuurstofarme vijvers en traag stromende wateren maar ook in zuurstofrijke riviertjes blijkt hij prima te gedijen. De soort wordt vaak in scholen aangetroffen tussen allerlei onderwatervegetatie. Dit visje is erg tolerant voor modderig water, lage zuurstofgehaltes en heeft een breed pH-bereik. In Noord Amerika worden ze gekweekt om te dienen als aas of voedervis. De soort komt tegenwoordig voor in de meeste staten van de Verenigde Staten en in Canada. In het begin van de jaren 50 werd de dikkopelrits ingevoerd in Californië als aasvis en prooivis voor kwekerijen. In 1980 werd de soort voor het eerst naar West-Europa getransporteerd. Tot op heden werd zowel in Frankrijk, Duitsland, Nederland als België melding gemaakt van de soort. Waarschijnlijk werd de soort binnen Europa verhandeld als aasvis en zo nu en dan ook vrijgelaten.De dikkopelrits voedt zich in hoofdzaak met zoöplankton, alsook met microscopische planten en kleine insecten en larven. Waarschijnlijk bestaat binnen Europa alleen in Frankrijk een duurzame populatie. Een van de weinige meldingen van een zichzelf voortplantende populatie dikkopelritsen in Europa komt namelijk uit de rivier de Chiers in Frankrijk.In 2007 werd de dikkopelrits voor het eerst waargenomen in Nederland, in een geïsoleerde vijver in de Gelderse plaats Neede Op 10 december 2009 werd een bemonstering uitgevoerd door Waterschap Rijn & IJssel. Hierbij werden honderden exemplaren in verschillende lengteklassen gevangen op basis waarvan wordt geconcludeerd dat er natuurlijke voortplanting plaatsvindt. De introductie van deze soort in Europa veroorzaakten de ongewenste verspreiding van de enteric redmouth disease, een bacteriële ziekte die verschillende forel- en palingpopulaties heeft aangetast.
Ideale vijvervis
Het blijkt wel dat de Goudelrits een soort is die in zeer uiteenlopende milieus kan leven. Het is daarom een visje die geen hoge eisen stelt aan de verzorging. In een vijver met planten met een redelijk natuurlijk evenwicht zal dit visje goed gedijen. Zeker in kleine vijvers is dit visje gezien de geringe afmetingen een ideale bewoner. Het visje is winterhard, maar zorg wel voor een voldoende diepe vijver van minimaal 60 cm en zorg ervoor dat het water bij vorst open blijft met een pompje of een stuk schuimplastic op het wateroppervlakte. Om de vissen tot voortplanting te brengen is feitelijk weinig inspanning vereist. Als de dagen lengen en de temperatuur van het water oploopt tot 16 graden of hoger dan zal de drang om zich voort te planten toeslaan. De mannetjes zoeken een geschikte plaats voor het afzetten van de eieren en hij zal de indringers in zijn gekozen territorium verjagen zonder dat dit tot verwondingen zal leiden. Hij volstaat met het verjagen. De mannen ontwikkelen in deze periode knobbels op hun kop en hun kleur kan dan wat donkerder worden. Na een aantal dagen zal hij een vrouwtje toelaten in zijn territorium.De eitjes worden afgezet aan de onderkant van een blad. Het is daarom ook te begrijpen dat dit visje soms de waterlelievis wordt genoemd want een dergelijk blad is een zeer geschikte voor het broed. Maar bij gebrek aan drijvende bladeren worden ook de plooien van vijverfolie en bijvoorbeeld een terracotta bloempot in de vijver graag gekozen als broedterritorium. De ongeveer 150 eitjes worden aan de onderkant van blad, plooi en pot 'geplakt' en door de man bevrucht. Daarna neemt de man de zorg voor de eitjes op zich. Mogelijk komt uit de gevormde knobbels op zijn kop een substantie vrij die het beschimmelen van de eitjes tegen gaat. Met zijn staart zorgt hij er voor dat er stroming rond de eieren blijft. Onderwijl blijft hij ook nog druk om andere vissen te verjagen. Na 5 tot 6 dagen komen de jongen uit. Zodra de jongen vrij gaan zwemmen staakt de man zijn broedzorg. Onder normale omstandigheden worden de jonge visjes niet door de oudere vissen gegeten. Zorg er echter wel voor dat je zeker in deze periode voldoende de oude vissen bij blijft voeren. De Goudelrits blijft zich onder gunstige omstandigheden regelmatig voortplanten. Omdat veel andere vissen wel kleine visjes eten kun je de Goudelrits het beste niet met andere soorten houden. Heb je een grote vijver met een goede beplanting dat blijven er meestal wel voldoende over om de populatie in stand te houden. De Goudelrits wordt niet erg oud. Twee tot drie jaar is een normale leeftijd.