Paddenstoelenfamilie de Mycena's: van klein tot piepklein
Mooie sierlijke paddenstoelen zijn er te zien in de herfstbossen. Sierlijke lange stelen waarop een mooie klokvormige hoed op staat. Soms als een mooi rokje met een kantje aan de onderkant van de hoed en soms met velen bij elkaar. Van een ienie-minie paddenstoel tot een iets grotere paddenstoel. Van spierwit tot bloedrood en af en toe is er zelfs een hoed te zien met vreemde draden en knopjes aan het eind.
Mycenafamilie
De Mycenafamilie is een geslacht dat behoort bij de plaatjeszwammen. Paddenstoelen met plaatjes onder de hoed. Samen met het geslacht Hemimycena vormen mycenapaddenstoelen de Mycena's. In Europa zijn ongeveer 130 Mycenasoorten, meestal met kleine tot piepkleine vruchtlichamen. In Nederland zijn meer dan 85 soorten van het genus Mycena bekend en 18 soorten van het genus Hemimycena.
Hoed
Mycena paddenstoelen hebben een conische of klokvormige hoed, met vaak een rimpelig uiterlijk als streepjes, aan de hoedrand (een gevoorde hoedrand). De kenmerken voor een Mycenasoort zijn dan ook:
- een conische of klokvormige hoed;
- vaak een rimpelig uiterlijk aan de hoedrand;
- een dunne vaak lange steel;
- sommige Mycenasoorten hebben melksapbuizen waardoor een rood, geel of wit sap naar buiten kan komen.
Mycena’s determineren
Een Mycena op naam brengen is vaak niet moeilijk. De klokvormige hoed, het postuur en de lange dunne steel ‘zeggen’ dat de paddenstoel bij de Mycenafamilie hoort. Maar welke is het? Welke naam hoort erbij? Kijk als eerste waar de Mycena staat. Waar groeien ze? Ook op wilgen groeien een paar specifieke soorten. Op oude, bemoste wilgenstammen is de stronkmycena te vinden, die vaak samen groeit met de strikt aan wilgen gebonden blauwgrijze schorsmycena, met mooi grijsblauw getinte hoedjes. Waar deze soorten groeien is bijna ook altijd de suikermycena te vinden.
Habitat
Mycena’s zijn te vinden op:
- dood hout (o.a. stronkmycena op wilgenhout, grote bloedsteelmycena, suikermycena, helmmycena;
- grassoorten (o.a. groene Mycena, adonismycena);
- takjes (o.a.oranje dwergmycena, prachtmycena);
- tussen mos, strooisel en rottend hout (o.a. melksteelmycena);
- op bladeren (o.a. kleine bloedsteelmycena, kleine beukenbladmycena);
- op rieten daken (o.a. rietmycena);
- op bomen (stronkmycena, grote bloedsteelmycena);
- mos (oranje dwergmycena).
Determineren
Naast de kenmerkende hoed, grote, standplaats en dunne steel blijft het moeilijk om een Mycena de juiste naam te geven. Bij de Mycena met de gekleurde hoed (de grote bloedsteelmycena) is het gemakkelijk net als de Mycena’s met de melksapbuizen. Mycena galopus var. nigra scheidt een wit melksap af, de grote en kleine bloedsteelmycena na beschadiging een rood melksap en de prachtmycena een oranje melksap. Ook de geur is niet echt bepalend voor welke mycenasoort het is. De geur bij de Mycena’s is meestal zwak. Om een goede determinatie te krijgen wordt het microscopenwerk. Enkele Mycenasoorten zijn bijvoorbeeld de:
Grote bloedsteelmycena (Mycena haematopus)
De grote bloedsteelmycena heeft een klokvormige hoed met een bultje en een rode tot rood-bruine kleur. Wanneer de klokvormige hoed zich opent verschijnt er aan de onderkant een lichtere rand. Net een rokje met een kantje aan de onderkant. De hoed heeft een doorsnee van twee tot vier centimeter. De lamellen zijn aangehecht en wit tot bleekroze van kleur. De grote bloedsteelmycena komt voor op dood hout van vooral van beuken en eikenhout. Meestal staan er dan meerdere bij elkaar. De grote bloedsteelmycena is geurloos.
Helmmycena ((Mycena galericulata)
De helmmycena heeft een klokvormige uitgespreide hoed van twee tot zes centimeter doorsnee. Dit is voor een mycena erg groot, een reus in de Mycenafamilie. Grijsbruin tot beige en een blekere hoedrand met een streepjesrand. De steel is donkerder van kleur, beige tot bruin en aan de basis een herkenbaar gegeven, een witdonzige basis. De steel is taai en kraakbeenachtig, dit in tegenstelling tot andere Mycena’s. De lamellen staan breed uiteen en een aangehecht tandje. Ze zijn wit en hoe ouder de helmmycena is, hoe rozer de plaatjes kleuren. De helmmycena leeft op verterend hout. Bij kneuzing of beschadiging geeft de helmmycena een meelgeur af.
Graskleefsteelmycena Mycena epipterigya)
De graskleefsteelmycena wordt ook wel kleefsteelmycena genoemd.
De klokvormige tot hoed van de graskleefsteelmycena is olijfbruin tot gelig met een wittige rand en een donker gekleurde bovenkant. De hoed heeft een doorsnede van één tot twee centimeter en is net als de licht gele steel kleverig. Dé verklaring voor de naam. De dennen- en lariksnaalden blijven er gewoon aan te plakken. Het is namelijk een Mycene die voorkomt onder naaldbomen zoals de lariks. De graskleefsteelmycena is eveneens te vinden onder loofbomen, heide en schrale graslanden. Meestal in kleine groepjes maar het kan ook voorkomen dat ze massaal, met wel honderden bij elkaar staan. De graskleefsteelmycena geurt naar vers gemaaid gras.
Kleine beukenbladmycena (Mycena capillaris)
Om deze hele kleine paddenstoel te ontdekken moet je bijna met de neus op de grond lopen. De kleine beukenbladmycena groeit, zoals de naam al doet vermoeden op een beukenblad. In een beukenbos, bij beukenbomen in de buurt, is deze paddenstoel dus waar te nemen. Zoek eens tussen de beukenbladeren of de kleine beukenbladmycena ertussen zit. Een dunne, vaak kronkelende steel met een spierwitte klokvormige hoed. Een hoed van 0,2 tot 0,5 centimeter ‘groot’.
Bundelmycena (Mycena arcangeliana)
In de Mycenafamilie is de bundelmycena gewoon een reus met zijn kegelvormige tot gewelfde hoed met een doorsnee van een tot vier centimeter. De kleur van de hoed is witachtig met een rozig tot geelachtige zweem. De steel heeft dezelfde kleur met een donzige basis. De dicht opeen staande, smal aangehechte plaatjes zijn wittig tot zacht rozig. De bundelmycena staat met velen op rottend hout. Ook op oude, versleten rieten daken kan men de bundelmycena tegenkomen. De geur van de bundelmycena is enigszins radijsachtig. Een ander kenmerk van de bundelmycena is de chloorlucht. Wanneer de bundelmycena in een plastic doosje wordt gedaan ruikt het na een poosje naar chloor. Ook een aantal andere Mycena’s doen dat. Namelijk de draadsteelmycena, grijze mycena, dennenmycena en de kleine breedplaatmycena.
Mycena parasiet
En dan staan er Mycena’s op dood hout. De vindplaats, de hoed met de streepjes, de kleur en grote geven aan dat het vast een helmmycena is. Maar deze ziet er wel heel raar uit. De beharing op de hoed hoort niet bij een helmmycena. Een nieuw soort Mycena? Bij navragen op het forum van waarneming.nl, horen deze draden met piepkleine knopjes aan het eind, niet bij de paddenstoel. De helmmycena heeft last van een andere schimmel: de knopschimmel (Spinellus fusiger). Deze schimmel groeit in de hoeden van hoofdzakelijk Mycenasoorten en leeft ten koste van de paddenstoel. De ‘beharing’ is doorschijnend wit en bij ouder wordt het zwart.